Het internationaliseringsbeleid had oorspronkelijk als doel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren door het stimuleren van mobiliteit van studenten en docenten.
In moeilijke tijden lijkt men onder de noemer internationalisering vooral op zoek naar het collegegeld van buitenlandse studenten. En of dat de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt is nog maar de vraag.
Uit het conceptrapport ‘Actualisering van het internationaliseringsbeleid van de TU Delft’, mei 2003:
‘Het goede nieuws: de noodzaak om de financiële positie van de TU Delft te verbeteren door een vergroting van de buitenlandse instroom, is ook een belangrijke impuls voor het internationaliseringsbeleid, zoals dat in de eerste plaats is bedoeld als kwaliteitsverbetering voor het onderwijs en onderzoek’.
“De noodzaak van internationalisering is zo vanzelfsprekend, daar hoeven we het niet over te hebben”, zegt prof.dr. Salomon Kroonenberg van de technische aardwetenschappen. “In de zeventiende en achttiende eeuw reisden de toppers van de wetenschap al de hele wereld over. Na de schaalvergroting van de jaren zestig zijn we misschien een beetje teveel met onszelf bezig geweest, maar de kleppen zijn gelukkig weer van de ogen.” Op zijn faculteit worden alle leerstoelen al jaren internationaal geadverteerd. “Het maakt ons niet uit waar iemand vandaan komt, als hij of zij maar de beste is.”
Op het niveau van hoogleraren lijkt internationalisering alom geslaagd. De instroom van buitenlandse studenten in de masterfase, een belangrijk ander punt op de internationaliseringsagenda, verloopt minder soepel. Kroonenberg: “Je ziet nogal wat aansluitingsproblemen. Bij technische aardwetenschappen krijgen studenten in de bachelorfase een behoorlijk pak geologie. De buitenlandse instromers zijn vaak petroleum engineers. Die willen ook hier petroleum technology doen, maar wij vinden dat ze die geologische kennis eveneens nodig hebben. Die achterstand blijkt heel moeilijk bij te spijkeren.”
De opleiding heeft in het eerste Msc-jaar een maand ingelast waarin vrijwel alleen geologie gegeven wordt, maar dat blijkt niet voldoende. Er ontstaan daardoor faseverschillen tussen Nederlandse en buitenlandse studenten.
Volgens Kroonenberg zijn de Nederlandse Msc-studenten ‘hongerig’. Die moet je niet meer lastigvallen met basisvakken. “Voor hen is het herhalen van stof uit eerdere jaren bijzonder vervelend. De komst van buitenlandse studenten heeft voor hen absoluut geen voordeel opgeleverd. We willen geen tweesporenopleiding, maar een aantal zaken moeten we toch apart doen. We hebben voor de petroleummensen geologisch veldwerk dat te hoog gegrepen is voor de buitenlandse studenten. Zij krijgen daarom een simpelere veldexcursie. Dat is een oplossing waar we niet erg gelukkig mee zijn.”
Kroonenberg vindt dalende studentenaantallen geen argument voor het werven van buitenlandse studenten. “Ik zou het geen goede ontwikkeling vinden als buitenlandse studenten een soort lapmiddel worden. Als het handhaven van een opleiding niet meer in het belang is van Nederland, dan moet je die opleiding sluiten. Maar je moet angst niet je beslissingen laten beheersen. Studentenaantallen zijn altijd op en neer gegaan. Beleid moet allereerst gericht zijn op inhoud en pas daarna op financiën. Binnen de eigen afdeling doen we dat ook. Sommige vakgroepen trekken meer Msc-studenten dan andere, maar als wij een bepaald vakgebied belangrijk vinden, dan springen we bij. Je hebt ook een verantwoordelijkheid naar het bedrijfsleven om bepaalde expertise waar vraag naar is in huis te houden.”
Kazachstan
Kroonenberg vindt een hoger percentage buitenlandse studenten alleen wenselijk als er een goed selectieproces aan vooraf gaat. Hij ziet veel potentie in contacten zoals hij die heeft met Dietsmann, een toeleveringsbedrijf voor de olie-industrie. “Dat stelt jaarlijks twee beurzen beschikbaar voor studenten uit Kazachstan die petroleum technology willen studeren. Elk jaar ga ik persoonlijk naar Kazachstan om die studenten te selecteren. Ik ben net weer terug. Ik heb tientallen goede studenten gesproken. De directeur van Dietsmann is een alumnus van de TU. Het is een beetje de Amerikaanse methode: alumni die investeren in hun oude universiteit. We worden er beiden beter van. Hij wil in dat land graag een stevige poot aan de grond krijgen. Er zit een enorm potentieel aan goede studenten aan de technische universiteit van Almaty. Ze willen hier graag een opleiding volgen, maar het ontbreekt ze aan geld.” Binnen de faculteit wordt er wel eens geopperd om een stichting op te richten waarbij meerdere bedrijven kunnen bijdragen aan een gezamenlijk beurzensysteem.
