Campus

Creatief op commando

Ontwerp op één dag een brug, een vakantiehuisje en een visie voor de Spoorzone. Dat was de afmattende opdracht aan scholieren die deelnamen aan een toets voor de decentrale selectie bij Bouwkunde.

Negentig scholieren kwamen erdoor. De afvallers maken kans alsnog te worden toegelaten via centrale loting.


BK City 02 West,12:05 uur

“Let op: achterin de zaal staan twee snijtafels”, zegt docent Engbert van der Zaag. “Wees voorzichtig: snij van je af! Veel geluk, plezier en lol in dit prachtige vak dat construeren heet. Aan de slag!”



De toets voor de decentrale selectie bij Bouwkunde is begonnen. Van de 150 scholieren die een test op de website hebben doorstaan, zijn er 144 komen opdagen. Drie opgaven – ontwerpen, construeren en sturen – testen hun vermogen om bouwkundige vraagstukken op te lossen. De studenten die als eerste zullen construeren, vinden op tafel een moedermaquette bestaande uit twee gebouwen. Daarnaast liggen potjes lijm, pennen, potloden, gummetjes, schildertape, touw, tandenstokers, satéprikkers, paperclips, punaises, elastiekjes, mesjes, linialen, ijzerdraad en grote vellen karton.


De opdracht: ontwerp en bouw een doelmatige, mooie en veilige loopbrug voor twee voetgangersstromen.  De loopbrug komt uit het ene gebouw en gaat naar het dakterras van het andere. Via vragen, schetsen en een zeer beknopte uitleg moeten de kandidaten hun ontwerp toelichten.


Rinze Wassenaar begint meteen te tekenen. “Het is verschrikkelijk als je tijd tekort komt.” Voor een project op school moest hij eens een stad maken. “Na vier keer tachtig minuten had ik nog geen zicht op wat ik wilde.”


Doodse stilte. Peinzende blikken. “Hou de tekst beknopt”, tipt Van der Zaag. “Het gaat om de verbeeldingskracht, de maquette, het model.” De zon schijnt, het is behoorlijk warm. Wassenaar vraagt om een schaar, maar scharen ontbreken. Hij gaat als eerste snijden.


Ruim een kwartier na aanvang volgt een waarschuwing: iedereen moet nu toch echt zo langzamerhand beginnen  aan de maquette.


Wassenaar rijgt wat touw door een strookje karton. Een kwartier later begint bij de snijtafel het spitsuur en de verspreiding van een zweetlucht. Wassenaar heeft met het touw een brugboog gespannen en lijmt er wat tandenstokers als pylonen onder. Hij leunt achterover om het eens goed te bekijken.


Een meisje gebruikt liever ijzerdraad, maar weet niet hoe ze dat zonder schaar moet doorknippen. Van der Zaag doet het voor: flink aan het draad draaien. Ze kijkt met de moed der wanhoop. Een andere kandidate loopt met haar enorme vel karton Van der Zaag bijna omver. “Past je brug in het model?”, vraagt hij aan Wassenaar. Ja. “Mag ik het even zien?” Nee. “Het moet nog even drogen.”



13.00 uur

De eerste opdracht is voorbij. De helft van de scholieren verkast naar een andere atelierruimte en wordt afgewisseld door andere scholieren, die al voor de deur wachten. Sommigen bijten op hun nagels.



De groep van Wassenaar blijft in de zaal voor de ontwerpopdracht: een eenvoudig vakantiehuisje op een eiland in een meer. De scholieren moeten hun ontwerp toelichten en veel tekenen: een plattegrond, een doorsnede, een gevel en een huisje in perspectief.


De meeste scholieren beginnen meteen met tekenen. Wassenaar vraagt of hij de inrichting van het huis er ook in moet verwerken. “Ja, maak eerst de contouren en kijk hoe ver je komt”, zegt docent Luc Willekens. Hij waarschuwt iedereen: “Zorg dat je op alle vragen een antwoord hebt. Onthoud: ontwerpen is als een voetbalwedstrijd: op een gegeven moment is het afgelopen en is er nog een kleine verlenging mogelijk.” Die bestaat aan het eind van de middag uit een volle voetbalhelft, om het resultaat nog bij te werken.


Maar eerst is het nog volop gummen en keurig langs linialen tekenen. Steeds schichtiger. Sommigen hebben een huisje met trapgevel gemaakt, anderen een standaard eengezinswoning met uitbouw.



