In het conflict rondom het beurzenstelsel voor promovendi is een nieuw ‘hoogtepunt’ bereikt. De belastingdienst in Eindhoven is ermee akkoord gegaan dat een beurs voor aio’s niet als loon, maar als inkomen wordt beschouwd.
Een analyse vanuit de vereniging van Delftse aio’s.
De vereniging van Nederlandse universiteiten (VSNU) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) lopen al lang met plannen rond om promovendi hun status van werknemer te ontnemen en een beurs te geven (en dus als student te beschouwen). Hoewel dit voorstel met mooie woorden is ingekleed, is het een bezuinigingsmaatregel. Een beurs is veel goedkoper, want hij mag niet te hoog zijn (anders wordt het alsnog als salaris gezien) en de werkgever hoeft er geen sociale premies over te betalen.
Daarnaast wordt de promovendus gestript van allerlei rechten en arbeidsvoorwaarden met als belangrijk gevolg dat het recht op wachtgeld vervalt. Ook ligt de hoogte van een beurs niet wettelijk vast en is die beurs dus een uitermate aantrekkelijk doelwit bij verdergaande bezuinigingen. De VSNU en NWO zijn er al achter gekomen dat een beurzenstelsel het bestaande systeem niet kan vervangen en willen nu een systeem van student-aio’s (‘bursalen’) náást het huidige aio-stelsel.
De Eindhovense belastingdienst heeft nu impliciet aangegeven dat hij de arbeidsrelatie van bursalen niet ziet als arbeidsovereenkomst. Dit hoewel bursalen in het voorstel hetzelfde werk doen als de huidige (werknemer-)aio’s. De verwachting is dat het ministerie van financiën binnen een aantal maanden zijn fiat zal geven aan de invoering van een beurs voor promovendi.
Gezagsverhouding
Hoewel de VSNU doet geloven dat alle horden voor het invoeren van een student-status voor aio’s nu genomen zijn, is dat zeker niet het geval. Het is namelijk niet alleen de belastingdienst die bepaalt of een arbeidsrelatie gekwalificeerd moet worden als een arbeidsovereenkomst. Diverse rechterlijke instanties moeten zich er nog over buigen. Of iets een arbeidsovereenkomst is, wordt bepaald door de vraag of er een gezagsverhouding is en of er loon wordt betaald voor verrichte arbeid.
Het is duidelijk dat de huidige aio’s naar juridische, feitelijke en maatschappelijke normen arbeid verrichten in een normale werkgever/werknemer-verhouding. De enige manier waarop dat geregeld kan worden is in een arbeidsovereenkomst. Waar de VSNU en NWO nu dus al jaren mee worstelen is het bedenken van een constructie zonder arbeidsovereenkomst bij gelijkblijvend werk. Nog afgezien van deze juridische problematiek is het student-stelsel zoals het wordt voorgesteld een belediging voor het werk dat aio’s verrichten. De promovendi zijn immers al jaren verantwoordelijk voor het grootste deel van het wetenschappelijk onderzoek en derhalve van de publicaties vande Nederlandse universiteiten.
Let wel: de plannen voorzien in een invoering van een aio-beurs naast het bestaande aio-stelsel. In theorie kan dat er dus toe leiden dat binnen een universiteit, faculteit of zelfs vakgroep mensen rondlopen die exact hetzelfde werk doen (wetenschappelijk onderzoek met als doel academische promotie), maar met een enorm verschil in arbeidsvoorwaarden, salaris/beurs en wat dies meer zij. Een dergelijk verschil is absurd en volstrekt onaanvaardbaar.
Onderwijstaken
Een paar maanden geleden heeft de Rotterdamse belastingdienst de plannen zoals die er toen lagen al afgewezen omdat er duidelijk sprake was van een arbeidsovereenkomst. De belastingdienst in Eindhoven heeft zich kennelijk laten overhalen om akkoord te gaan met de plannen die op een aantal punten zijn gewijzigd.
Zo is volgens Financiën een beurs toegestaan wanneer de ontvanger ook daadwerkelijk een opleiding volgt en geen werk doet. In het geval van bursalen betekent dit bijvoorbeeld dat zij geen onderwijstaken meer mogen verrichten. In het VSNU/NWO-voorstel staat dat ook expliciet vermeld. Het is echter naief te veronderstellen dat dat ook daadwerkelijk niet zal gebeuren.