Aan belangstelling voor dergelijke initiatieven geen gebrek. “Als je goed bent, komen de studenten vanzelf. Ik krijg elke dag wel een mailtje uit een ver land met de vraag of ik niet een Phd-beurs voor ze heb. Delft heeft een wereldnaam. Wat dat betreft hoeven we niet zo vreselijk bang te zijn. De bottleneck voor buitenlandse Msc-studenten is geld. Als je naar twintig of zelfs dertig procent buitenlandse studenten wilt, moet je zorgen dat daar beurzen voor zijn, al dan niet gefinancierd door het bedrijfsleven.”
Ook bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen lijkt de internationalisering op het eerste gezicht geslaagd. Bij materiaalwetenschappen is de verhouding tussen Nederlandse en buitenlandse Msc-studenten vijftig-vijftig. Prof.dr.ir. Barend Thijsse: “Er kwamen vorig jaar veertig aanvragen. Dat is veel voor een kleine studierichting als deze. Twintig van die studenten werden afgewezen op grond van hun kwalificaties. Van de twintig belangstellenden die overbleven, kon de helft niet aan geld komen. Als we echt werk willen maken van internationalisering, dan zullen we wat aan het beurzensysteem moeten doen.”
Maar het grootste probleem waar de faculteit mee kampt, is dat de beheersing van de Engelse taal van degenen die wel komen in de praktijk niet voldoende blijkt. Thijsse: “Je ziet ze avond aan avond loeihard werken om wat ze hebben opgevangen tijdens college met het woordenboek ernaast uit te spellen. Ik heb daar enorm veel bewondering voor, maar eigenlijk zou die situatie zich niet moeten voordoen.” Volgens Thijsse moet de minimumeis van de TU voor de score op de Toefl-test (Test of English as a foreign language) omhoog. “Misschien is dat weer een extra drempel voor buitenlandse studenten, maar als je het niet doet, dan loop je het gevaar dat de onderwijskwaliteit naar beneden gaat, omdat je je moet aanpassen aan de taalproblemen van deze studenten.”
Solidariteit
Het verbaast Thijsse soms dat zijn Nederlandse studenten niet in opstand komen. “Je zou verwachten dat ze zouden zeggen: ‘Wacht eens even, ik kom hier voor een topopleiding. Studenten met een achterstand moeten niet het tempo bepalen.’ Maar er is een enorm gevoel van solidariteit.”
Omdat algemeen beleid ontbreekt . volgens Thijsse doordat de TU ontkent dat de instromende studenten aanpassingsproblemen hebben . bedenkt ook zijn faculteit eigen noodoplossingen. “Ik heb op verzoek van buitenlandse studenten een noodwetje in het examenreglement laten opnemen. Als ze bij een schriftelijk tentamen wel het antwoord weten, maar het door hun taalachterstand niet goed kunnen formuleren, dan krijgen ze direct na afloop de gelegenheid om hun antwoord met gebaren of een diagrammetje toe te lichten.”
Volgens Thijsse is het hoog tijd dat de TU Delft de problemen rond de instroom van buitenlandse studenten gaat inventariseren. “Een aantal zaken is wel bekend. Het geklungel deze zomer met de visumaanvragen bijvoorbeeld, waardoor veel buitenlandse Msc-studenten pas in oktober, november en december arriveerden. Dat is misschien een incident geweest, maar wat doe je met zo’n student? Die loopt gigantisch achter”, aldus Thijsse. “Ik ken promovendi die een halfjaar onverzekerd hebben rondgelopen omdat ze niet wisten dat ze een formulier voor ziektenkostenverzekering moesten invullen. De managementassistenten van mijn vakgroep zijn een soort internationale helpdesk geworden. Ze weten inmiddels alles van vreemdelingenpolitie en huursubsidie.”
