Populair-wetenschappelijke boeken zijn fascinerend of interessant, maar zelden schokkend. ‘Venomous earth’ van Andrew Meharg is een uitzondering. Mehargs geschiedenis van arsenicum laat de lezer verbijsterd achter.
Van arsenicum is al heel, heel lang bekend hoe giftig het is. De Romeinse keizer Nero gebruikte het om zijn rivaal Britannicus het hoekje om te helpen. Enkele eeuwen daarvoor echter beweerde Hippokrates, de oerarts, dat arsenicum in kleine doses juist als medicijn kon dienen, met name voor de genezing van huidziekten. Tijdens de middeleeuwen werd arsenicum door sommigen aangewezen als veroorzaker van de pest, wat geen rem zette op het zoeken van nieuwe arsenicummedicijnen. Rattengif was ook een populaire toepassing.
Arsenicums carriÈre als massamoordenaar kwam pas goed op gang met de ontdekking van koperarseniet in 1778. Dit goedkope zout leverde een prachtig groene kleurstof en belandde massaal in het behang van de negentiende-eeuwse huiskamer. Behangpapier bevatte gemiddeld dertig gram arsenicum per vierkante meter. De schatting is dat alleen al de Britse huishoudens in 1858 samen enkele tientallen miljoenen tonnen arsenicum aan de muur hadden hangen.
De doden vielen bij bosjes, vooral kinderen. Rond 1860 begonnen het medische tijdschrift The Lancet en het dagblad The Times campagne te voeren tegen arsenicumbehang. De fabrikanten wuifden de bezwaren weg. Zulke kleine hoeveelheden arsenicum konden onmogelijk tot vergiftiging leiden. Pas in 1890 ging arsenicumhoudend behang uit de handel, omdat niemand het meer hebben wilde.
Wat niet hielp was dat de hele negentiende eeuw door nog allerlei medicijnen op basis van arsenicum op de markt kwamen. De grote man was een zekere Thomas Fowler, die een drankje tegen hoofdpijn en malaria brouwde dat bij de dagelijks aanbevolen hoeveelheid ongeveer een kwart van de dodelijke dosis bevatte. Patiënten kregen last van onder meer buikpijn en diarree, hetgeen volgens Fowler een goed teken was. Ondanks de desastreuze effecten (op lange termijn veroorzaakt arsenicum allerlei vormen van kanker) bleef het tot ongeveer vijftig jaar geleden op de markt.
De arsenicumgeneeskunde kreeg aan het einde van de negentiende eeuw een enorme boost door de ontdekking van organische arsenicumverbindingen. Het bekendste middel, Salvarsan, was een medicijn tegen syfilis. Het werkte, al eiste het ook zijn tol. Voor de behandeling van slaapziekte is een arsenicummedicijn nog altijd de enige remedie, hoewel een niet verwaarloosbaar deel van de patiënten aan het geneesmiddel overlijdt.
Tot zover ben je geneigd te denken dat het arsenicumgevaar langzaam ingedamd wordt, maar Meharg heeft ook een acute actuele reden om het over aresenicumgevaar te hebben. De grootste massavergiftiging ooit is namelijk nu gaande, in Bangladesh. In de delta van Ganges en Brahmaputra is genoeg oppervlaktewater beschikbaar, maar omdat dat zwaar vervuild is, zorgden ontwikkelingswerkers in de jaren zestig en zeventig voor waterputten. Die sloegen ze naar – wat later bleek – arsenicumrijke grondwaterlagen.
In de jaren tachtig begon het grote aantal mensen met zwarte huidvlekken op te vallen, een van de eerste tekenen van langdurige arsenicumvergiftiging. Sindsdien is er min of meer systematisch onderzoek gedaan: een kwart van alle waterbronnen in Bangladesh bevat meer arsenicum dan de internationale norm voorschrijft. Omdat het water ook wordt gebruikt voor irrigatie, krijgen de Bangladeshis via rijst nog een dosis mee. Aan een oplossing wordt gewerkt, maar een arm land als Bangladesh legt niet van de ene dag op de andere een systeem van waterzuiveringen aan.
Die internationale norm waar naartoe gewerkt wordt, deugt niet, betoogt Meharg, hoogleraar biochemie in Glasgow, met een speciale interesse in arsenicum. Verlaging is lang tegengewerkt door de Verenigde Staten. Enkele staten hebben namelijk ook veel arsenicum in het grondwater en het zou nogal gènant zijn als Amerikaans water niet voldeed aan internationale gezondheidsnormen. Verlaging van de arsenicumconcentraties in Amerikaans drinkwater was natuurlijk ook een optie, maar daar zou belastingverhoging voor nodig zijn. Daar maak je je als president niet populair mee. Bill Clinton hikte er lang tegenaan, verlaagde de nationale norm te elfder ure, waarop George Bush het besluit terugdraaide, om uiteindelijk toch te zwichten. Maar wie naar Nevada gaat (om maar een voorbeeld te noemen), doet er nog steeds verstandig aan het drinkwater te mijden.
De internationale norm zit echter nog altijd op een niveau waar drie op de duizend personen huidkanker van krijgt. Ongeveer tachtig miljoen Bangladeshis zitten in de gevarenzone daarboven. Ook miljoenen Chinezen, Vietnamezen en Latijns-Amerikanen krijgen doses arsenicum binnen die hoger zijn dan de nog altijd behoorlijk dodelijke internationale norm. De consequenties daarvan zijn alleen maar verbijsterend te noemen.
