Campus

De graficus

Geert de Heer zag het als een verplichting. Na je studie hoor je nu eenmaal een baan te zoeken die daarbij past. Maar de arbeidsmarkt voor bouwkundigen was in 1981 ongunstig en De Heer bleef werkloos.

Gelukkig maar, want het gaf hem de kans om voor zich zelf toe te geven dat hij bouwkunde helemaal niet leuk vond. Kunst was immers veel interessanter. ,,Achteraf gezien ben ik blij dat ik destijds geen baan heb kunnen vinden.”

Bouwkunde. Het is nooit iets geweest voor De Heer. Toch is hij er twaalf jaar mee bezig geweest. Na vijf jaar hts schreef hij zich in op de TH, om daar nog zeven jaar verder te studeren. ,,Ik wilde er niet aan toegeven”, verklaart hij. ,,Mijn studie in Delft was eigenlijk een uitstel van executie.” Pas toen de studie was voltooid en De Heer ging solliciteren, was zijn afkeer van het vakgebied niet langer te ontkennen. ,,Bij een sollicitatiegesprek vroeg ik me vaak af wat ik daar nu eigenlijk deed. Tijdens mijn studie had ik namelijk al op architectenbureaus gewerkt en ik voelde me daar eigenlijk nooit thuis. Ik weet niet waarom dat zo was. Het zal wel met het feit te maken hebben dat je móést presteren.”

In die vruchteloze sollicitatieperiode had De Heer tijd genoeg om zich met kunst bezig te houden. Zo schilderde hij veel en ondernam hij ludieke, kunstzinnige activiteiten. ,,Ik heb met een vriend nog eens een roze tetraëder in een park in Delft geplaatst. Dat was naar aanleiding van een jubileum van de DWH (Delftse Werkgroep Homosexualiteit).” Met bouwkunde was hij intussen steeds minder bezig. ,,Ik dacht weinig terug aan mijn studie. Ik heb er vreemd genoeg ook helemaal geen vrienden aan over gehouden.”

Twee jaar na het verkrijgen van zijn ingenieursbul diende de onafwendbare doorbraak in zijn leven zich aan: hij begon aan een studie op de Kunstacademie in Rotterdam. Een gouden greep, bleek al snel. ,,Ik kwam daar helemaal los en durfde veel meer. Het klikte ook erg goed met de mensen in mijn klas.” Na het basisjaar specialiseerde De Heer zich in tekenen en grafiek, het maken van etsen. Op deze specialisaties studeerde hij in 1989 af. Uit een plastic tasje (,,Ik moet ze toch ergens laten”) komen enkele etsen uit die tijd tevoorschijn. De metalen platen tonen zijn interpretaties van oeroude rotsschilderingen. ,,Ik hield me toen bezig met oude culturen. De eenvoud van die vormen sprak me aan.”

In al zijn werk zit iets persoonlijks verweven. ,,Het zijn mijn gedachten en fantasieën”, legt de kunstenaar uit. ,,Er zitten ook veel homo-erotische elementen in verwerkt.” Zijn etsen vallen volgens hem niet binnen een bepaalde stroming, want ,,het is tegenwoordig heel moeilijk om stromingen binnen de grafische kunst te onderscheiden. Je hebt hooguit de experimentele grafiek, maar de mensen die daar mee bezig zijn willen eigenlijk geen graficus worden genoemd.”

Als kersverse beroepskunstenaar probeerde De Heer zijn werknatuurlijk te verkopen. ,,Dat ging wel aardig. Ik heb altijd goede reacties gehad.” Maar genoeg geld verdiende hij er niet mee. Een aanvullende toelage van de overheid, speciaal bedoeld voor kunstenaars, bood financiële ondersteuning. Daar was De Heer echter niet gelukkig mee. ,,Ik wilde van die uitkering af. Het is een ontzettend controlerende instantie. Bovendien is er sprake van dat heel veel toelagen wegens bezuinigingen moeten verdwijnen.”

Om zelf in zijn onderhoud te kunnen voorzien, besloot hij een cursus ‘grafische vormgeving op computers’ te gaan volgen. Daar zaten mogelijkheden voor een baan in, zonder dat hij zijn liefde voor kunst moest verlaten. ,,Ik zag het meer als een verbreding van mijn vakgebied.” De bijscholing bracht hem wat hij er van verwachtte: een baan als grafisch vormgever. In die functie werkt hij nu bijna full-time bij de Rotterdamsche Communicatie Compagnie. De rest van zijn tijd besteedt hij nog steeds aan het maken van etsen. ,,Een ideale mix”, vindt hij zelf.

Als vormgever moet De Heer zich eigenlijk bezighouden met het ontwerpen van stramienen en huisstijlen. Maar vreemd genoeg heeft hij nu meer een leidinggevende functie. ,,Ik mag zo ongeveer vertellen wat er moet gebeuren.” Een manager dus? ,,Ja, wel een beetje. Ik vind het wel leuk. Je hebt te maken met tekstschrijvers, fotografen, illustratoren, drukkers en lithografen. Ik weet alleen niet of ik het werk lang volhoud. Het is zo intensief dat ik er ’s nachts wel eens wakker van word.”

Voorgoed blijft hij dit werk zeker niet doen. ,,Het is de bedoeling dat ik binnen vijf jaar met mijn vriend naar Frankrijk vertrek. Daar hebben we al een huis bij de rivier de Lot. Vooral het klimaat en de ruimte spreken me daar aan.” Aan zijn Frans moet echter nog wel gesleuteld worden, dus is het tijd om weer wat bij te leren. ,,Ik ga binnenkort een cursus volgen om mijn spreekvaardigheid te vergroten.”

