De vrouw met het zuur ruikende permanent voerde me nog een trap af, naar een kelder onder de kelder waar het licht schaars werd en de lucht muf rook. Ik zag de afgesleten treden, het vale beton van de muren met vetplekken rond de trapleuning.
De vrouw, ik had haar naam niet verstaan, hing met het volle gewicht van haar tengere lichaam aan de klink van een metalen schuifdeur. Centimeter na centimeter opende zich het uitzicht op een gang als een bergtunnel: recht, schemerig, eindeloos.
,,Volgt u mij?”, vroeg ze, alsof ik een andere keus had. Ja natuurlijk, ik kon de trappen op rennen en mijn weg terug zoeken door de gangen en klapdeuren van dit kolossale gebouw naar die toegangsdeuren die zo venijnig achter me waren dichtgeklapt. Ik had die mogelijkheid. Maar deze kans wilde ik niet verspelen.
,,Onthoud dit: de vierde deur links is van meneer Costeau.” Ze klopte hard op de deur, zette een schouder tegen het hout en duwde, duwde. ,,Help eens mee”, pufte ze.
Ik zette mijn volle gewicht tegen de deur. Zij liet de deurklink los, de deur vloog open en ik struikelde de kamer binnen.
,,Dit is uw sollicitant, meneer Costeau. De jongeheer Malaise.”
,,Maarheeze,” verbeterde ik, ,,goedemorgen.”
,,Regent het?”, vroeg de vrouw. Ze wees op een emmertje dat midden op het bureau van meneer Costeau stond. Hij haalde zijn schouders op. ,,Ik denk dat boven het dweilen is begonnen. De bovenbouw wordt altijd gereinigd voor het begin van het seizoen. U wordt vriendelijk bedankt, juffrouw Spaak. En u, jongeheer Malheur, neemt u toch plaats.”
Meneer Costeau zat om zijn eigen welgemanierdheid te glunderen achter het emmertje waar elke paar seconden een druppel in tikte. Ook het bureaublad was nat, en zelfs de revers van meneer zijn gestreepte pak vertoonden vochtplekken.
De stoel waar hij naar wees, werd bezet door een bruinbehaard beest, iets tussen een cavia en een hondje.
,,Zet Wolf maar op de grond hoor. Hij doet niets.”
Zodra ik een hand naar hem uitstak, begon de cavia schril te keffen. Hij toonde een dubbele rij witte glasscherven.
,,Ik blijf wel even staan.”
Meneer Costeau lachte minzaam. ,,Dat is galant van u. Is u ook een dierenvriend?” Ik wilde antwoorden, maar meneer Costeau was me te vlug af. Of ik wist wat mijn functie inhield, vroeg hij, of ik bereid was te werken bij kunstlicht, of ik secuur werken kon, plichtsgetrouw en stipt en gezeglijk was, hij ging
maar door. Ik knikte slechts.
,,Heel fijn. Hier is je eerste taak.” Hij schoof een pak papier naar me toe. ,,Het is nakijkwerk voor de mensen van boven. Er is haast bij, binnenkort komen de studenten terug van vakantie.”
,,Schrapformulieren? Die kan de computer toch nakijken?”
Meneer Costeau legde een vinger over zijn lippen. ,, Ssst! Laat de mensen hierboven het niet horen. Welke computer? Er isgeen computer.” Hij lachte de hese lach van dikke mannetjes. ,,Je kunt aan mijn tafel werken vandaag, Wolf houdt je wel gezelschap. Ik zie je later vanmiddag weer.”
,, Meneer Costeau ? ”
Hij hield in bij de deur. ,,Ja?”, vroeg hij ongeduldig. Zijn aimabele glimlach was verdwenen.
,,Bedoelt u dat ik ben aangenomen?”
,,Als je geen stomme vragen meer stelt en je taak op tijd af hebt, ja”, bromde hij. De deur liet hij open staan.
Zo voelde het dus om een werkende man te zijn. Een minuut of twee bleef ik besluiteloos staan. In de verte hoorde ik geluiden, gedempte stemmen, gelach. In deze kamer klonk alleen het tikken van waterdruppels die in de emmer vielen en het zachte snurken van Wolf. Heel voorzichtig tilde ik het beestje op en schoof hem over de tafel, van links naar rechts en terug, tot het blad droog aanvoelde. Ik ging zitten, legde het eerste schrapformulier naast de antwoordenlijst en probeerde te vergeten dat twee verdiepingen hoger de zon scheen.
