Campus

‘Contact maken is al een uitdaging’

Ontwerpen voor een doelgroep die communicatief moeilijk bereikbaar is. Hoe pak je dat aan? Tijdens haar promotieonderzoek onderzocht Helma van Rijn hoe ontwerpers kunnen leren van ontmoetingen met autistische kinderen.


In welk opzicht is ontwerpen voor kinderen met autisme anders dan ontwerpen voor kinderen die geen autisme hebben?

“Je kunt je niet voorstellen hoe die kinderen denken als je ze nog nooit ontmoet hebt of er geen ervaring mee hebt. Dat is met andere doelgroepen ook het geval: als je ontwerpt voor iemand met dementie kun je je ook niet voorstellen hoe het is dat iemand constant vergeet wat jij net gezegd of afgesproken hebt. Het zorgt er voor dat je meer energie moet stoppen in het begrijpen van zo’n doelgroep.”



Waarin verschillen kinderen met autisme van andere kinderen?

“Ik neem altijd het voorbeeld van een kind in een boekwinkel. Kinderen met autisme hebben een stoornis in de prikkelverwerking, waardoor dingen niet automatisch binnenkomen zoals bij ons. Wij weten bijvoorbeeld dat als je een boek wilt kopen, je naar de kassa moet gaan. Dat is voor die kinderen niet vanzelfsprekend. Zij moeten alles uit hun hoofd leren: de volgorde van dingen bijvoorbeeld. Ik heb een zoontje van twee en die weet al dat als ik mijn jas aantrek, wij weggaan. Kinderen met autisme maken zulke koppelingen niet automatisch. Ze begrijpen niet automatisch waar iets voor bedoeld is. Die zijn veel meer bezig met: als ik op dat knopje druk, gaat er een lampje aan of hoor ik een geluidje. Ze kunnen geen fantasie in hun spel stoppen.”



Wat betekent dat als je voor hen wilt ontwerpen?

“Dat ligt aan het doel van je ontwerp: wil je ze iets leren, of wil je iets maken waar ze gewoon mee kunnen spelen op hun manier? Mijn proefschrift ging niet om ontwerpen waarmee ze kunnen spelen, maar over ontmoetingen en wat je daarvan kunt leren voor het ontwerpproces. In mijn studies kregen studenten de opdracht om een product te ontwerpen waarmee deze kinderen iets leren. Zoals om van letters een woord maken. Ik koppelde de studenten daarvoor aan een groep kinderen op het speciaal onderwijs.”



Stuitten de studenten dan op het probleem dat die kinderen moeilijk communiceren?

“Niet elke ontwerper interviewt in de praktijk zijn doelgroep. Als je je gebruikers betrekt in het ontwerpproces is het heel gebruikelijk om met ze te praten of ze te observeren. Maar als je het hebt over beleving en wat je van dingen vindt, is het logisch om daar woorden voor te gebruiken. Dat gaat natuurlijk niet met zo’n doelgroep. Dan heb je ontmoetingen en je hebt natuurlijk de zorgverleners, ouders en leerkrachten. Zij zien in het dagelijks leven wat wel en niet werkt en waar je rekening mee moet houden.”



Hoe verliep jouw eerste ontmoeting met autistische kinderen?

“Dat was lang geleden, tijdens mijn afstudeerproject. Ik ben toen naar een medisch dagverblijf met kleintjes gegaan. Ik begon enthousiast maar had eigenlijk geen idee. Ze zeiden tegen me: ga daar maar zitten. Op een gegeven moment kwam er zo’n jongetje bij mij op schoot zitten. Dat was heel apart want hij ging aan mijn haar trekken en aan mijn hoofd zitten. Hij duwde zijn neus tegen mijn neus en ging naar me kijken.”

 

Heb je daar wat van opgestoken voor je werk?