Een ander probleem dat Thijsse signaleert is een verschil in attitude. “Ik hoor buitenlandse studenten regelmatig hardop zeggen: ‘We will work hard to satisfy the professor’. Ze moeten beseffen dat ze hier niet zijn om mij een plezier te doen, maar dat het om hen draait, dat zij er alles uit moeten halen. Die houding zie ik niet alleen bij studenten, maar ook bij promovendi uit het buitenland. Ze zien niet in dat het onderzoek dat ze doen, hun eigen onderzoek moet worden. Een doctorstitel zou een bewijs moeten zijn dat je zelfstandig onderzoeksvragen kunt formuleren, onderzoek op kunt zetten en mensen aan kunt sturen. Die titel is niet bedoeld als een beloning voor een passieve houding. En met passief bedoel ik niet dat ze niet hard werken, want dat is het probleem niet. Het is erg moeilijk om die houding te veranderen. Het is een cultuurverschil.”
De meerwaarde van buitenlandse studenten en promovendi voor de TU Delft wordt op papier mooier voorgespiegeld dan het . op dit moment – in werkelijkheid uitpakt. “Je hoopt natuurlijk dat die briljante student van Oxford University voor een master in Delft kiest en zijn kwalitatief hoge bachelor hier naartoe meeneemt. Dat is de droom van de Bologna-verklaring: dat er een Europees snelwegennet komt, waarover de beste studenten van iedere instelling zich verplaatsen naar die instelling waar de meeste expertise zit op een bepaald vakgebied”, zegt Thijsse. “Maar in de praktijk komen vooral mensen met een achterstand uit landen als Indonesië, China en India deze kant op. Die mensen een Msc-diploma binnen twee jaar garanderen, is vragen om een devaluatie van je onderwijs. We moeten de verleiding blijven weerstaan om op onze hurken te gaan zitten om studenten met een achterstand tegemoet te komen.”
“Als je internationalisering wilt laten slagen, moet je zorgen voor een goede mix van talenten, nationaliteiten en culturen. Pas dan levert het ook voordelen op voor Nederlandse studenten. Bij het aantrekken van studenten mag je je nooit laten leiden door financiële motieven. Natuurlijk, ook technische materiaalwetenschappen heeft gebalanceerd op het randje van bestaansrecht, maar internationalisering heeft alleen zin als je mensen haalt van een goed niveau. En die zijn er best.”
Barend Thijsse: “In de praktijk komen vooral mensen met een achterstand uit Indonesië, China en India deze kant op. Hen een Msc-diploma binnen twee jaar garanderen, is vragen om een devaluatie van je onderwijs.” (Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
Uit het conceptrapport ‘Actualisering van het internationaliseringsbeleid van de TU Delft’, mei 2003:
‘Het goede nieuws: de noodzaak om de financiële positie van de TU Delft te verbeteren door een vergroting van de buitenlandse instroom, is ook een belangrijke impuls voor het internationaliseringsbeleid, zoals dat in de eerste plaats is bedoeld als kwaliteitsverbetering voor het onderwijs en onderzoek’.
“De noodzaak van internationalisering is zo vanzelfsprekend, daar hoeven we het niet over te hebben”, zegt prof.dr. Salomon Kroonenberg van de technische aardwetenschappen. “In de zeventiende en achttiende eeuw reisden de toppers van de wetenschap al de hele wereld over. Na de schaalvergroting van de jaren zestig zijn we misschien een beetje teveel met onszelf bezig geweest, maar de kleppen zijn gelukkig weer van de ogen.” Op zijn faculteit worden alle leerstoelen al jaren internationaal geadverteerd. “Het maakt ons niet uit waar iemand vandaan komt, als hij of zij maar de beste is.”
Op het niveau van hoogleraren lijkt internationalisering alom geslaagd. De instroom van buitenlandse studenten in de masterfase, een belangrijk ander punt op de internationaliseringsagenda, verloopt minder soepel. Kroonenberg: “Je ziet nogal wat aansluitingsproblemen. Bij technische aardwetenschappen krijgen studenten in de bachelorfase een behoorlijk pak geologie. De buitenlandse instromers zijn vaak petroleum engineers. Die willen ook hier petroleum technology doen, maar wij vinden dat ze die geologische kennis eveneens nodig hebben. Die achterstand blijkt heel moeilijk bij te spijkeren.”
De opleiding heeft in het eerste Msc-jaar een maand ingelast waarin vrijwel alleen geologie gegeven wordt, maar dat blijkt niet voldoende. Er ontstaan daardoor faseverschillen tussen Nederlandse en buitenlandse studenten.
