Wetenschap

De fast lane gaat de verkeerde kant uit

,,Better, faster and cheaper” is het credo van de productontwikkelaar, die ondertussen in een moeras van informatie dreigt weg te zakken.

Tijdens het vierdaagse congres TMCE 2000, vertellen ingenieurs hoe ze de greep op het ontwikkelingsproces terug proberen te krijgen.

Ontwerpers zijn een eigenwijs volkje, maar over één ding zijn ze het roerend eens: smart products moeten we hebben. Duurzame producten uit geavanceerde materialen en met ingebouwde intelligentie, die bovendien niet meer mogen kosten dan de voorgaande versie.

De lijfspreuk van de productontwikkelaar, ‘better, faster and cheaper‘, wordt dan ook veel gehoord deze dagen. Tot en met vrijdag is de TU Delft namelijk gastheer voor Tools and methods of competitive engineering (TCME 2000), een tweejaarlijks congres over de laatste ontwikkelingen in het ontwerpersvak. Tijdens de conferentie, dit jaar georganiseerd door de faculteit OCP, laten sprekers uit het bedrijfsleven, universiteiten en onderzoeksinstituten hun licht vooral schijnen over het kernprobleem van de productontwikkeling: hoe voorkom je dat de ontwerper verzuipt in een zee van data? Producten die meer kunnen, moeten tenslotte ook aan meer randvoorwaarden voldoen. Als het ontwerpproces vordert, leidt dat niet zelden tot een explosie van informatie.

Nauwelijks meer te overzien, en haast tegenstrijdig met de aard van het ontwerpen, meent prof.dr. Myrup Andreasen van de TU van Denemarken.

,,Ontwerpen draait om synthese, het samenbrengen van zaken. Maar tijdens het ontwerpen neemt de complexiteit van het ontwikkelingsproces juist toe. Er wordt steeds meer informatie in het ontwerp verwerkt, tot op het detailniveau van schroefjes en moertjes. De vraag is hoe we daarmee om moeten gaan.”

Dan legt hij de vinger op de zere plek. Methodologen hebben het ontwerpvak wel verrijkt met technieken als ‘quality function deployment’, ‘life-cycle assessment’ en ‘design-for-assembly’, maar de versnippering is navenant. ,,Ook ontwerpmethodologen zitten in een exploding world”, erkent hij. ,,Dat is niet erg, zolang je een centrum hebt, een richtsnoer. Maar wij hebben geen echte kern en dat vind ik een gevaarlijke ontwikkeling. Mede hierdoor zijn de resultaten van onze design tools niet erg overtuigend. Bovendien is er een missing link tussen de theorievorming en de praktijk. Er sijpelt gewoon te weinig door.”

Hamburger

De opleidingen kunnen volgens hem wel het nodige doen om het leed te verzachten. ,,Geef studenten een gedegen theoretische basis en maak ze vertrouwd met wetenschappelijke onderzoeksmethoden. Verder moeten ontwerpers hun vak meer gaan bedrijven als ambacht. Vanuit het principe van best practice, de wil om kwaliteit te leveren.”

Maar ook Andreasen laat het adagium ‘better, faster and cheaper’ vallen, wat hem op een scherpe reactie uit het publiek komt te staan. ,,Willen wij wel toe naar een hamburgercultuur, waarin alles wordt opgeofferd aan standaardisering, rationalisering en kostenverlaging?”, merkt een toehoorder op. ,,Ik betaal liever iets meer voor een product met kwaliteit.”

,,You can answer your question yourself”, pareert Andreasen de retorische vraag. ,,Ik zou in elk geval niet willen dat we ons gaan blindstaren op de kosten en de doorlooptijd. Als we in die fast lane belanden, gaan we echt de verkeerde kant uit.”

Terwijl Andreasen erop hamert dat de ontwerper het hele ontwerpproces moet kunnen sturen, laat ir. Ard van Oosten van NedCar zien dat dit niet altijd mogelijk is. ,,In de auto-industrie verschuift de verantwoordelijkheid naar de toeleveranciers, die steeds meer de rol van co-developers krijgen. Hierdoor verandert de rol van de auto-ontwerper ook. Vroeger moest je zowat alles over het vak weten, nu ben je meer een technical integrator. De nadruk ligt op de interfacing met de leveranciers.”

De rest van de lezingen geeft een aardig beeld van de baaierd aan ontwerptechnieken die de productontwikkelaar ter beschikking staan. Van virtuele klei en rapid prototyping, tot multidimensionale databases waarin elk ontwerpaspect een handig eigen laatje krijgt.

Aan de tools zal het dus niet liggen. De vraag of de ontwerper zo langzamerhand niet bezwijkt onder het gewicht van zijn gereedschapskist, blijft echter onbeantwoord.

