Campus

De duizendpoot

Het is een twijfelgeval. Is ingenieur Paul Groenendijk nu wel of niet van koers veranderd? Hij studeerde af als architect en werd architectuur-journalist.

Dat kan je een kleine koerscorrectie noemen. Het zijn echter zijn opvallende, tijdrovende nevenactiviteiten die zijn plek in deze serie rechtvaardigen. Zoals het houden van een expositie over voetbalclub Feyenoord en het schrijven van een boek over één enkele jazz-klassieker.

Hij heeft het druk. Er moeten vanavond nog twee interviews worden uitgewerkt. Op een met muziekdragers volgestouwde etage in het Rotterdamse centrum legt Groenendijk zijn beroepskeuze uit. ,,Een stukje in een tijdschrift is gewoon leuker dan een gebouw. Een gebouw is beangstigend. Dan staat het er en kom je er na een tijdje achter dat je het helemaal verkeerd hebt gedaan. Een tijdschrift belandt gewoon bij het oud papier, het blijft niet honderd jaar staan.”

,,Daarnaast kreeg ik bij ontwerpen steeds het gevoel van: ‘Het is niet goed wat ik doe.’ Het kost veel moeite en energie, terwijl ik andere dingen veel gemakkelijker laat slagen. Ik ben namelijk helemaal niet technisch en dat is best wel lastig. En natuurlijk spelen economische motieven ook een rol. Toen ik tien jaar geleden afstudeerde, was er weinig werk voor architecten. Als je erg ambitieus was, lukte het je wel. Maar dat was ik dus niet.”

Al tijdens zijn negenjarige studietijd (,,Dat was toen normaal”) hanteerde Groenendijk de pen. B-Nieuws, het faculteitsblad, was het eerste podium waar hij zijn talent kon etaleren. Het was in dezelfde tijd, dat hij samen met een vriend begon aan de verkoop van zelfgemaakte bouwplaten van bekende gebouwen. Een handeltje dat begon te lopen als een trein. ,,Als ik al die energie in het ontwerpen van gebouwen had gestoken, was ik nooit opgevallen.” Het was een natuurlijk proces: al die redenen om te stoppen als architect tegenover al die andere activiteiten die hem goed af gingen. Zijn keuze was niet meer dan een logische stap.

Tien jaar later schrijft Groenendijk voor diverse tijdschriften, in onderwerp variërend van architectuur tot vormgeving. Maar ook in Delta is ooit een artikel van zijn hand verschenen. ,,Het journalistieke vak kan je al doende leren”, vindt Groenendijk. ,,Ik weet natuurlijk wel veel van architectuur en dat helpt als je een architect moet interviewen. Ik erger me altijd heel erg aan een stuk waaruit blijkt dat de journalist er de ballen verstand van heeft. Zo iets zal ik nooit doen.”

Produktief als Groenendijk is, heeft hij inmiddels ook drie boeken op zijn naam staan, waarvan twee als co-auteur. Zijn eerste boek, ‘Architectuur in Nederland’, verscheen in 1987. Er zijn ruim twaalfduizend exemplaren van verkocht: een regelrechte bestseller.

‘Scheepsarchitectuur’, zijn tweede boek, volgde enkele jaren later. Dit boek verscheen samen met een gelijknamige expositie, eveneens van de hand van Groenendijk. ,,Ik heb voor het boek mijn benaderingswijze van architectuur voor het eerst toegepast op iets heel anders.” Enthousiast laat hij wat foto’s van details van oceaanstomers zien. ,,Het is puur functioneel bedoeld en toch heel mooi vormgegeven.”

Zijn meest recente boek verscheen dit jaar en heet ‘Summertime, moed gevraagd voor de 834ste versie’. En het heeft niets met architectuur te maken. In plaats daarvan bevat het een inventarisatie van maar liefst 1206 gecoverde versies van de jazz-compositie ‘Summertime’ van Gershwin. ,,Het lied is gewoon hartstikke mooi, hè”, is zijn verklaring voor het schrijven van dit bijzondere drukwerk. Hij laat enkele versies van de Gershwin’s klassieker horen. ,,Ze zijn allemaal anders.”