14.35 uur

“Wie is er met de trein gekomen?”, vraagt docent MaartenJan Hoekstra aan de gespannen scholieren. Veel vingers gaan omhoog. “De laatste opgave gaat over station Delft. Dat is nu een grote bouwput, omdat het spoor onder de grond wordt gelegd. Daardoor kunnen wijken eindelijk met elkaar worden verweven. Wij vragen jullie voor dat gebied een visie te ontwikkelen. Het enige gebouw dat blijft staan, is het stationsgebouw.”



Woningen, winkels, horeca, het stationsgebouw met stadskantoor, een park en een plein. Het moet allemaal een plekje krijgen op een plattegrond. Het programma van eisen geeft aan hoeveel vierkante meters elke functie heeft. Dat wordt stapelen, de hoogte in!


Met kleurpotloden geven de scholieren elke functie op de plattegrond aan. Twee verdiepingen? Vijf verdiepingen? Het vereist aardig wat rekenwerk. Het gaat dit keer echter vooral om de argumentatie, benadrukt Hoekstra. “Heel belangrijk voor een bouwkundige: heeft je plan overtuigingskracht?” 


Zo bedrijvig als het in het andere atelier was, zo rustig is het hier. Een scholiere heeft extra ruimte op haar plattegrond over, omdat ze veel heeft gestapeld. Zij heeft volgens Hoekstra de durf verder te denken. “Een goede instelling is om op een slimme manier om te gaan met het programma van eisen. We trainen hier geen slaafse machines, maar creatieve mensen.”


Die creatievelingen zijn om half vier klaar. “Als je denkt: ik vind er hier niks aan, denk dan nog eens goed na over je studiekeuze”, zegt directeur onderwijs Christian van Ees in zijn slotwoord.  



17.00 uur

In een van de twee atelierruimtes staan dozen met pizza’s en wijn voor docenten die de opdrachten zullen beoordelen. Iedere kandidaat zal een uniek rangnummer krijgen.



Bij de loopbruggen kijken docenten  onder meer naar de voetgangersstromen, de toegankelijkheid, de breedte en de vorm, bijzondere onderdelen, de stevigheid, het concept en vooral: de maquette zelf. “Dit vind ik echt een geweldig dingetje”, roept een van de docenten. “Deels open en deels overdekt: vijf punten voor een bijzonder onderdeel!”


Even later: “Nu een slechte brug: dit is een lekkere fröbelaar”, zegt een van de docenten. “De voetgangersstromen bewegen tegelijkertijd: slechts één punt. De toegankelijkheid is goed: vijf punten. Breedte: vier punten. Het is een keihard en simpel idee. Minder schetsachtig: ik zou zeggen een twee. Hij is niet stevig: drie van de tien punten. Jammer dat er geen hekje is.”  De volgende. “Deze heeft gewoon de Erasmusbrug nagebouwd.”   


Aan de andere kant van de zaal is ontwerpdocent Luc Willekens plotsklaps helemaal lyrisch. “Krik, kom je even kijken?” Van Ees: “Heb je een geniaal ontwerp?” Een scholier heeft het vakantiehuisje op palen in het water gezet in plaats van op het eiland. Ook is er een boothuisje, waarvan het dak een terras vormt. Dat zijn al zes tot zeven bonuspunten. Ronde raampjes benadrukken het maritieme karakter. “Dit is een snoepje”, zegt Willekens.    


Zo lyrisch is MaartenJan Hoekstra niet. Zijn stationsopdracht is nogal wisselend gemaakt. “Mensen die niet doen wat we vragen, geen hoogtes aangeven, geen titel er boven zetten. Zo kan ik geen punten geven.” Er zijn zelfs plattegronden die niet ingekleurd zijn. Toch zitten er ook goede transformaties bij: zelfs plattegronden met een extra legenda. “Krik, we hebben er een die het eerste jaar mag overslaan!”, jubelt Willekens weer. “Dit zijn tekeningen zoals een eerstejaars ze aan het eind van het jaar maakt.”



21.20 uur

Op tafel liggen zes bruggen uitgestald: de mooiste van de dag. Die van

Wassenaar ligt er tussen. De selectie is ten einde. De papiercontainer is snel vol.

Jelle Zijlstra (19)
Jelle Zijlstra (19)

Jelle Zijlstra (19)


Woonplaats: Leiden

Kiest voor bouwkunde omdat: het een creatieve studie is en ik best creatief ben.

