Anne M, Bart M – ik scrolde door de eindeloze lijst namen in mijn telefoon. Bas M, Bunno M. Steeds sneller. Geerke M, Geert M. Soms leken de namen in elkaar over te vloeien.
Hanneke M, Hiske M, Jan M. Vrienden, vage vrienden, kennissen en passanten uit mijn Delftse leven, allen kwamen voorbij % achtervolgd door mijn ‘M’ van ‘mobiel’.
Ik wandelde na een interview in de TU-wijk al scrollend richting binnenstad. Het leek mij een goed idee om % nu ik weer eens in Delft was % een oude bekende te bellen om die avond samen een biertje te drinken in de Tango en daarna een hapje te eten. Oude bekenden genoeg, zou je zeggen.
Maar dat viel tegen. Ik naderde inmiddels de minder vruchtbare laatste letters van het alfabet % Thomas M, Teun M, Vincent M % en concludeerde dat iedereen massaal was weggelopen: verhuisd naar Rotterdam, naar Den Haag, naar Hongkong. Niemand met een leuk arbeidershuisje in het Westerkwartier, een grauwe flat in de Poptahof of een appartement aan de Koornmarkt. Niemand om in de Tango een biertje mee te drinken.
Maar hoe komt dat?
Misschien zijn afgestudeerden aan iets nieuws toe, bedacht ik me op weg naar het station. Maar van Utrechtse vrienden hoor ik andere verhalen: daar blijven ze na de studie wél allemaal hangen. Wat heeft Utrecht dat Delft niet heeft? Een Domtoren zonder kerk, een zaal waar bekende bandjes optreden en een overdekt winkelcentrum vol junks % daar kan Delft niet tegenop. Maar wat betreft grachten, historie en centrale ligging kan Delft de concurrentie met Utrecht best aan.
Verhuist de afgestudeerde dan met zijn baan mee? Onwaarschijnlijk. Delft ligt op kruipafstand van Den Haag, Rotterdam en Leiden. Op en neer forensen hoeft geen probleem te zijn voor iemand die heel graag in Delft wil blijven wonen. En Delft zelf heeft ook genoeg werk voor ingenieurs: de TU, GeoDelft, architectenbureaus, het Waterloopkundig Laboratorium en immense TNO-afdelingen. Gek genoeg helpt dat niet om alumni in Delft te houden. Sterker nog: ook veel ingenieurs die aan de TU blijven om te promoveren zoeken een huisje buiten Delft.
Gaan de afgestudeerde Delftse heren wellicht in andere steden op zoek naar een vrouw, bang gemaakt door de volkswijsheid dat tachtig procent van de vrijgezelle afstudeerders nooit meer een relatie krijgt? Lijkt me niet, want ook de vrouwen vertrekken, evenals de gebonden mannen.
Dan is Delft misschien te klein en dorps voor de mondaine ingenieur. Ik weet nog goed dat ik met een pril soort-van-vriendinnetje ooit de rust van café Bebop opzocht in de hoop niemand tegen te komen. Tot mijn verbazing liep ik er direct een vriend tegen het lijf, ook met een pril soort-van-vriendinnetje trouwens. Sindsdien nam ik nieuwe meisjes steevast mee naar een andere stad.
Maar verklaart dit trauma mijn vertrek naar Amsterdam? Verklaart dit het fenomeen van de Delftse braindrain? Ik betwijfel het. Iemand een betere theorie?
Rik Kuiper is redacteur van het nieuwe populair-wetenschappelijke tijdschrift Quest. Hij studeerde technische bestuurskunde aan de TU Delft.
Anne M, Bart M – ik scrolde door de eindeloze lijst namen in mijn telefoon. Bas M, Bunno M. Steeds sneller. Geerke M, Geert M. Soms leken de namen in elkaar over te vloeien. Hanneke M, Hiske M, Jan M. Vrienden, vage vrienden, kennissen en passanten uit mijn Delftse leven, allen kwamen voorbij % achtervolgd door mijn ‘M’ van ‘mobiel’.
Ik wandelde na een interview in de TU-wijk al scrollend richting binnenstad. Het leek mij een goed idee om % nu ik weer eens in Delft was % een oude bekende te bellen om die avond samen een biertje te drinken in de Tango en daarna een hapje te eten. Oude bekenden genoeg, zou je zeggen.
Maar dat viel tegen. Ik naderde inmiddels de minder vruchtbare laatste letters van het alfabet % Thomas M, Teun M, Vincent M % en concludeerde dat iedereen massaal was weggelopen: verhuisd naar Rotterdam, naar Den Haag, naar Hongkong. Niemand met een leuk arbeidershuisje in het Westerkwartier, een grauwe flat in de Poptahof of een appartement aan de Koornmarkt. Niemand om in de Tango een biertje mee te drinken.
Maar hoe komt dat?
Misschien zijn afgestudeerden aan iets nieuws toe, bedacht ik me op weg naar het station. Maar van Utrechtse vrienden hoor ik andere verhalen: daar blijven ze na de studie wél allemaal hangen. Wat heeft Utrecht dat Delft niet heeft? Een Domtoren zonder kerk, een zaal waar bekende bandjes optreden en een overdekt winkelcentrum vol junks % daar kan Delft niet tegenop. Maar wat betreft grachten, historie en centrale ligging kan Delft de concurrentie met Utrecht best aan.
Verhuist de afgestudeerde dan met zijn baan mee? Onwaarschijnlijk. Delft ligt op kruipafstand van Den Haag, Rotterdam en Leiden. Op en neer forensen hoeft geen probleem te zijn voor iemand die heel graag in Delft wil blijven wonen. En Delft zelf heeft ook genoeg werk voor ingenieurs: de TU, GeoDelft, architectenbureaus, het Waterloopkundig Laboratorium en immense TNO-afdelingen. Gek genoeg helpt dat niet om alumni in Delft te houden. Sterker nog: ook veel ingenieurs die aan de TU blijven om te promoveren zoeken een huisje buiten Delft.
Gaan de afgestudeerde Delftse heren wellicht in andere steden op zoek naar een vrouw, bang gemaakt door de volkswijsheid dat tachtig procent van de vrijgezelle afstudeerders nooit meer een relatie krijgt? Lijkt me niet, want ook de vrouwen vertrekken, evenals de gebonden mannen.
Dan is Delft misschien te klein en dorps voor de mondaine ingenieur. Ik weet nog goed dat ik met een pril soort-van-vriendinnetje ooit de rust van café Bebop opzocht in de hoop niemand tegen te komen. Tot mijn verbazing liep ik er direct een vriend tegen het lijf, ook met een pril soort-van-vriendinnetje trouwens. Sindsdien nam ik nieuwe meisjes steevast mee naar een andere stad.
Maar verklaart dit trauma mijn vertrek naar Amsterdam? Verklaart dit het fenomeen van de Delftse braindrain? Ik betwijfel het. Iemand een betere theorie?
Rik Kuiper is redacteur van het nieuwe populair-wetenschappelijke tijdschrift Quest. Hij studeerde technische bestuurskunde aan de TU Delft.
Comments are closed.