Volgens Kroonenberg zijn de Nederlandse Msc-studenten ‘hongerig’. Die moet je niet meer lastigvallen met basisvakken. “Voor hen is het herhalen van stof uit eerdere jaren bijzonder vervelend. De komst van buitenlandse studenten heeft voor hen absoluut geen voordeel opgeleverd. We willen geen tweesporenopleiding, maar een aantal zaken moeten we toch apart doen. We hebben voor de petroleummensen geologisch veldwerk dat te hoog gegrepen is voor de buitenlandse studenten. Zij krijgen daarom een simpelere veldexcursie. Dat is een oplossing waar we niet erg gelukkig mee zijn.”
Kroonenberg vindt dalende studentenaantallen geen argument voor het werven van buitenlandse studenten. “Ik zou het geen goede ontwikkeling vinden als buitenlandse studenten een soort lapmiddel worden. Als het handhaven van een opleiding niet meer in het belang is van Nederland, dan moet je die opleiding sluiten. Maar je moet angst niet je beslissingen laten beheersen. Studentenaantallen zijn altijd op en neer gegaan. Beleid moet allereerst gericht zijn op inhoud en pas daarna op financiën. Binnen de eigen afdeling doen we dat ook. Sommige vakgroepen trekken meer Msc-studenten dan andere, maar als wij een bepaald vakgebied belangrijk vinden, dan springen we bij. Je hebt ook een verantwoordelijkheid naar het bedrijfsleven om bepaalde expertise waar vraag naar is in huis te houden.”
Kazachstan
Kroonenberg vindt een hoger percentage buitenlandse studenten alleen wenselijk als er een goed selectieproces aan vooraf gaat. Hij ziet veel potentie in contacten zoals hij die heeft met Dietsmann, een toeleveringsbedrijf voor de olie-industrie. “Dat stelt jaarlijks twee beurzen beschikbaar voor studenten uit Kazachstan die petroleum technology willen studeren. Elk jaar ga ik persoonlijk naar Kazachstan om die studenten te selecteren. Ik ben net weer terug. Ik heb tientallen goede studenten gesproken. De directeur van Dietsmann is een alumnus van de TU. Het is een beetje de Amerikaanse methode: alumni die investeren in hun oude universiteit. We worden er beiden beter van. Hij wil in dat land graag een stevige poot aan de grond krijgen. Er zit een enorm potentieel aan goede studenten aan de technische universiteit van Almaty. Ze willen hier graag een opleiding volgen, maar het ontbreekt ze aan geld.” Binnen de faculteit wordt er wel eens geopperd om een stichting op te richten waarbij meerdere bedrijven kunnen bijdragen aan een gezamenlijk beurzensysteem.
Aan belangstelling voor dergelijke initiatieven geen gebrek. “Als je goed bent, komen de studenten vanzelf. Ik krijg elke dag wel een mailtje uit een ver land met de vraag of ik niet een Phd-beurs voor ze heb. Delft heeft een wereldnaam. Wat dat betreft hoeven we niet zo vreselijk bang te zijn. De bottleneck voor buitenlandse Msc-studenten is geld. Als je naar twintig of zelfs dertig procent buitenlandse studenten wilt, moet je zorgen dat daar beurzen voor zijn, al dan niet gefinancierd door het bedrijfsleven.”
Ook bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen lijkt de internationalisering op het eerste gezicht geslaagd. Bij materiaalwetenschappen is de verhouding tussen Nederlandse en buitenlandse Msc-studenten vijftig-vijftig. Prof.dr.ir. Barend Thijsse: “Er kwamen vorig jaar veertig aanvragen. Dat is veel voor een kleine studierichting als deze. Twintig van die studenten werden afgewezen op grond van hun kwalificaties. Van de twintig belangstellenden die overbleven, kon de helft niet aan geld komen. Als we echt werk willen maken van internationalisering, dan zullen we wat aan het beurzensysteem moeten doen.”
Maar het grootste probleem waar de faculteit mee kampt, is dat de beheersing van de Engelse taal van degenen die wel komen in de praktijk niet voldoende blijkt. Thijsse: “Je ziet ze avond aan avond loeihard werken om wat ze hebben opgevangen tijdens college met het woordenboek ernaast uit te spellen. Ik heb daar enorm veel bewondering voor, maar eigenlijk zou die situatie zich niet moeten voordoen.” Volgens Thijsse moet de minimumeis van de TU voor de score op de Toefl-test (Test of English as a foreign language) omhoog. “Misschien is dat weer een extra drempel voor buitenlandse studenten, maar als je het niet doet, dan loop je het gevaar dat de onderwijskwaliteit naar beneden gaat, omdat je je moet aanpassen aan de taalproblemen van deze studenten.”