Voor dit naslagwerk heeft Groenendijk, samen met eveneens oud-bouwkundestudent Jimmy Tigges, veel speurwerk verricht. ,,Als je de Centrale Discotheek (cd-verhuurzaak in Rotterdam, red.) uitpluist, heb je al meer dan zeshonderd versies te pakken. Je kan daar alleen niet op titel zoeken.” Dat kon wel bij de fonotheek van het NOB en ook in de discografieën van de platenmaatschappijen Atlantic en Blue Note. Dat dit veel tijd heeft gekost, behoeft geen verdere uitleg. Maar voor Groenendijk blijft het een hobby: ,,Ik zie het niet als een manier om geld mee te verdienen.”

Een andere grote hobby van de Rotterdammer is Feyenoord. Maar in plaats van een seizoenskaart te kopen, uitte hij zijn clubliefde door deze zomer een expositie over de zuid-Rotterdamse voetbalclub te organiseren. ,,Ik ben gewoon een enorme fan van Feyenoord en ik maak exposities. Vandaar.”

De tentoonstelling vond plaats op een waardige lokatie: de Kunsthal, nabij museum Boymans-Van Beuningen en het Nederlands Archtitectuur Instituut. Exposeren over een voetbalclub in een ruimte die vooral door kunstminnend publiek wordt gefrequenteerd. Dat is vragen om vreemde situaties. Groenendijk: ,,Het leukste vond ik inderdaad die vak S-ers die in de Kunsthal rondliepen. Dat was een vreemd gezicht.” Opmerkelijk was ook dat Feyenoord de jaarlijkse perconferentie aan het begin van het seizoen in de Kunsthal belegde, waarmee de expositie extra aandacht trok.

Het leven loopt dus op rolletjes voor Groenendijk. Bijna alles waar hij zich mee bemoeit, heeft succes. Rijk is hij er helaas niet van geworden, maar ,,ik vind het nog altijd leuker om mijn naam in een tijdschrift te zien, dan het geld daarvoor te ontvangen. Ik vind overigens wel dat ik te weinig verdien, maar daar doe je zo weinig aan.” Na het gesprek gaat hij zijn fietsband plakken. (R.L.)

Robin Lopulalan

Het is een twijfelgeval. Is ingenieur Paul Groenendijk nu wel of niet van koers veranderd? Hij studeerde af als architect en werd architectuur-journalist. Dat kan je een kleine koerscorrectie noemen. Het zijn echter zijn opvallende, tijdrovende nevenactiviteiten die zijn plek in deze serie rechtvaardigen. Zoals het houden van een expositie over voetbalclub Feyenoord en het schrijven van een boek over één enkele jazz-klassieker.

Hij heeft het druk. Er moeten vanavond nog twee interviews worden uitgewerkt. Op een met muziekdragers volgestouwde etage in het Rotterdamse centrum legt Groenendijk zijn beroepskeuze uit. ,,Een stukje in een tijdschrift is gewoon leuker dan een gebouw. Een gebouw is beangstigend. Dan staat het er en kom je er na een tijdje achter dat je het helemaal verkeerd hebt gedaan. Een tijdschrift belandt gewoon bij het oud papier, het blijft niet honderd jaar staan.”

,,Daarnaast kreeg ik bij ontwerpen steeds het gevoel van: ‘Het is niet goed wat ik doe.’ Het kost veel moeite en energie, terwijl ik andere dingen veel gemakkelijker laat slagen. Ik ben namelijk helemaal niet technisch en dat is best wel lastig. En natuurlijk spelen economische motieven ook een rol. Toen ik tien jaar geleden afstudeerde, was er weinig werk voor architecten. Als je erg ambitieus was, lukte het je wel. Maar dat was ik dus niet.”

Al tijdens zijn negenjarige studietijd (,,Dat was toen normaal”) hanteerde Groenendijk de pen. B-Nieuws, het faculteitsblad, was het eerste podium waar hij zijn talent kon etaleren. Het was in dezelfde tijd, dat hij samen met een vriend begon aan de verkoop van zelfgemaakte bouwplaten van bekende gebouwen. Een handeltje dat begon te lopen als een trein. ,,Als ik al die energie in het ontwerpen van gebouwen had gestoken, was ik nooit opgevallen.” Het was een natuurlijk proces: al die redenen om te stoppen als architect tegenover al die andere activiteiten die hem goed af gingen. Zijn keuze was niet meer dan een logische stap.