,,Better, faster and cheaper” is het credo van de productontwikkelaar, die ondertussen in een moeras van informatie dreigt weg te zakken. Tijdens het vierdaagse congres TMCE 2000, vertellen ingenieurs hoe ze de greep op het ontwikkelingsproces terug proberen te krijgen.

Ontwerpers zijn een eigenwijs volkje, maar over één ding zijn ze het roerend eens: smart products moeten we hebben. Duurzame producten uit geavanceerde materialen en met ingebouwde intelligentie, die bovendien niet meer mogen kosten dan de voorgaande versie.

De lijfspreuk van de productontwikkelaar, ‘better, faster and cheaper‘, wordt dan ook veel gehoord deze dagen. Tot en met vrijdag is de TU Delft namelijk gastheer voor Tools and methods of competitive engineering (TCME 2000), een tweejaarlijks congres over de laatste ontwikkelingen in het ontwerpersvak. Tijdens de conferentie, dit jaar georganiseerd door de faculteit OCP, laten sprekers uit het bedrijfsleven, universiteiten en onderzoeksinstituten hun licht vooral schijnen over het kernprobleem van de productontwikkeling: hoe voorkom je dat de ontwerper verzuipt in een zee van data? Producten die meer kunnen, moeten tenslotte ook aan meer randvoorwaarden voldoen. Als het ontwerpproces vordert, leidt dat niet zelden tot een explosie van informatie.

Nauwelijks meer te overzien, en haast tegenstrijdig met de aard van het ontwerpen, meent prof.dr. Myrup Andreasen van de TU van Denemarken.

,,Ontwerpen draait om synthese, het samenbrengen van zaken. Maar tijdens het ontwerpen neemt de complexiteit van het ontwikkelingsproces juist toe. Er wordt steeds meer informatie in het ontwerp verwerkt, tot op het detailniveau van schroefjes en moertjes. De vraag is hoe we daarmee om moeten gaan.”

Dan legt hij de vinger op de zere plek. Methodologen hebben het ontwerpvak wel verrijkt met technieken als ‘quality function deployment’, ‘life-cycle assessment’ en ‘design-for-assembly’, maar de versnippering is navenant. ,,Ook ontwerpmethodologen zitten in een exploding world”, erkent hij. ,,Dat is niet erg, zolang je een centrum hebt, een richtsnoer. Maar wij hebben geen echte kern en dat vind ik een gevaarlijke ontwikkeling. Mede hierdoor zijn de resultaten van onze design tools niet erg overtuigend. Bovendien is er een missing link tussen de theorievorming en de praktijk. Er sijpelt gewoon te weinig door.”

Hamburger

De opleidingen kunnen volgens hem wel het nodige doen om het leed te verzachten. ,,Geef studenten een gedegen theoretische basis en maak ze vertrouwd met wetenschappelijke onderzoeksmethoden. Verder moeten ontwerpers hun vak meer gaan bedrijven als ambacht. Vanuit het principe van best practice, de wil om kwaliteit te leveren.”

Maar ook Andreasen laat het adagium ‘better, faster and cheaper’ vallen, wat hem op een scherpe reactie uit het publiek komt te staan. ,,Willen wij wel toe naar een hamburgercultuur, waarin alles wordt opgeofferd aan standaardisering, rationalisering en kostenverlaging?”, merkt een toehoorder op. ,,Ik betaal liever iets meer voor een product met kwaliteit.”

,,You can answer your question yourself”, pareert Andreasen de retorische vraag. ,,Ik zou in elk geval niet willen dat we ons gaan blindstaren op de kosten en de doorlooptijd. Als we in die fast lane belanden, gaan we echt de verkeerde kant uit.”

Terwijl Andreasen erop hamert dat de ontwerper het hele ontwerpproces moet kunnen sturen, laat ir. Ard van Oosten van NedCar zien dat dit niet altijd mogelijk is. ,,In de auto-industrie verschuift de verantwoordelijkheid naar de toeleveranciers, die steeds meer de rol van co-developers krijgen. Hierdoor verandert de rol van de auto-ontwerper ook. Vroeger moest je zowat alles over het vak weten, nu ben je meer een technical integrator. De nadruk ligt op de interfacing met de leveranciers.”

De rest van de lezingen geeft een aardig beeld van de baaierd aan ontwerptechnieken die de productontwikkelaar ter beschikking staan. Van virtuele klei en rapid prototyping, tot multidimensionale databases waarin elk ontwerpaspect een handig eigen laatje krijgt.

Aan de tools zal het dus niet liggen. De vraag of de ontwerper zo langzamerhand niet bezwijkt onder het gewicht van zijn gereedschapskist, blijft echter onbeantwoord.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.