Industrieel ontwerpers zijn te klantvriendelijk. Als het milieu in het geding komt, mogen ze best eens een opdracht weigeren of proberen dat te veranderen.
Industrieel ontwerpers zijn te klantvriendelijk. Als het milieu in het geding komt, mogen ze best eens een opdracht weigeren of proberen dat te veranderen. Ook in de opleiding moet daar ruimte voor zijn, anders slaat de creativiteit dood, vindt dr.ir. Conny Bakker. Ze promoveerde onlangs op onderzoek naar milieu-informatie voor ontwerpers.
Bakker weet waarover ze spreekt; ze studeerde zelf industrieel ontwerpen, werkte op twee ontwerpbureaus en richtte O2 op, een organisatie die milieugerichte produktontwikkeling stimuleert. Voor het produktcentrum TNO werkte ze mee aan het eco-design project voor milieugericht herontwerpen. Later kreeg ze bij TNO de kans om onderzoek te doen naar milieu-informatie voor ontwerpers.
Bakker: ,,Het idee is eigenlijk heel simpel. In elke fase van het ontwerpproces bekijk je welke soort informatie er beschikbaar is en om welke informatie ontwerpers vragen. Sluit dat niet op elkaar aan, dan is er een knelpunt.” Deze methode vraagt erom ontwerpers aan het werk te zien. Daartoe draaide Bakker mee in de eco-design projecten van TNO.
Bakker: ,,Leuke projecten waren dat. Het is heel dankbaar werk als je gewoon een halve meter overbodige buis uit een bureaustoel kunt halen. En ik kon de projecten mooi gebruiken als case voor mijn onderzoek.”
In een ander experiment gaf Bakker een aantal ontwerpers de opdracht om een zakje koffiecreamer te verbeteren. De zakjes bestaan uit een laminaat van papier, aluminiumfolie en polyethyleen, plus drie gram creamer. De ontwerpers kregen tweeëneenhalf uur de tijd om een oplossing uit te werken en moesten daarbij hardop denken.
Bakker: ,,De meeste oplossingen waren inzamelsystemen, slimme hervulbare dispencers en dergelijke. Zulke vindingen passen niet bij de gebruiksomgeving en niet bij het bedrijf. Mijn oplossing zou geweest zijn: ervoor zorgen dat er geen echt giftige stoffen in de verpakking zitten en dan gewoon verbranden met terugwinning van energie.”
Natuurlijk waren de poederzakjes maar bijzaak. De vraag naar informatie over milieu-aspecten, was waar het Bakker om ging. Het blijkt dat ontwerpers vooral feitjes willen weten, zoals: welke biologisch afbreekbare kunststoffen zijn er, in welke kleuren en zijn ze bedrukbaar of niet? Zulke concrete gegevens zijn er wel, maar ze zijn teveel verspreid en niet altijd betrouwbaar. Er zit veel reclame tussen. Het publiceren van objectieve factsheets zou dus handig zijn.
Leemte
Ook milieu-analyses zouden op grote schaal gepubliceerd moeten worden, want ontwerpers kunnen die makkelijk vertalen naar vergelijkbare produkten. Maar de grootste leemte die Bakker ontdekte heeft betrekking op de beginfase van hetontwerpproces. In die ‘strategische fase’ wordt bepaald welk soort produkt er ontwikkeld gaat worden.
Bakker: ,,Mijn ervaring met de koffie-creamer is dat ontwerpers in die fase teveel klungelen. Ze missen gereedschap om gefundeerd te werk te gaan. Er zou een houvast moeten komen om een produkt/markt-combinatie voor de lange termijn te ontwikkelen. Stel je voor: met alle discussie over de uitstoot van kooldioxide kun je er donder op zeggen dat er over vijf of tien jaar wetgeving over komt. Als je daar nu al op inspeelt kun je een geweldig concurrentievoordeel opdoen.”
Milieu kan een uitbreiding vormen op de traditionele methode van markt-analyse. Net als andere tendensen kunnen milieu-aspecten zowel bedreigingen als kansen voor een bedrijf opleveren. Wie daarmee rekening houdt kan beter richting geven aan toekomstige produktontwikkeling. Ontwerpers moeten dan wel mondiger worden, vindt Bakker: ,,Ze zijn te dociel, te klantvriendelijk. In plaats van strategisch advieswerk te doen, beperken ze zich nog teveel tot het uitvoerende werk. De klant is voor hen koning en aan de opdracht wordt niet getornd. Ook de opleiding heeft daar schuld aan. De meeste opdrachten laten geen ruimte voor strategisch inzicht. Een kennis van me moest bijvoorbeeld per se een koffiezetapparaat voor in de auto ontwerpen, al vond ze het onzin en had ze zelf een beter idee. Ze kon kiezen: de opdracht aanvaarden of een onvoldoende. Zo sla je natuurlijk alle creativiteit uit mensen.”
Volgens Bakker is het juist de verplichting van elke ontwerper om goede produkten te maken: veilig, mensvriendelijk, milieuvriendelijk. ,,Dus niet eclatant giftig of verspillend. Dat is absoluut een morele verantwoordelijkheid. Het hoort bij het vak en de opleiding moet dat dus overbrengen. Alles wat je verder doet is individueel commitment. De faculteit kan geen ethiek opdringen of je een eed laten zweren, dat heeft geen zin.”
Bakker is inmiddels mede-organisator van het festival ‘Doors of perception’, over positieve milieu-effecten van de informatie-technologie, en heeft een eigen milieu-adviesbureau. Terugkijkend op haar onderzoek concludeert ze: ,,Zo’n promotie heeft geen direct effect. De informatievoorziening is maar een deelaspect van het hele probleem. En het zijn toch weer driehonderd boekjes, plus wat liters drukinkt.”
