Opinie

De kelderwerkers (13)

De jeuk trok langs mijn schouderbladen omhoog naar die plek waar ik met geen mogelijkheid bij kon komen. Rillend van de kriebels liep ik door de keldergang.

Op de vloeren was condens samengevloeid tot plassen. Ik zou me nooit in deze spekgladde gang gewaagd hebben als de drukker me de tip niet had gegeven. Wat een jeuk, ik werd er gek van. Nu kriebelde het weer in mijn hals.


1 Illustratie:Saskia Wigbold

De deur van de kamer was open. Er hing een briefje op: vandaag helaas geen bonnen. Aha, dacht ik, daar begint het al. De drukker had gelijk.

Binnen zat iemand die je een rijpere vrouw zou kunnen noemen bij het licht van een bureaulamp over een sigarenkistje gebogen.

,,Bent u mevrouw Vrijmoed?”

,,Ik heb vandaag geen bonnen! Ik ben bezig, u stoort me.”

,,De blauwe inkt is op, de drukker heeft een bestelbon nodig. U bent als inkoopcoördinator verantwoordelijk voor de bonnen, zegt hij. Voert u wel iets uit, vraagt hij zich af.”

Mevrouw Vrijmoed legde het pincet neer. Ze keek over haar leesbril heen. Ik zag haar nek dieprood kleuren. Ze pakte de pincet weer op en knipte de bekken een paar keer samen.

,,De drukker kan verrekken. Bestelbonnen, verzendbonnen, orderbonnen, betaalbonnen, bonnenbonnen: ik word er ziek van. Zeg maar tegen de drukker dat hij die containers met inkt alvast ophaalt, ze staan tenslotte in de kamer naast hem. De bonnen komen wel. Of niet.”

Ze boog zich weer over haar doosje. Plots keek ze op. ,,Blijf staan!”, riep ze. Met uitgestoken pincet kwam ze op me af lopen. Ik wist me geen raad. Vlak voor me kwam ze staan, ik rook haar zeepgeur, ik hoorde het knippen van haar pincet. Ze kriebelde in mijn nek en riep: ,,Hebbes!”

In de bek van haar pincet spartelde een groene tor. Mevrouw Vrijmoed bracht hem naar haar ogen. ,,Wat een prachtexemplaar. Snel een doosje pakken.”

Met een hand onder het pincet huppelde ze langs haar bureau. Haar norsheid was totaal verdwenen. ,,De groene graaftor, ik wist dat hij er moest zijn. Het handboek zegt dat hij voorkomt in donkere, vochtige ruimtes. Ik wist het!”

De lade die ze opende, lag vol met houten kistjes. Ik probeerde een blik te werpen op de inhoud.

,,Ja, kijk maar eens goed. Deze hele collectie heb ik eigenhandig verzameld. Dat is toch veel belangrijker dan bonnen? Een groene graaftor, ongelooflijk. Hij zat gewoon in je nek. Hij is mooi, vind je niet? Hoe heet je, jongen, dan vernoem ik de tor naar je.”
,,Jonas.”

,,Jonas. Aangenaam, ik ben Nellie. Kijk eens: in deze kist heb ik een gevlekte betontor, echt een heel zeldzaam exemplaar. Ik kan haast niet wachten tot hij dood gaat, dan kan ik hem het eremetaal opspelden. Zo noem ik dat, als ik ze vastprik in de vitrinekast.”

In de kist, tussen wat sprieten hooi en een kluitje aarde, kroop de betontor rond. Hij probeerde over een takje te klimmen. Steedsopnieuw viel hij op zijn rug.

,,Wat een volhouder”, zei Nellie op een toon die diepe liefde verried. ,,Ze sterven bijna uit, wist je dat? Er is teveel herrie in de kelder. Het komt door het geruis. Alle borrelende buizen die door de gangen lopen, alle telefoondraden die zoemen: nergens vindt de tor meer rust. Daar kan ik me echt zorgen om maken.”

,,Mevrouw Nellie, ik moet u toch wijzen op het probleem met de bonnen.”

,,Er is geen probleem. Het bonnenpapier is op, dus ik kan geen papierbon indienen. Toch stopt de papierstroom niet. Die bonnen zijn pure tijdverspilling, tijd die ik nodig heb om mijn torrencollectie te voltooien. Als jij iets wilt doen voor deze gemeenschap: laat de problemen over aan hun eigenaren en stop het ruisen en zoemen van de buizen en de kabels. Red de tor!”