Robin Lopulalan

Geert de Heer zag het als een verplichting. Na je studie hoor je nu eenmaal een baan te zoeken die daarbij past. Maar de arbeidsmarkt voor bouwkundigen was in 1981 ongunstig en De Heer bleef werkloos. Gelukkig maar, want het gaf hem de kans om voor zich zelf toe te geven dat hij bouwkunde helemaal niet leuk vond. Kunst was immers veel interessanter. ,,Achteraf gezien ben ik blij dat ik destijds geen baan heb kunnen vinden.”

Bouwkunde. Het is nooit iets geweest voor De Heer. Toch is hij er twaalf jaar mee bezig geweest. Na vijf jaar hts schreef hij zich in op de TH, om daar nog zeven jaar verder te studeren. ,,Ik wilde er niet aan toegeven”, verklaart hij. ,,Mijn studie in Delft was eigenlijk een uitstel van executie.” Pas toen de studie was voltooid en De Heer ging solliciteren, was zijn afkeer van het vakgebied niet langer te ontkennen. ,,Bij een sollicitatiegesprek vroeg ik me vaak af wat ik daar nu eigenlijk deed. Tijdens mijn studie had ik namelijk al op architectenbureaus gewerkt en ik voelde me daar eigenlijk nooit thuis. Ik weet niet waarom dat zo was. Het zal wel met het feit te maken hebben dat je móést presteren.”

In die vruchteloze sollicitatieperiode had De Heer tijd genoeg om zich met kunst bezig te houden. Zo schilderde hij veel en ondernam hij ludieke, kunstzinnige activiteiten. ,,Ik heb met een vriend nog eens een roze tetraëder in een park in Delft geplaatst. Dat was naar aanleiding van een jubileum van de DWH (Delftse Werkgroep Homosexualiteit).” Met bouwkunde was hij intussen steeds minder bezig. ,,Ik dacht weinig terug aan mijn studie. Ik heb er vreemd genoeg ook helemaal geen vrienden aan over gehouden.”

Twee jaar na het verkrijgen van zijn ingenieursbul diende de onafwendbare doorbraak in zijn leven zich aan: hij begon aan een studie op de Kunstacademie in Rotterdam. Een gouden greep, bleek al snel. ,,Ik kwam daar helemaal los en durfde veel meer. Het klikte ook erg goed met de mensen in mijn klas.” Na het basisjaar specialiseerde De Heer zich in tekenen en grafiek, het maken van etsen. Op deze specialisaties studeerde hij in 1989 af. Uit een plastic tasje (,,Ik moet ze toch ergens laten”) komen enkele etsen uit die tijd tevoorschijn. De metalen platen tonen zijn interpretaties van oeroude rotsschilderingen. ,,Ik hield me toen bezig met oude culturen. De eenvoud van die vormen sprak me aan.”

In al zijn werk zit iets persoonlijks verweven. ,,Het zijn mijn gedachten en fantasieën”, legt de kunstenaar uit. ,,Er zitten ook veel homo-erotische elementen in verwerkt.” Zijn etsen vallen volgens hem niet binnen een bepaalde stroming, want ,,het is tegenwoordig heel moeilijk om stromingen binnen de grafische kunst te onderscheiden. Je hebt hooguit de experimentele grafiek, maar de mensen die daar mee bezig zijn willen eigenlijk geen graficus worden genoemd.”

Als kersverse beroepskunstenaar probeerde De Heer zijn werknatuurlijk te verkopen. ,,Dat ging wel aardig. Ik heb altijd goede reacties gehad.” Maar genoeg geld verdiende hij er niet mee. Een aanvullende toelage van de overheid, speciaal bedoeld voor kunstenaars, bood financiële ondersteuning. Daar was De Heer echter niet gelukkig mee. ,,Ik wilde van die uitkering af. Het is een ontzettend controlerende instantie. Bovendien is er sprake van dat heel veel toelagen wegens bezuinigingen moeten verdwijnen.”

Om zelf in zijn onderhoud te kunnen voorzien, besloot hij een cursus ‘grafische vormgeving op computers’ te gaan volgen. Daar zaten mogelijkheden voor een baan in, zonder dat hij zijn liefde voor kunst moest verlaten. ,,Ik zag het meer als een verbreding van mijn vakgebied.” De bijscholing bracht hem wat hij er van verwachtte: een baan als grafisch vormgever. In die functie werkt hij nu bijna full-time bij de Rotterdamsche Communicatie Compagnie. De rest van zijn tijd besteedt hij nog steeds aan het maken van etsen. ,,Een ideale mix”, vindt hij zelf.

Als vormgever moet De Heer zich eigenlijk bezighouden met het ontwerpen van stramienen en huisstijlen. Maar vreemd genoeg heeft hij nu meer een leidinggevende functie. ,,Ik mag zo ongeveer vertellen wat er moet gebeuren.” Een manager dus? ,,Ja, wel een beetje. Ik vind het wel leuk. Je hebt te maken met tekstschrijvers, fotografen, illustratoren, drukkers en lithografen. Ik weet alleen niet of ik het werk lang volhoud. Het is zo intensief dat ik er ’s nachts wel eens wakker van word.”

Voorgoed blijft hij dit werk zeker niet doen. ,,Het is de bedoeling dat ik binnen vijf jaar met mijn vriend naar Frankrijk vertrek. Daar hebben we al een huis bij de rivier de Lot. Vooral het klimaat en de ruimte spreken me daar aan.” Aan zijn Frans moet echter nog wel gesleuteld worden, dus is het tijd om weer wat bij te leren. ,,Ik ga binnenkort een cursus volgen om mijn spreekvaardigheid te vergroten.”

Robin Lopulalan

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.