Chirurg, rechter, burgemeester… vraag mensen welke beroepen het meeste aanzien hebben en dit is hun antwoord. Leraren daarentegen zouden flink aan prestige hebben ingeboet.
Chirurg en rechter staan sinds 1982 stijf bovenaan in de ‘prestigeladder’, blijkt uit een nieuw rapport van het Maastrichtse onderzoekscentrum ROA en onderzoeksbureau Ecorys. De vuilnisman bungelt helemaal onderaan.
Maar het onderzoek draait eigenlijk om leraren. Hun imago gaat volgens dit onderzoek achteruit. Zo stonden leerkrachten in de bovenbouw van havo en vwo tien jaar geleden nog op de 22ste plek, terwijl ze nu op nummer 43 in de lijst van de 138 beroepen uitkomen, net onder de verpleegkundigen.
Leraren in het basisonderwijs dalen van 42 naar 69, tussen verzekeringsagenten en boekhouders in. De hoogleraar staat weliswaar op nummer tien, maar dat is toch vijf treden lager dan voorheen.
Maar wat betekent dit? De onderzoekers vroegen hun respondenten welke beroepen het meeste maatschappelijk aanzien genieten. “Het gaat hierbij niet om het aanzien zoals u dit zelf aan de beroepen zou toekennen”, verduidelijkten ze, “maar om het aanzien zoals men er in het algemeen over denkt.”
Andere mensen
De ladder van beroepen reflecteert dus hoe mensen denken dat andere mensen denken over beroepen. “Zo voorkom je sociaal wenselijke antwoorden”, zegt hoogleraar arbeidsmarkt Frank Cörvers van het ROA.
Zegt die ladder iets over de opvattingen van mensen zelf?
“Stel dat je een auto wilt kopen en je moet kiezen tussen een Roemeens of Duits merk. Zelf denk je misschien dat er weinig verschil is, maar je weet ook dat Duitse auto’s meer status hebben. Dus kies je liever voor een Duitse auto. De perceptie in de maatschappij kan belangrijk zijn voor je eigen keuze.”
Maar de persoonlijke waardering voor die beroepen zou dus heel anders kunnen zijn.
“Daar hebben we niet naar gevraagd. Je zou inderdaad kunnen zeggen: als de vuilnis niet wordt opgehaald, hebben we misschien een groter probleem dan als de hoogleraar niet op zijn werk verschijnt.”
Zou je die ladder niet moeten ijken aan wat mensen zelf vinden?
“Dat zou je kunnen doen, maar dat hebben we niet gedaan. In dit onderzoek is elke respondent een antenne voor maatschappelijk aanzien. We vragen wat iemand denkt dat er in de maatschappij gedacht wordt. Het is dus dubbel subjectief. Uiteraard kun je dat ter discussie stellen, maar het is welbewust zo gedaan. We noemen dit in de sociologie een projectieve vraagstelling. Zulk onderzoek is in de jaren vijftig en tachtig ook uitgevoerd, en in 2006 hanteerden we dezelfde vraagstelling. Ook internationaal voeren ze dit onderzoek op deze manier uit.”
In de krant staan weleens artikelen over het imago van leraren. Praten mensen die artikelen niet na?
“Dat zou je kunnen zeggen, maar dat weten we niet. Leraren komen slecht in het nieuws met hun arbeidsvoorwaarden en hoge werkdruk, misschien daalt daardoor het aanzien. Maar lerarentekorten duiden erop dat leraren schaars zijn; daardoor kan het aanzien weer stijgen. Aan de andere kant wijzen die tekorten erop dat als het ware ‘niemand’ leraar wil worden. Er zitten meerdere kanten aan de zaak, die elkaar beïnvloeden. Als je bijvoorbeeld de salarissen verhoogt, dan zal dat zich niet onmiddellijk vertalen in een beter imago.”
Lange adem
Volgens het ROA-rapport is de imagoverbetering van het lerarenberoep een kwestie van lange adem: “Er dient dan over een langere periode consequent geïnvesteerd te worden in de verbetering van de arbeidsvoorwaarden, in kwalitatief goede lerarenopleidingen, in de verdere professionalisering van leraren, in de versterking van de beroepsorganisatie en in imagocampagnes om de aantrekkelijke kanten van een baan als leraar toe te lichten, voordat de resultaten zichtbaar zouden kunnen worden in de waarderingscijfers en in de positie op de beroepenladder.”
Comments are closed.