Vond de opdrachten:  Wel oké. Ik zag dat anderen mooiere dingen hadden gemaakt, maar ook minder mooie.

De moeilijkste opdracht: De brug. Hij paste niet in de mal: was iets te breed, iets te onnauwkeurig.

Als ik niet geselecteerd word, dan: Hoop ik dat ik ingeloot word. Het is erger als ik helemaal niet mag beginnen. Dan schrijf ik me in voor civiele techniek.

Uitslag: Niet geselecteerd.

Merel Cornelissen (20)
Merel Cornelissen (20)

Merel Cornelissen (20)


Woonplaats: Houten

Kiest voor bouwkunde omdat: ik op een kinderfeestje al met klei een huisje met meubels in elkaar knutselde.

Vond de opdrachten: Wennen. Veel doen in weinig tijd.

De moeilijkste opdracht: Tekenen, ik had wel een idee in mijn hoofd, maar vervolgens moet het nog op papier komen.

Als ik niet geselecteerd word, dan: ga ik bouwkunde in Eindhoven doen, of iets economisch.

Uitslag: Geselecteerd.

Rinze Wassenaar (18)
Rinze Wassenaar (18)

Rinze Wassenaar (18)


Woonplaats: Houten

Kiest voor bouwkunde omdat: ik tekenen op school heel leuk vond en ik interesse heb voor wis- en natuurkunde. Ik denk dat bouwkunde een goede mix is.

Vond de opdrachten: Geweldig, ik ben over alles tevreden. Super leuk.

De moeilijkste opdracht: Tekenen, omdat je zoveel tekeningen moest maken. Thuis werk ik zo een uur aan een tekening en hier is het pats boem: fabriceer tekeningen.

Als ik niet geselecteerd word, dan: Is plan B Eindhoven.

Uitslag: Geselecteerd.

Niet geselecteerd, toch ingeloot


Studenten die vorig jaar niet werden geplaatst bij de decentrale selecties aan de TU, werden uiteindelijk toch toegelaten via centrale loting. Dat komt doordat zich toen minder studenten inschreven dan er aan plaatsen beschikbaar waren.


De decentrale procedure heeft wat dat betreft geen selecterende functie gehad, concludeert de werkgroep Numerus Fixus in een evaluatie. Wel heeft het proces ertoe geleid dat een aantal studenten besloot hun aanmelding in te trekken, omdat zij na de selectieopdrachten de studie toch minder bij zich vonden passen.

Tevens biedt decentrale selectie faculteiten de mogelijkheid te onderzoeken hoe geselecteerde studenten presteren ten opzichte van niet-geselecteerde studenten. Dat zou binnenkort moeten blijken.


Bouwkunde (BK), Industrieel Ontwerpen (IO) en Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R) voerden vorig studiejaar (2012-2013) voor het eerst een decentrale selectie uit. Bij Bouwkunde en IO was er net als nu een online eerste selectie met daarna een selectiedag met opdrachten op de faculteit.


Bij IO meldden zich 180 kandidaten, van wie er 75 werden uitgenodigd voor de selectiedag met ontwerpopdrachten. Vijftig werden er uiteindelijk geselecteerd. Dit kostte IO in totaal 550 manuren.


Bij Bouwkunde meldden zich 283 kandidaten, van wie er 152 werden uitgenodigd voor de selectie. Van de 126 scholieren die kwamen, selecteerde Bouwkunde er negentig.


De selectie bij L&R richtte zich alleen op studenten met een internationale vooropleiding. Zij konden een dossier laten beoordelen. Uit tweehonderd dossiers selecteerde een team van drie medewerkers 77 kandidaten op motivatie voor de studie en voor de TU Delft, op extracurriculaire activiteiten en op cijfers. Van die 77 schreven zich er 52 daadwerkelijk in.


De numerus fixus voor Bouwkunde (450) en  IO (330) beïnvloedde de studiekeuze, blijkt uit een evaluatie onder studenten die wel interesse hadden, maar zich niet inschreven. Van de 51 IO-studenten die reageerden, gaf 61 procent aan dat de fixus van invloed was. Van de 50 bouwkundestudenten gold dit voor 43 procent. Bij de evaluatie voor de fixus van L&R (440) ging overigens wat fout.


De invloed van de fixus bestond er onder meer uit dat studenten de loting niet aandurfden en kozen voor dezelfde studie bij een andere universiteit. Anderen zagen betere kansen bij een andere TU-opleidingen of wilden de studie juist wel doen omdat die door de fixus prestigieuzer leek.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.