“Niet letterlijk, maar ik weet nog wel dat het heel ongemakkelijk voelde en dat ik niet zo goed wist hoe ik kon en mocht reageren. Je wilt niet dat ze opeens heel hard gaan gillen of huilen. Maar wat ik vooral heb opgestoken, is dat als je daar dan een dag geweest bent – al is het maar een uurtje – dat je al veel hebt bijgeleerd. Gewoon door het gedrag van die leerkracht te zien en dat te kopiëren. Je voelt je niet angstig door dat rare gedrag. En je leert dat je bepaald gedrag moet belonen en sommige dingen moet negeren.”



Hoe kunnen ontwerpers die niet veel ervaring hebben met autistische kinderen toch effectief contact met ze maken?

“Ik heb in mijn onderzoek een raamwerk voorgesteld waarin ik een aantal stappen beschrijf. Het gaat om de ontmoeting: het contact maken is een uitdaging op zich. Leer van de momenten waarop dat niet lukt. Dus wanneer je het gevoel krijgt: ik vraag iets, maar er komt niets terug. Dat zijn al dingen waar je iets van leert. Het gaat niet alleen om die momenten dat het echt gelukt is.”



 Hoe ziet dat raamwerk eruit?

“Eén ding is gewoon observeren: zorg dat je je vertrouwd voelt, maar observeer wat er gebeurt. Kijk om je heen en zie hoe andere mensen met die kinderen omgaan. Pik daar dingen van op. Reflecteer er daarna op: wat gebeurde er en wat kun je de volgende keer beter doen? Een volgende stap is theoretiseren: bedenken wat je hebt geleerd en hoe dat past bij wat je leest en uit andere bronnen meekrijgt. En vervolgens: probeer zelf actief dingen uit. Ontwerpers kunnen met prototypes naar die kinderen gaan en zien wat er gebeurt. Van tevoren heb je een verwachting bij zo’n prototype. Vaak loopt dat bij gebruikers – en bij deze kinderen helemaal – toch stiekem

anders.”



Als een kind aan je haren trekt en naar je zit te kijken, lijkt het me voor een ontwerper moeilijk daar wat van te leren.

“Ja, maar veel dingen gaan ook automatisch. Ouders of leerkrachten vertellen veel. Ik zou zeggen: laat het gewoon over je heenkomen en ga er in mee. Dan kun je daarna bedenken welke rol je daarin kunt spelen. Ouders hebben allerlei dingen bedacht die goed werken: trucjes om kinderen hun tanden te laten poetsen en om ze te leren aangeven wat ze op hun boterham willen. Dat soort trucjes kun je als ontwerper gebruiken in je producten.”

 

Hoe had je je onderzoek opgezet?

“Ik heb vijf studies gedaan en die uitgevoerd in projecten met studenten. Ze volgden de stappen in het raamwerk: eerst een keertje langsgaan bij de kinderen om te kijken, dan een keertje actief met ze spelen, vervolgens dit spelen analyseren en verwerken en ten slotte een oplossing bedenken en die uitproberen. Tussendoor reflecteerden ze. Daar had ik dagboeken voor gemaakt. Dat was voor hen een stap in hun proces, maar voor mij een manier om te zien hoe ontwerpers die ontmoetingen ervaren.”



Wat kwam er uit die dagboeken naar voren?

“Sowieso vonden studenten het heel fijn om die bij te houden. Ik vroeg ze van tevoren wat hun verwachtingen waren en na afloop vroeg ik wat ze er van hadden geleerd. Vijf verschillende scholen deden mee en na afloop gingen we plenair alle ervaringen van de studenten bespreken. Je merkte dat studenten dan al door hadden dat de kinderen houden van herhaling en van structuur. Dat was overal hetzelfde. Na één bezoek van een uurtje hadden ze al superveel geleerd.”



Hoe ging dat spelen?

“Studenten kregen voor het tweede bezoek een tas met speeltjes die ik had ontworpen. Er zat bijvoorbeeld een spiegeltje in. De kinderen herkennen zichzelf niet altijd in de spiegel. Ze houden erg van sensorische ervaringen: hoe dingen voelen, de lichtinval in zo’n spiegel of lampjes die branden, geluidjes. De studenten kregen de opdracht om met het kind te spelen en hebben alles gefilmd.”