Andrew Meharg, ‘Venomous earth; how arsenic caused the world’s mass poisoning’, pp. 192, MacMillan, 24,66 euro.
Van arsenicum is al heel, heel lang bekend hoe giftig het is. De Romeinse keizer Nero gebruikte het om zijn rivaal Britannicus het hoekje om te helpen. Enkele eeuwen daarvoor echter beweerde Hippokrates, de oerarts, dat arsenicum in kleine doses juist als medicijn kon dienen, met name voor de genezing van huidziekten. Tijdens de middeleeuwen werd arsenicum door sommigen aangewezen als veroorzaker van de pest, wat geen rem zette op het zoeken van nieuwe arsenicummedicijnen. Rattengif was ook een populaire toepassing.
Arsenicums carriÈre als massamoordenaar kwam pas goed op gang met de ontdekking van koperarseniet in 1778. Dit goedkope zout leverde een prachtig groene kleurstof en belandde massaal in het behang van de negentiende-eeuwse huiskamer. Behangpapier bevatte gemiddeld dertig gram arsenicum per vierkante meter. De schatting is dat alleen al de Britse huishoudens in 1858 samen enkele tientallen miljoenen tonnen arsenicum aan de muur hadden hangen.
De doden vielen bij bosjes, vooral kinderen. Rond 1860 begonnen het medische tijdschrift The Lancet en het dagblad The Times campagne te voeren tegen arsenicumbehang. De fabrikanten wuifden de bezwaren weg. Zulke kleine hoeveelheden arsenicum konden onmogelijk tot vergiftiging leiden. Pas in 1890 ging arsenicumhoudend behang uit de handel, omdat niemand het meer hebben wilde.
Wat niet hielp was dat de hele negentiende eeuw door nog allerlei medicijnen op basis van arsenicum op de markt kwamen. De grote man was een zekere Thomas Fowler, die een drankje tegen hoofdpijn en malaria brouwde dat bij de dagelijks aanbevolen hoeveelheid ongeveer een kwart van de dodelijke dosis bevatte. Patiënten kregen last van onder meer buikpijn en diarree, hetgeen volgens Fowler een goed teken was. Ondanks de desastreuze effecten (op lange termijn veroorzaakt arsenicum allerlei vormen van kanker) bleef het tot ongeveer vijftig jaar geleden op de markt.
De arsenicumgeneeskunde kreeg aan het einde van de negentiende eeuw een enorme boost door de ontdekking van organische arsenicumverbindingen. Het bekendste middel, Salvarsan, was een medicijn tegen syfilis. Het werkte, al eiste het ook zijn tol. Voor de behandeling van slaapziekte is een arsenicummedicijn nog altijd de enige remedie, hoewel een niet verwaarloosbaar deel van de patiënten aan het geneesmiddel overlijdt.
Tot zover ben je geneigd te denken dat het arsenicumgevaar langzaam ingedamd wordt, maar Meharg heeft ook een acute actuele reden om het over aresenicumgevaar te hebben. De grootste massavergiftiging ooit is namelijk nu gaande, in Bangladesh. In de delta van Ganges en Brahmaputra is genoeg oppervlaktewater beschikbaar, maar omdat dat zwaar vervuild is, zorgden ontwikkelingswerkers in de jaren zestig en zeventig voor waterputten. Die sloegen ze naar – wat later bleek – arsenicumrijke grondwaterlagen.
In de jaren tachtig begon het grote aantal mensen met zwarte huidvlekken op te vallen, een van de eerste tekenen van langdurige arsenicumvergiftiging. Sindsdien is er min of meer systematisch onderzoek gedaan: een kwart van alle waterbronnen in Bangladesh bevat meer arsenicum dan de internationale norm voorschrijft. Omdat het water ook wordt gebruikt voor irrigatie, krijgen de Bangladeshis via rijst nog een dosis mee. Aan een oplossing wordt gewerkt, maar een arm land als Bangladesh legt niet van de ene dag op de andere een systeem van waterzuiveringen aan.
Die internationale norm waar naartoe gewerkt wordt, deugt niet, betoogt Meharg, hoogleraar biochemie in Glasgow, met een speciale interesse in arsenicum. Verlaging is lang tegengewerkt door de Verenigde Staten. Enkele staten hebben namelijk ook veel arsenicum in het grondwater en het zou nogal gènant zijn als Amerikaans water niet voldeed aan internationale gezondheidsnormen. Verlaging van de arsenicumconcentraties in Amerikaans drinkwater was natuurlijk ook een optie, maar daar zou belastingverhoging voor nodig zijn. Daar maak je je als president niet populair mee. Bill Clinton hikte er lang tegenaan, verlaagde de nationale norm te elfder ure, waarop George Bush het besluit terugdraaide, om uiteindelijk toch te zwichten. Maar wie naar Nevada gaat (om maar een voorbeeld te noemen), doet er nog steeds verstandig aan het drinkwater te mijden.
De internationale norm zit echter nog altijd op een niveau waar drie op de duizend personen huidkanker van krijgt. Ongeveer tachtig miljoen Bangladeshis zitten in de gevarenzone daarboven. Ook miljoenen Chinezen, Vietnamezen en Latijns-Amerikanen krijgen doses arsenicum binnen die hoger zijn dan de nog altijd behoorlijk dodelijke internationale norm. De consequenties daarvan zijn alleen maar verbijsterend te noemen.
Andrew Meharg, ‘Venomous earth; how arsenic caused the world’s mass poisoning’, pp. 192, MacMillan, 24,66 euro.
Comments are closed.