Er is een bekend spreekwoord dat luidt: ,,Ik wou dat ik twee schoenen was, dan kon ik samen lopen.” Maar mijn twee schoenen liepen niet, ze stonden in de gang aan het zeil geplakt.
Ik had beter moeten weten en de verf waar ik doorheen had gelopen er meteen af moeten vegen. Maar dat was gepraat achteraf, ze zaten muurvast.
Als ik voorzichtig aan de tong van de schoen trok, gebeurde er niets; zette ik meer kracht, dan kwamen mijn schoenen met zeil en al omhoog. Alleen terpentine leek enig effect te sorteren. Zo bracht ik mijn zaterdag door op mijn knieën, met wattenstaafjes en dampen die me langzaam licht in het hoofd maakten.
Ik dacht na over het werk. Stel, dacht ik, dat het waar was wat Eugenie zei en het boven een grote chaos was. En stel dat daardoor echt zoveel werk in de kelders gedaan moest worden. Ik had geen reden Eugenie te wantrouwen. Of meneer Costeau, ondanks zijn rare verhaal over hoe ook beneden de werkdruk opliep tot de boel explodeerde. Waarom huurden ze geen crisismanager in, een krachtige figuur die orde op zaken stelde? Wie kon dat doen?
En het idee sijpelde als een ijle damp mijn hersens in: ze hadden mij ervoor aangenomen! Ik durfde het haast niet te denken. Overschatte ik mezelf? Misschien wachtten ze wel af tot ik met het voorstel zou komen. Nou, dan zou ik ze eens wat laten zien. Ik hield wel van een uitdaging! Ik zou de chaos te lijf gaan en er gehakt van maken, ordelijk gehakt, geen prakje half-om-half.
Wat zouden ze van me opkijken: meneer Costeau, Eugenie en ook mijn vader. De terpentinedamp prikkelde in mijn ogen, ik knipperde de tranen weg. Papa, zou ik zeggen, je zoon heeft de universiteit gered. En hij zou me op de schouders nemen. Ja, die sterke man zou bukken om mij, zijn zoon, op zijn schouders te laten klimmen en samen maakten we een ereronde door de buurt, waar de buren al waren uitgelopen om ons toe te juichen: wat een fantastische zoon heeft de buurman! Hij heeft de universiteit gered. We kunnen niet wachten tot hij er een boek over schrijft. Kurken knalden. De champagne liep langs mijn mondhoeken, drupte van mijn kin.
,,Wat voer jij uit?”, baste mijn vader. Hij stond met zijn geruite spencer en een pak melk in de deuropening. Ik zag mezelf door zijn ogen, zijn schlemielige zoon zat gehurkt in de gang bij zijn schoenen en hield een fles terpentine aan zijn mond. Dat had weinig gescheeld.
,,Ik poets mijn schoenen.” Terwijl ik het verzon wist ik dat hij er niet in zou trappen.
,, Met terpentine?”
,,Ze moeten blinken.” Als ik eenmaal in een leugen verstrikt raak, is er geen weg terug. ,,Ik heb een heel belangrijke afspraak.”
Vader trok zijn wenkbrauwen op. ,,Zozo. Een belangrijke afspraak. Dat is interessant: mijn zoon poetst zijn schoenen want hij heeft een belangrijke afspraak. Iets met een meisje misschien?” De vieze glimlach verried dat hij zich dat niet kon voorstellen.
,,Nee pa, ik ga belangrijk werk doen. De universiteit redden, dat ga ik doen. Er zijn problemen, de mensen moeten te hard werken en ik ga dat oplossen. Dus.”
Even dacht ik dat hij onder de indruk was, zo diep haalde hij adem, maar het was de stilte voor de storm. Hij gaf zijn mening door heel nadrukkelijk te lachen. Langzaam liep zijn hoofd rood aan. Zijn spencer kroop omhoog. Er viel een haarlok over zijn voorhoofd. Wat was hij lelijk.
Nadat hij klaar was met lachen deed hij een paar stappen in mijn richting. Hij zette het pak melk naast me neer en fluisterde, met alle dédain die hij in zijn stem kon vinden: ,,Je loopt naast je schoenen. Denk je dat al die ingenieurs jou nodig hebben? Ze lachen je vierkant uit. Ze denken: daar komt zo’n snotneus, nota bene niet eens een student van deze universiteit, die denkt dat hij ons de les kan lezen. Daar is de redder van ons, ingenieurs, daar is onze jongen zonder opleiding, de jongen zonder titel. Zit je soms te lang aan die terpentine te snuiven? Nee jongen, vooruitgang is niet weggelegd voor jou. Jij zit je hele leven op dezelfde plek vastgelijmd.”