Figuur 1 Drie gram koffiecreamer, verpakt in een laminaat van papier, aluminiumfolie en polyethyleen
Ook in de opleiding moet daar ruimte voor zijn, anders slaat de creativiteit dood, vindt dr.ir. Conny Bakker. Ze promoveerde onlangs op onderzoek naar milieu-informatie voor ontwerpers.
Bakker weet waarover ze spreekt; ze studeerde zelf industrieel ontwerpen, werkte op twee ontwerpbureaus en richtte O2 op, een organisatie die milieugerichte produktontwikkeling stimuleert. Voor het produktcentrum TNO werkte ze mee aan het eco-design project voor milieugericht herontwerpen. Later kreeg ze bij TNO de kans om onderzoek te doen naar milieu-informatie voor ontwerpers.
Bakker: ,,Het idee is eigenlijk heel simpel. In elke fase van het ontwerpproces bekijk je welke soort informatie er beschikbaar is en om welke informatie ontwerpers vragen. Sluit dat niet op elkaar aan, dan is er een knelpunt.” Deze methode vraagt erom ontwerpers aan het werk te zien. Daartoe draaide Bakker mee in de eco-design projecten van TNO.
Bakker: ,,Leuke projecten waren dat. Het is heel dankbaar werk als je gewoon een halve meter overbodige buis uit een bureaustoel kunt halen. En ik kon de projecten mooi gebruiken als case voor mijn onderzoek.”
In een ander experiment gaf Bakker een aantal ontwerpers de opdracht om een zakje koffiecreamer te verbeteren. De zakjes bestaan uit een laminaat van papier, aluminiumfolie en polyethyleen, plus drie gram creamer. De ontwerpers kregen tweeëneenhalf uur de tijd om een oplossing uit te werken en moesten daarbij hardop denken.
Bakker: ,,De meeste oplossingen waren inzamelsystemen, slimme hervulbare dispencers en dergelijke. Zulke vindingen passen niet bij de gebruiksomgeving en niet bij het bedrijf. Mijn oplossing zou geweest zijn: ervoor zorgen dat er geen echt giftige stoffen in de verpakking zitten en dan gewoon verbranden met terugwinning van energie.”
Natuurlijk waren de poederzakjes maar bijzaak. De vraag naar informatie over milieu-aspecten, was waar het Bakker om ging. Het blijkt dat ontwerpers vooral feitjes willen weten, zoals: welke biologisch afbreekbare kunststoffen zijn er, in welke kleuren en zijn ze bedrukbaar of niet? Zulke concrete gegevens zijn er wel, maar ze zijn teveel verspreid en niet altijd betrouwbaar. Er zit veel reclame tussen. Het publiceren van objectieve factsheets zou dus handig zijn.
Leemte
Ook milieu-analyses zouden op grote schaal gepubliceerd moeten worden, want ontwerpers kunnen die makkelijk vertalen naar vergelijkbare produkten. Maar de grootste leemte die Bakker ontdekte heeft betrekking op de beginfase van hetontwerpproces. In die ‘strategische fase’ wordt bepaald welk soort produkt er ontwikkeld gaat worden.
Bakker: ,,Mijn ervaring met de koffie-creamer is dat ontwerpers in die fase teveel klungelen. Ze missen gereedschap om gefundeerd te werk te gaan. Er zou een houvast moeten komen om een produkt/markt-combinatie voor de lange termijn te ontwikkelen. Stel je voor: met alle discussie over de uitstoot van kooldioxide kun je er donder op zeggen dat er over vijf of tien jaar wetgeving over komt. Als je daar nu al op inspeelt kun je een geweldig concurrentievoordeel opdoen.”
Milieu kan een uitbreiding vormen op de traditionele methode van markt-analyse. Net als andere tendensen kunnen milieu-aspecten zowel bedreigingen als kansen voor een bedrijf opleveren. Wie daarmee rekening houdt kan beter richting geven aan toekomstige produktontwikkeling. Ontwerpers moeten dan wel mondiger worden, vindt Bakker: ,,Ze zijn te dociel, te klantvriendelijk. In plaats van strategisch advieswerk te doen, beperken ze zich nog teveel tot het uitvoerende werk. De klant is voor hen koning en aan de opdracht wordt niet getornd. Ook de opleiding heeft daar schuld aan. De meeste opdrachten laten geen ruimte voor strategisch inzicht. Een kennis van me moest bijvoorbeeld per se een koffiezetapparaat voor in de auto ontwerpen, al vond ze het onzin en had ze zelf een beter idee. Ze kon kiezen: de opdracht aanvaarden of een onvoldoende. Zo sla je natuurlijk alle creativiteit uit mensen.”
Volgens Bakker is het juist de verplichting van elke ontwerper om goede produkten te maken: veilig, mensvriendelijk, milieuvriendelijk. ,,Dus niet eclatant giftig of verspillend. Dat is absoluut een morele verantwoordelijkheid. Het hoort bij het vak en de opleiding moet dat dus overbrengen. Alles wat je verder doet is individueel commitment. De faculteit kan geen ethiek opdringen of je een eed laten zweren, dat heeft geen zin.”
Bakker is inmiddels mede-organisator van het festival ‘Doors of perception’, over positieve milieu-effecten van de informatie-technologie, en heeft een eigen milieu-adviesbureau. Terugkijkend op haar onderzoek concludeert ze: ,,Zo’n promotie heeft geen direct effect. De informatievoorziening is maar een deelaspect van het hele probleem. En het zijn toch weer driehonderd boekjes, plus wat liters drukinkt.”
Figuur 1 Drie gram koffiecreamer, verpakt in een laminaat van papier, aluminiumfolie en polyethyleen
Matthieu Gielen
Comments are closed.