Het hoofdgebouw van de universiteit ligt er verlaten bij als het dertigtal deelnemers van de zogeheten BOBO-cursus (Beslis Over Beter Onderwijs) zich op donderdagavond naar het Studentenadviesbureau begeeft.
Er is nauwelijks plek om de hele groep te bergen en een gedeelte besluit dat het nieuwe tapijt even goed zit als de ronde tafel. Dan neemt drs. W. Knippenberg het woord, om het voorlopig ook niet meer los te laten.
De cursus is bedoeld voor de leden van opleidingscommissies, die door adviezen invloed kunnen uitoefenen op de faculteitsraad en het faculteitsbestuur. Knippenberg, behalve baas van het Studentenadviesbureau ook voorzitter van de universiteitsraad, roept ‘de intelligentste studenten van Nederland’ op om daar vooral gebruik van te maken en hun mening kenbaar te maken. Maar het kost ze enige enige moeite om door de stortvloed van woorden te breken.
Langzaam maar zeker komt de monoloog van deze ‘bobo’ op het belangrijkste begrip van de avond: ,,de beginselen van behoorlijk bestuur”. Om dit te illustreren wordt de groep opgesplitst in kleinere groepen om een probleem te analyseren en daarover advies uit te brengen, zoals dat in werkelijkheid ook gebeurt. Alle vier de groepjes komen tot een verschillende conclusie, variërend van een besluit tot onvoorwaardelijke verwerping tot een verzoek om nuancering van de regeling. Knippenberg roemt alle vier de standpunten om hun goede probleemstelling en analyse en geeft aan wat er zoal schort aan diverse oplossingen.
Daarna zwalkt het verhaal langs allerlei aspecten van het onderwijs in Nederland. Knippenberg is rijk aan stopwoordjes om zijn student-prijzende woorden kracht bij te zetten. ,,Laat ik geen enkele twijfel hebben”, is een veelgebruikte openingszin, vaak afgesloten met ,,daar heb ik statistisch materiaal over”. Een deelnemer merkt op: ,,Statistiek is tenslotte net zo rekbaar als kauwgom.”
,,Het is ook goed om eens iets positiefs te horen over studenteninspraak”, aldus een ander opleidingscommissielid, ,,maar het was soms een beetje vaag. Het was wel nuttig, zeker het op een rij zetten van standpunten in groepjes, maar Knippenberg loopt wel erg zijn eigen mening te verkondigen.”
Studenten die oorspronkelijk een cursusreader zouden opzetten liepen hier ook op vast. ,,Wij hadden alles op papier staan, maar de heer Knippenberg had een andere mening en dus was onze mening fout en bovendien niet statistisch onderbouwd.” Deze stapel papier is dan ook niet teruggezien op de avond. Wel was er een los A4-tje over de u-raad, en een oproep aan de deelnemers om voor de cursus een stukje te schrijven over het gedeelte van de universiteitspolitiek waar zij meer van weten. Uiteraard na goedkeuring door Knippenberg. (P.R.)
Het hoofdgebouw van de universiteit ligt er verlaten bij als het dertigtal deelnemers van de zogeheten BOBO-cursus (Beslis Over Beter Onderwijs) zich op donderdagavond naar het Studentenadviesbureau begeeft. Er is nauwelijks plek om de hele groep te bergen en een gedeelte besluit dat het nieuwe tapijt even goed zit als de ronde tafel. Dan neemt drs. W. Knippenberg het woord, om het voorlopig ook niet meer los te laten.
De cursus is bedoeld voor de leden van opleidingscommissies, die door adviezen invloed kunnen uitoefenen op de faculteitsraad en het faculteitsbestuur. Knippenberg, behalve baas van het Studentenadviesbureau ook voorzitter van de universiteitsraad, roept ‘de intelligentste studenten van Nederland’ op om daar vooral gebruik van te maken en hun mening kenbaar te maken. Maar het kost ze enige enige moeite om door de stortvloed van woorden te breken.
Langzaam maar zeker komt de monoloog van deze ‘bobo’ op het belangrijkste begrip van de avond: ,,de beginselen van behoorlijk bestuur”. Om dit te illustreren wordt de groep opgesplitst in kleinere groepen om een probleem te analyseren en daarover advies uit te brengen, zoals dat in werkelijkheid ook gebeurt. Alle vier de groepjes komen tot een verschillende conclusie, variërend van een besluit tot onvoorwaardelijke verwerping tot een verzoek om nuancering van de regeling. Knippenberg roemt alle vier de standpunten om hun goede probleemstelling en analyse en geeft aan wat er zoal schort aan diverse oplossingen.
Daarna zwalkt het verhaal langs allerlei aspecten van het onderwijs in Nederland. Knippenberg is rijk aan stopwoordjes om zijn student-prijzende woorden kracht bij te zetten. ,,Laat ik geen enkele twijfel hebben”, is een veelgebruikte openingszin, vaak afgesloten met ,,daar heb ik statistisch materiaal over”. Een deelnemer merkt op: ,,Statistiek is tenslotte net zo rekbaar als kauwgom.”
,,Het is ook goed om eens iets positiefs te horen over studenteninspraak”, aldus een ander opleidingscommissielid, ,,maar het was soms een beetje vaag. Het was wel nuttig, zeker het op een rij zetten van standpunten in groepjes, maar Knippenberg loopt wel erg zijn eigen mening te verkondigen.”
Studenten die oorspronkelijk een cursusreader zouden opzetten liepen hier ook op vast. ,,Wij hadden alles op papier staan, maar de heer Knippenberg had een andere mening en dus was onze mening fout en bovendien niet statistisch onderbouwd.” Deze stapel papier is dan ook niet teruggezien op de avond. Wel was er een los A4-tje over de u-raad, en een oproep aan de deelnemers om voor de cursus een stukje te schrijven over het gedeelte van de universiteitspolitiek waar zij meer van weten. Uiteraard na goedkeuring door Knippenberg. (P.R.)
Comments are closed.