Blikskater
,,Volgt u mij?”, vroeg ze, alsof ik een andere keus had. Ja natuurlijk, ik kon de trappen op rennen en mijn weg terug zoeken door de gangen en klapdeuren van dit kolossale gebouw naar die toegangsdeuren die zo venijnig achter me waren dichtgeklapt. Ik had die mogelijkheid. Maar deze kans wilde ik niet verspelen.
,,Onthoud dit: de vierde deur links is van meneer Costeau.” Ze klopte hard op de deur, zette een schouder tegen het hout en duwde, duwde. ,,Help eens mee”, pufte ze.
Ik zette mijn volle gewicht tegen de deur. Zij liet de deurklink los, de deur vloog open en ik struikelde de kamer binnen.
,,Dit is uw sollicitant, meneer Costeau. De jongeheer Malaise.”
,,Maarheeze,” verbeterde ik, ,,goedemorgen.”
,,Regent het?”, vroeg de vrouw. Ze wees op een emmertje dat midden op het bureau van meneer Costeau stond. Hij haalde zijn schouders op. ,,Ik denk dat boven het dweilen is begonnen. De bovenbouw wordt altijd gereinigd voor het begin van het seizoen. U wordt vriendelijk bedankt, juffrouw Spaak. En u, jongeheer Malheur, neemt u toch plaats.”
Meneer Costeau zat om zijn eigen welgemanierdheid te glunderen achter het emmertje waar elke paar seconden een druppel in tikte. Ook het bureaublad was nat, en zelfs de revers van meneer zijn gestreepte pak vertoonden vochtplekken.
De stoel waar hij naar wees, werd bezet door een bruinbehaard beest, iets tussen een cavia en een hondje.
,,Zet Wolf maar op de grond hoor. Hij doet niets.”
Zodra ik een hand naar hem uitstak, begon de cavia schril te keffen. Hij toonde een dubbele rij witte glasscherven.
,,Ik blijf wel even staan.”
Meneer Costeau lachte minzaam. ,,Dat is galant van u. Is u ook een dierenvriend?” Ik wilde antwoorden, maar meneer Costeau was me te vlug af. Of ik wist wat mijn functie inhield, vroeg hij, of ik bereid was te werken bij kunstlicht, of ik secuur werken kon, plichtsgetrouw en stipt en gezeglijk was, hij ging
maar door. Ik knikte slechts.
,,Heel fijn. Hier is je eerste taak.” Hij schoof een pak papier naar me toe. ,,Het is nakijkwerk voor de mensen van boven. Er is haast bij, binnenkort komen de studenten terug van vakantie.”
,,Schrapformulieren? Die kan de computer toch nakijken?”
Meneer Costeau legde een vinger over zijn lippen. ,, Ssst! Laat de mensen hierboven het niet horen. Welke computer? Er isgeen computer.” Hij lachte de hese lach van dikke mannetjes. ,,Je kunt aan mijn tafel werken vandaag, Wolf houdt je wel gezelschap. Ik zie je later vanmiddag weer.”
,, Meneer Costeau ? ”
Hij hield in bij de deur. ,,Ja?”, vroeg hij ongeduldig. Zijn aimabele glimlach was verdwenen.
,,Bedoelt u dat ik ben aangenomen?”
,,Als je geen stomme vragen meer stelt en je taak op tijd af hebt, ja”, bromde hij. De deur liet hij open staan.
Zo voelde het dus om een werkende man te zijn. Een minuut of twee bleef ik besluiteloos staan. In de verte hoorde ik geluiden, gedempte stemmen, gelach. In deze kamer klonk alleen het tikken van waterdruppels die in de emmer vielen en het zachte snurken van Wolf. Heel voorzichtig tilde ik het beestje op en schoof hem over de tafel, van links naar rechts en terug, tot het blad droog aanvoelde. Ik ging zitten, legde het eerste schrapformulier naast de antwoordenlijst en probeerde te vergeten dat twee verdiepingen hoger de zon scheen.
Blikskater
Comments are closed.