En?

“Ze hadden gespeeld met een huisje met een deurbel en poppetjes. En allemaal merkten ze dat dat niet werkte. ‘Die kinderen gingen heel irritant alleen maar zitten bellen. Het werkte niet dat ik met dat poppetje kwam aanwandelen’, zeiden de studenten. Via dit onderzoek probeerden we uit te lokken dat de studenten bepaalde dingen van kinderen leerden. Bijvoorbeeld dat de kinderen anders spelen dan de studenten verwachtten. Normaal gesproken kun je spelen opsplitsen in vier niveaus: manipulatie van objecten, dingen relationeel aan elkaar verbinden (een poppetje dat je ergens op kunt zetten), functioneel spelen (weten dat je tegen een bal kunt schoppen) en symbolisch spelen (doen alsof er een vader en moeder in het huisje wonen). Veel kinderen met autisme blijven hangen op die simpele manipulatie of dat relationele spel.”



Wat concludeerde je uit je onderzoeken met studenten?

“Dat je jezelf de tijd moet gunnen om even te wennen als ontwerper in zo’n klas of bij het gezin. Dat je bij het observeren niet meteen videocamera’s moet meenemen, want dat kan het proces erg verstoren. Voor empathie moet je juist meegaan in de interactie. En zoek bewust momenten op waarin kinderen een andere betekenis geven aan objecten of interacties dan jij zelf doet. Door zo’n huisje bijvoorbeeld, weet je dat ze op een ander niveau zitten.”



Heb je tips voor ontwerpers die gaan ontwerpen voor kinderen met autisme?

“Plan, maar plan niet te veel. Bedenk wie je gebruikers zijn. Ga vroeg op zoek naar mensen die je kunnen helpen. Als je in een team werkt: houd de ontmoetingen samen, dan kun je ook samen reflecteren. Maak expliciet wat je weet en leert. Bouw je eigen theorie op, bestaande theorieën geven ontwerpers niet altijd inspiratie om op gang te komen. Confronteer jezelf met je vooronderstellingen en onderhoud de relatie met de kinderen en vooral hun ouders en leerkrachten.”



Er zal niet altijd tijd en budget zijn voor zo’n aanpak.

“Nee, maar in de praktijk wordt überhaupt weinig ontworpen voor deze doelgroep. Mijn onderzoek laat meer zien hoe je het zou kúnnen doen. En het laat zien dat er dan betere dingen uitkomen. Uit een vooronderzoek van mij bleek bijvoorbeeld dat ouders en leerkrachten van autistische kinderen een voorkeur hadden voor een broodtrommel die ontworpen was door studenten die de kinderen ontmoet hadden. En niet voor die van ontwerpers die alleen gelezen hadden over autisme.”

Wie is Helma van Rijn?


Helma van Rijn (1982, Delft) begon in 2000 aan de opleiding industrieel ontwerpen bij de TU Delft. Tijdens de master design for interaction haalde ze haar propedeuse psychologie aan de Universiteit Leiden. In 2007 studeerde ze cum laude af op het ontwerp van de Linkx language toy, speelgoed waarmee kinderen met autisme kunnen leren communiceren. Ze werd er de beste afstudeerder van het jaar 2006-2007 mee. Haar interesse voor moeilijk bereikbare doelgroepen was gewekt: ze deed een project voor ouderen met dementie en besloot zich voor haar promotieonderzoek ‘Meaningful Encounters; explorative studies about designers learning from encounters with children with autism’. te richten op kinderen met autisme. Hoe kunnen ontwerpers leren van ontmoetingen met deze kinderen? Van Rijn promoveerde er dinsdag 18 december op en werkt voor een bedrijf dat digitale diensten evalueert. Ze woont samen met haar vriend en heeft een zoontje van twee.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.