Zo smolt ook dit probleem voor mijn ogen weg tot slechts een plasje water overbleef. Bijna was ik jaloers op Jonas de graaftor, die zijn kistje op orde gemaakt had en, onwetend van de dreigende speldenprik, de dekschilden behaaglijk om zijn lijf vouwde.


1 Illustratie:Saskia Wigbold

De deur van de kamer was open. Er hing een briefje op: vandaag helaas geen bonnen. Aha, dacht ik, daar begint het al. De drukker had gelijk.

Binnen zat iemand die je een rijpere vrouw zou kunnen noemen bij het licht van een bureaulamp over een sigarenkistje gebogen.

,,Bent u mevrouw Vrijmoed?”

,,Ik heb vandaag geen bonnen! Ik ben bezig, u stoort me.”

,,De blauwe inkt is op, de drukker heeft een bestelbon nodig. U bent als inkoopcoördinator verantwoordelijk voor de bonnen, zegt hij. Voert u wel iets uit, vraagt hij zich af.”

Mevrouw Vrijmoed legde het pincet neer. Ze keek over haar leesbril heen. Ik zag haar nek dieprood kleuren. Ze pakte de pincet weer op en knipte de bekken een paar keer samen.

,,De drukker kan verrekken. Bestelbonnen, verzendbonnen, orderbonnen, betaalbonnen, bonnenbonnen: ik word er ziek van. Zeg maar tegen de drukker dat hij die containers met inkt alvast ophaalt, ze staan tenslotte in de kamer naast hem. De bonnen komen wel. Of niet.”

Ze boog zich weer over haar doosje. Plots keek ze op. ,,Blijf staan!”, riep ze. Met uitgestoken pincet kwam ze op me af lopen. Ik wist me geen raad. Vlak voor me kwam ze staan, ik rook haar zeepgeur, ik hoorde het knippen van haar pincet. Ze kriebelde in mijn nek en riep: ,,Hebbes!”

In de bek van haar pincet spartelde een groene tor. Mevrouw Vrijmoed bracht hem naar haar ogen. ,,Wat een prachtexemplaar. Snel een doosje pakken.”

Met een hand onder het pincet huppelde ze langs haar bureau. Haar norsheid was totaal verdwenen. ,,De groene graaftor, ik wist dat hij er moest zijn. Het handboek zegt dat hij voorkomt in donkere, vochtige ruimtes. Ik wist het!”

De lade die ze opende, lag vol met houten kistjes. Ik probeerde een blik te werpen op de inhoud.

,,Ja, kijk maar eens goed. Deze hele collectie heb ik eigenhandig verzameld. Dat is toch veel belangrijker dan bonnen? Een groene graaftor, ongelooflijk. Hij zat gewoon in je nek. Hij is mooi, vind je niet? Hoe heet je, jongen, dan vernoem ik de tor naar je.”
,,Jonas.”

,,Jonas. Aangenaam, ik ben Nellie. Kijk eens: in deze kist heb ik een gevlekte betontor, echt een heel zeldzaam exemplaar. Ik kan haast niet wachten tot hij dood gaat, dan kan ik hem het eremetaal opspelden. Zo noem ik dat, als ik ze vastprik in de vitrinekast.”

In de kist, tussen wat sprieten hooi en een kluitje aarde, kroop de betontor rond. Hij probeerde over een takje te klimmen. Steedsopnieuw viel hij op zijn rug.

,,Wat een volhouder”, zei Nellie op een toon die diepe liefde verried. ,,Ze sterven bijna uit, wist je dat? Er is teveel herrie in de kelder. Het komt door het geruis. Alle borrelende buizen die door de gangen lopen, alle telefoondraden die zoemen: nergens vindt de tor meer rust. Daar kan ik me echt zorgen om maken.”

,,Mevrouw Nellie, ik moet u toch wijzen op het probleem met de bonnen.”

,,Er is geen probleem. Het bonnenpapier is op, dus ik kan geen papierbon indienen. Toch stopt de papierstroom niet. Die bonnen zijn pure tijdverspilling, tijd die ik nodig heb om mijn torrencollectie te voltooien. Als jij iets wilt doen voor deze gemeenschap: laat de problemen over aan hun eigenaren en stop het ruisen en zoemen van de buizen en de kabels. Red de tor!”

Zo smolt ook dit probleem voor mijn ogen weg tot slechts een plasje water overbleef. Bijna was ik jaloers op Jonas de graaftor, die zijn kistje op orde gemaakt had en, onwetend van de dreigende speldenprik, de dekschilden behaaglijk om zijn lijf vouwde.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.