Solidariteit
Het verbaast Thijsse soms dat zijn Nederlandse studenten niet in opstand komen. “Je zou verwachten dat ze zouden zeggen: ‘Wacht eens even, ik kom hier voor een topopleiding. Studenten met een achterstand moeten niet het tempo bepalen.’ Maar er is een enorm gevoel van solidariteit.”
Omdat algemeen beleid ontbreekt . volgens Thijsse doordat de TU ontkent dat de instromende studenten aanpassingsproblemen hebben . bedenkt ook zijn faculteit eigen noodoplossingen. “Ik heb op verzoek van buitenlandse studenten een noodwetje in het examenreglement laten opnemen. Als ze bij een schriftelijk tentamen wel het antwoord weten, maar het door hun taalachterstand niet goed kunnen formuleren, dan krijgen ze direct na afloop de gelegenheid om hun antwoord met gebaren of een diagrammetje toe te lichten.”
Volgens Thijsse is het hoog tijd dat de TU Delft de problemen rond de instroom van buitenlandse studenten gaat inventariseren. “Een aantal zaken is wel bekend. Het geklungel deze zomer met de visumaanvragen bijvoorbeeld, waardoor veel buitenlandse Msc-studenten pas in oktober, november en december arriveerden. Dat is misschien een incident geweest, maar wat doe je met zo’n student? Die loopt gigantisch achter”, aldus Thijsse. “Ik ken promovendi die een halfjaar onverzekerd hebben rondgelopen omdat ze niet wisten dat ze een formulier voor ziektenkostenverzekering moesten invullen. De managementassistenten van mijn vakgroep zijn een soort internationale helpdesk geworden. Ze weten inmiddels alles van vreemdelingenpolitie en huursubsidie.”
Een ander probleem dat Thijsse signaleert is een verschil in attitude. “Ik hoor buitenlandse studenten regelmatig hardop zeggen: ‘We will work hard to satisfy the professor’. Ze moeten beseffen dat ze hier niet zijn om mij een plezier te doen, maar dat het om hen draait, dat zij er alles uit moeten halen. Die houding zie ik niet alleen bij studenten, maar ook bij promovendi uit het buitenland. Ze zien niet in dat het onderzoek dat ze doen, hun eigen onderzoek moet worden. Een doctorstitel zou een bewijs moeten zijn dat je zelfstandig onderzoeksvragen kunt formuleren, onderzoek op kunt zetten en mensen aan kunt sturen. Die titel is niet bedoeld als een beloning voor een passieve houding. En met passief bedoel ik niet dat ze niet hard werken, want dat is het probleem niet. Het is erg moeilijk om die houding te veranderen. Het is een cultuurverschil.”
De meerwaarde van buitenlandse studenten en promovendi voor de TU Delft wordt op papier mooier voorgespiegeld dan het . op dit moment – in werkelijkheid uitpakt. “Je hoopt natuurlijk dat die briljante student van Oxford University voor een master in Delft kiest en zijn kwalitatief hoge bachelor hier naartoe meeneemt. Dat is de droom van de Bologna-verklaring: dat er een Europees snelwegennet komt, waarover de beste studenten van iedere instelling zich verplaatsen naar die instelling waar de meeste expertise zit op een bepaald vakgebied”, zegt Thijsse. “Maar in de praktijk komen vooral mensen met een achterstand uit landen als Indonesië, China en India deze kant op. Die mensen een Msc-diploma binnen twee jaar garanderen, is vragen om een devaluatie van je onderwijs. We moeten de verleiding blijven weerstaan om op onze hurken te gaan zitten om studenten met een achterstand tegemoet te komen.”
“Als je internationalisering wilt laten slagen, moet je zorgen voor een goede mix van talenten, nationaliteiten en culturen. Pas dan levert het ook voordelen op voor Nederlandse studenten. Bij het aantrekken van studenten mag je je nooit laten leiden door financiële motieven. Natuurlijk, ook technische materiaalwetenschappen heeft gebalanceerd op het randje van bestaansrecht, maar internationalisering heeft alleen zin als je mensen haalt van een goed niveau. En die zijn er best.”
Barend Thijsse: “In de praktijk komen vooral mensen met een achterstand uit Indonesië, China en India deze kant op. Hen een Msc-diploma binnen twee jaar garanderen, is vragen om een devaluatie van je onderwijs.” (Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
Comments are closed.