Tien jaar later schrijft Groenendijk voor diverse tijdschriften, in onderwerp variërend van architectuur tot vormgeving. Maar ook in Delta is ooit een artikel van zijn hand verschenen. ,,Het journalistieke vak kan je al doende leren”, vindt Groenendijk. ,,Ik weet natuurlijk wel veel van architectuur en dat helpt als je een architect moet interviewen. Ik erger me altijd heel erg aan een stuk waaruit blijkt dat de journalist er de ballen verstand van heeft. Zo iets zal ik nooit doen.”

Produktief als Groenendijk is, heeft hij inmiddels ook drie boeken op zijn naam staan, waarvan twee als co-auteur. Zijn eerste boek, ‘Architectuur in Nederland’, verscheen in 1987. Er zijn ruim twaalfduizend exemplaren van verkocht: een regelrechte bestseller.

‘Scheepsarchitectuur’, zijn tweede boek, volgde enkele jaren later. Dit boek verscheen samen met een gelijknamige expositie, eveneens van de hand van Groenendijk. ,,Ik heb voor het boek mijn benaderingswijze van architectuur voor het eerst toegepast op iets heel anders.” Enthousiast laat hij wat foto’s van details van oceaanstomers zien. ,,Het is puur functioneel bedoeld en toch heel mooi vormgegeven.”

Zijn meest recente boek verscheen dit jaar en heet ‘Summertime, moed gevraagd voor de 834ste versie’. En het heeft niets met architectuur te maken. In plaats daarvan bevat het een inventarisatie van maar liefst 1206 gecoverde versies van de jazz-compositie ‘Summertime’ van Gershwin. ,,Het lied is gewoon hartstikke mooi, hè”, is zijn verklaring voor het schrijven van dit bijzondere drukwerk. Hij laat enkele versies van de Gershwin’s klassieker horen. ,,Ze zijn allemaal anders.”

Voor dit naslagwerk heeft Groenendijk, samen met eveneens oud-bouwkundestudent Jimmy Tigges, veel speurwerk verricht. ,,Als je de Centrale Discotheek (cd-verhuurzaak in Rotterdam, red.) uitpluist, heb je al meer dan zeshonderd versies te pakken. Je kan daar alleen niet op titel zoeken.” Dat kon wel bij de fonotheek van het NOB en ook in de discografieën van de platenmaatschappijen Atlantic en Blue Note. Dat dit veel tijd heeft gekost, behoeft geen verdere uitleg. Maar voor Groenendijk blijft het een hobby: ,,Ik zie het niet als een manier om geld mee te verdienen.”

Een andere grote hobby van de Rotterdammer is Feyenoord. Maar in plaats van een seizoenskaart te kopen, uitte hij zijn clubliefde door deze zomer een expositie over de zuid-Rotterdamse voetbalclub te organiseren. ,,Ik ben gewoon een enorme fan van Feyenoord en ik maak exposities. Vandaar.”

De tentoonstelling vond plaats op een waardige lokatie: de Kunsthal, nabij museum Boymans-Van Beuningen en het Nederlands Archtitectuur Instituut. Exposeren over een voetbalclub in een ruimte die vooral door kunstminnend publiek wordt gefrequenteerd. Dat is vragen om vreemde situaties. Groenendijk: ,,Het leukste vond ik inderdaad die vak S-ers die in de Kunsthal rondliepen. Dat was een vreemd gezicht.” Opmerkelijk was ook dat Feyenoord de jaarlijkse perconferentie aan het begin van het seizoen in de Kunsthal belegde, waarmee de expositie extra aandacht trok.

Het leven loopt dus op rolletjes voor Groenendijk. Bijna alles waar hij zich mee bemoeit, heeft succes. Rijk is hij er helaas niet van geworden, maar ,,ik vind het nog altijd leuker om mijn naam in een tijdschrift te zien, dan het geld daarvoor te ontvangen. Ik vind overigens wel dat ik te weinig verdien, maar daar doe je zo weinig aan.” Na het gesprek gaat hij zijn fietsband plakken. (R.L.)

Robin Lopulalan

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.