Onderzoek samen met petrochemische bedrijven mag, als het bijdraagt aan klimaatdoelstellingen, vindt Monique van der Veen. Maar wat doen we met het intellectuele eigendom?
Ik heb eens een eerste date gehad die erg leuk verliep, maar ik werd afgewezen voor een tweede date omdat ik gezegd had dat ik niet zou deelnemen aan een anti-Trump-mars (dit was kort na zijn verkiezing). Protestmarsen, hoewel ze zinnig kunnen zijn, zijn doorgaans niet mijn stijl. Ik schrijf bijvoorbeeld liever columns waar ik ruimte heb om de nodige nuance aan te brengen.
In mei protesteerden Extinction Rebellion en University Rebellion op de campus van de TU Eindhoven met de eis dat de universiteit alle banden zou verbreken met de petrochemische industrie. Op het eerste gezicht klinkt dat misschien goed. En ik zou zeggen dat we aan onderzoek naar hoe we nog efficiënter aardolie uit de aardkorst halen waarschijnlijk beter niet meewerken. De TU Delft zou beter kritisch kijken of dat soort onderzoek ook niet meer gebeurt aan onze universiteit.
Zelf kies ik er wel voor om samen te werken met petrochemische bedrijven wanneer het onderzoek bijdraagt aan het halen van de klimaatdoelstellingen van Nederland en de Europese Unie. Dan kun je denken aan het afvangen van CO2 (carbon capture), dat daarna opgeslagen kan worden of opnieuw om te zetten is in brandstof of andere nuttige chemicaliën. Daar is natuurlijk ook de nodige discussie over mogelijk, maar feit is dat het deel uitmaakt van de plannen van Nederland en de EU om de klimaatdoelstellingen te halen. Hoe energie-efficiënter we dit proces kunnen maken, des te beter het kan bijdragen aan de vermindering van CO2-uitstoot.
Je ziet dan ook dat veel TU Delft-wetenschappers die betrokken zijn bij ontwikkelen van technologie om de klimaatdoelstellingen te halen, bijvoorbeeld in de grote flagship-programma’s op dit gebied (zoals Release en e-refinery), samenwerken met petrochemische bedrijven.
Uiteindelijk moet je een bedrijf beoordelen op zijn daden
Mijn bekommernis is: hoe toegankelijk zal het intellectuele eigendom zijn dat uit dit onderzoek voortvloeit? Want uiteindelijk wil je dat alle partijen die de nieuwe technologie willen toepassen, dat ook kunnen doen. Petrochemische bedrijven geven zelf aan dat ze op dit vlak niet hun concurrentiepositie bepalen, en dus niet geïnteresseerd zijn in het alleenrecht op de ontwikkelde technologie.
Maar uiteindelijk moet je een bedrijf beoordelen op zijn daden en niet op zijn woorden. Ik merk dat het heel makkelijk is om in zulke projecten samen te werken met verschillende petrochemische bedrijven tegelijk, waar dat voorheen absoluut uitgesloten was. Dus tot dusver lijken woorden en daden in overeenstemming.
Maar ik zie hier ook een belangrijke taak voor de universiteit. De technische universiteiten in Nederland zijn steeds meer geïnteresseerd om inkomsten te genereren uit de ontwikkelde intellectuele rechten. En daar zijn goede argumenten voor. Echter, gezien de maatschappelijke functie van universiteiten moet het hoger nut voor de samenleving prevaleren.
In dit geval moeten we dus zorgen dat technologie die meedraagt tot het halen van de klimaatdoelstellingen zo breed mogelijk toegepast kan worden. En dat hoeft niet gratis, toegankelijke licenties zijn prima. Wij, als onderzoekers en werknemers van de TU Delft kunnen echter geen enkele beslissing nemen met betrekking tot overeenkomsten over intellectuele rechten. Dat ligt volledig bij de decanen en (vanaf een bepaald projectbedrag) bij de rector magnificus. En deze zouden dus moeten gaan sturen op een licentiemodel in plaats van een alleenrechtmodel in onderhandelingen met bedrijven.
Monique van der Veen is universitair hoofddocent aan de faculteit Technische Natuurwetenschappen, afdeling Chemical Engineering. Lees hier over het werk van haar onderzoeksteam en volg haar op Twitter: @MAvanderVeen
Monique van der Veen / Columnist
Comments are closed.