Universiteiten kunnen als het om onderwijs gaat eenvoudig niet zonder aio’s – zij zijn immers de goedkoopste onderwijskrachten die er zijn. In 1992 droegen aio’s in Nederland voor 650 mensjaren bij aan het onderwijs. Het aannemen van nieuwe vaste stafleden voor die hoeveelheid werk doet alle beoogde bezuinigingen teniet en het aanstellen van student-assistenten (of ‘aio-assistenten’) voor deze taken is veel te duur. Uiteindelijk zal dus ook de student-aio onderwijstaken opgelegd krijgen. Aangezien er een duidelijke afhankelijkheidsrelatie tussen bursaal en promotor/universiteit bestaat (hoewel formeel afwezig), moet je wel heel sterk zijn om op je strepen te gaan staan en daar ‘nee’ op te zeggen.
Het plan voor het invoeren van student-aio’s gaat volledig voorbij aan de werkelijke problemen van het aio-stelsel. Het stelsel is eigenlijk een te groot succes geworden. De arbeidsmarkt kan het aantal mensen dat jaarlijks promoveert al lang niet meer een baan ‘op niveau’ verschaffen. Meer promoties betekent echter wel meer inkomsten voor faculteiten en meer aanzien voor de universiteit en hoogleraren.
Selectie?
Dit ‘meer, meer, meer’ heeft echter het grote nadeel dat de tijd die de vaste staf aan elke aio kan besteden kleiner wordt, met als gevolg slechte voorbereiding van projecten, te weinig contact tussen aio’s en promotores en aio’s die in het diepe worden gegooid en jaren blijven ‘zweven’.
Daarnaast is bekend dat promotores vaak al een ‘vijfde jaar’ bij een aio-aanstelling incalculeren (bijvoorbeeld voor het schrijven van het proefschrift), omdat ze dat (nog) niet zelf hoeven te betalen. Dit alles maakt dat er een oneigenlijk beroep op het wachtgeld gedaan wordt. Dit is echter in veelgevallen onnodig.
Waar op aan moet worden gestuurd is een systeem met minder aio’s (die uiteraard wel werknemer zijn) die in staat gesteld worden onder begeleiding kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek te verrichten. Binnen het bestaande aio-stelsel zijn de mogelijkheden daarvoor overigens voldoende aanwezig. Het Delfts aio Overleg heeft daarover in februari in de nota ‘Werk en Uitvoering’ een aantal suggesties gedaan die er op neer komen de vier beschikbare jaren zo efficiënt en volledig mogelijk te benutten.
Een ander plan is dat van de Nijmeegse hoogleraar De Blois. Hij pleit voor een tweetrapssysteem, waarin afgestudeerden die willen promoveren een jaar lang met een beurs een vooropleiding volgen en onder begeleiding een onderzoeksvoorstel schrijven. Na dat eerste jaar vindt er een selectie op basis van deze voorstellen plaats en wordt een kleiner aantal promovendi aangesteld als werknemer, voor een periode van 3 jaar met als doel academische promotie.
Dit systeem voorziet dus in selectie en stelt promovendi in staat op een volwaardige manier te functioneren als academisch onderzoeker. Oplossingen voor de problemen in het aio-stelsel kunnen ook in deze richting worden gezocht.
In het conflict rondom het beurzenstelsel voor promovendi is een nieuw ‘hoogtepunt’ bereikt. De belastingdienst in Eindhoven is ermee akkoord gegaan dat een beurs voor aio’s niet als loon, maar als inkomen wordt beschouwd. Een analyse vanuit de vereniging van Delftse aio’s.
De vereniging van Nederlandse universiteiten (VSNU) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) lopen al lang met plannen rond om promovendi hun status van werknemer te ontnemen en een beurs te geven (en dus als student te beschouwen). Hoewel dit voorstel met mooie woorden is ingekleed, is het een bezuinigingsmaatregel. Een beurs is veel goedkoper, want hij mag niet te hoog zijn (anders wordt het alsnog als salaris gezien) en de werkgever hoeft er geen sociale premies over te betalen.