Hij richtte zich weer op en trok zijn broek recht. Ik keek naar mijn weigerachtige schoenen. En toch, dacht ik, en toch.
Als ik voorzichtig aan de tong van de schoen trok, gebeurde er niets; zette ik meer kracht, dan kwamen mijn schoenen met zeil en al omhoog. Alleen terpentine leek enig effect te sorteren. Zo bracht ik mijn zaterdag door op mijn knieën, met wattenstaafjes en dampen die me langzaam licht in het hoofd maakten.
Ik dacht na over het werk. Stel, dacht ik, dat het waar was wat Eugenie zei en het boven een grote chaos was. En stel dat daardoor echt zoveel werk in de kelders gedaan moest worden. Ik had geen reden Eugenie te wantrouwen. Of meneer Costeau, ondanks zijn rare verhaal over hoe ook beneden de werkdruk opliep tot de boel explodeerde. Waarom huurden ze geen crisismanager in, een krachtige figuur die orde op zaken stelde? Wie kon dat doen?
En het idee sijpelde als een ijle damp mijn hersens in: ze hadden mij ervoor aangenomen! Ik durfde het haast niet te denken. Overschatte ik mezelf? Misschien wachtten ze wel af tot ik met het voorstel zou komen. Nou, dan zou ik ze eens wat laten zien. Ik hield wel van een uitdaging! Ik zou de chaos te lijf gaan en er gehakt van maken, ordelijk gehakt, geen prakje half-om-half.
Wat zouden ze van me opkijken: meneer Costeau, Eugenie en ook mijn vader. De terpentinedamp prikkelde in mijn ogen, ik knipperde de tranen weg. Papa, zou ik zeggen, je zoon heeft de universiteit gered. En hij zou me op de schouders nemen. Ja, die sterke man zou bukken om mij, zijn zoon, op zijn schouders te laten klimmen en samen maakten we een ereronde door de buurt, waar de buren al waren uitgelopen om ons toe te juichen: wat een fantastische zoon heeft de buurman! Hij heeft de universiteit gered. We kunnen niet wachten tot hij er een boek over schrijft. Kurken knalden. De champagne liep langs mijn mondhoeken, drupte van mijn kin.
,,Wat voer jij uit?”, baste mijn vader. Hij stond met zijn geruite spencer en een pak melk in de deuropening. Ik zag mezelf door zijn ogen, zijn schlemielige zoon zat gehurkt in de gang bij zijn schoenen en hield een fles terpentine aan zijn mond. Dat had weinig gescheeld.
,,Ik poets mijn schoenen.” Terwijl ik het verzon wist ik dat hij er niet in zou trappen.
,, Met terpentine?”
,,Ze moeten blinken.” Als ik eenmaal in een leugen verstrikt raak, is er geen weg terug. ,,Ik heb een heel belangrijke afspraak.”
Vader trok zijn wenkbrauwen op. ,,Zozo. Een belangrijke afspraak. Dat is interessant: mijn zoon poetst zijn schoenen want hij heeft een belangrijke afspraak. Iets met een meisje misschien?” De vieze glimlach verried dat hij zich dat niet kon voorstellen.
,,Nee pa, ik ga belangrijk werk doen. De universiteit redden, dat ga ik doen. Er zijn problemen, de mensen moeten te hard werken en ik ga dat oplossen. Dus.”
Even dacht ik dat hij onder de indruk was, zo diep haalde hij adem, maar het was de stilte voor de storm. Hij gaf zijn mening door heel nadrukkelijk te lachen. Langzaam liep zijn hoofd rood aan. Zijn spencer kroop omhoog. Er viel een haarlok over zijn voorhoofd. Wat was hij lelijk.
Nadat hij klaar was met lachen deed hij een paar stappen in mijn richting. Hij zette het pak melk naast me neer en fluisterde, met alle dédain die hij in zijn stem kon vinden: ,,Je loopt naast je schoenen. Denk je dat al die ingenieurs jou nodig hebben? Ze lachen je vierkant uit. Ze denken: daar komt zo’n snotneus, nota bene niet eens een student van deze universiteit, die denkt dat hij ons de les kan lezen. Daar is de redder van ons, ingenieurs, daar is onze jongen zonder opleiding, de jongen zonder titel. Zit je soms te lang aan die terpentine te snuiven? Nee jongen, vooruitgang is niet weggelegd voor jou. Jij zit je hele leven op dezelfde plek vastgelijmd.”
Hij richtte zich weer op en trok zijn broek recht. Ik keek naar mijn weigerachtige schoenen. En toch, dacht ik, en toch.
Comments are closed.