Daarnaast wordt de promovendus gestript van allerlei rechten en arbeidsvoorwaarden met als belangrijk gevolg dat het recht op wachtgeld vervalt. Ook ligt de hoogte van een beurs niet wettelijk vast en is die beurs dus een uitermate aantrekkelijk doelwit bij verdergaande bezuinigingen. De VSNU en NWO zijn er al achter gekomen dat een beurzenstelsel het bestaande systeem niet kan vervangen en willen nu een systeem van student-aio’s (‘bursalen’) náást het huidige aio-stelsel.
De Eindhovense belastingdienst heeft nu impliciet aangegeven dat hij de arbeidsrelatie van bursalen niet ziet als arbeidsovereenkomst. Dit hoewel bursalen in het voorstel hetzelfde werk doen als de huidige (werknemer-)aio’s. De verwachting is dat het ministerie van financiën binnen een aantal maanden zijn fiat zal geven aan de invoering van een beurs voor promovendi.
Gezagsverhouding
Hoewel de VSNU doet geloven dat alle horden voor het invoeren van een student-status voor aio’s nu genomen zijn, is dat zeker niet het geval. Het is namelijk niet alleen de belastingdienst die bepaalt of een arbeidsrelatie gekwalificeerd moet worden als een arbeidsovereenkomst. Diverse rechterlijke instanties moeten zich er nog over buigen. Of iets een arbeidsovereenkomst is, wordt bepaald door de vraag of er een gezagsverhouding is en of er loon wordt betaald voor verrichte arbeid.
Het is duidelijk dat de huidige aio’s naar juridische, feitelijke en maatschappelijke normen arbeid verrichten in een normale werkgever/werknemer-verhouding. De enige manier waarop dat geregeld kan worden is in een arbeidsovereenkomst. Waar de VSNU en NWO nu dus al jaren mee worstelen is het bedenken van een constructie zonder arbeidsovereenkomst bij gelijkblijvend werk. Nog afgezien van deze juridische problematiek is het student-stelsel zoals het wordt voorgesteld een belediging voor het werk dat aio’s verrichten. De promovendi zijn immers al jaren verantwoordelijk voor het grootste deel van het wetenschappelijk onderzoek en derhalve van de publicaties vande Nederlandse universiteiten.
Let wel: de plannen voorzien in een invoering van een aio-beurs naast het bestaande aio-stelsel. In theorie kan dat er dus toe leiden dat binnen een universiteit, faculteit of zelfs vakgroep mensen rondlopen die exact hetzelfde werk doen (wetenschappelijk onderzoek met als doel academische promotie), maar met een enorm verschil in arbeidsvoorwaarden, salaris/beurs en wat dies meer zij. Een dergelijk verschil is absurd en volstrekt onaanvaardbaar.
Onderwijstaken
Een paar maanden geleden heeft de Rotterdamse belastingdienst de plannen zoals die er toen lagen al afgewezen omdat er duidelijk sprake was van een arbeidsovereenkomst. De belastingdienst in Eindhoven heeft zich kennelijk laten overhalen om akkoord te gaan met de plannen die op een aantal punten zijn gewijzigd.
Zo is volgens Financiën een beurs toegestaan wanneer de ontvanger ook daadwerkelijk een opleiding volgt en geen werk doet. In het geval van bursalen betekent dit bijvoorbeeld dat zij geen onderwijstaken meer mogen verrichten. In het VSNU/NWO-voorstel staat dat ook expliciet vermeld. Het is echter naief te veronderstellen dat dat ook daadwerkelijk niet zal gebeuren.
Universiteiten kunnen als het om onderwijs gaat eenvoudig niet zonder aio’s – zij zijn immers de goedkoopste onderwijskrachten die er zijn. In 1992 droegen aio’s in Nederland voor 650 mensjaren bij aan het onderwijs. Het aannemen van nieuwe vaste stafleden voor die hoeveelheid werk doet alle beoogde bezuinigingen teniet en het aanstellen van student-assistenten (of ‘aio-assistenten’) voor deze taken is veel te duur. Uiteindelijk zal dus ook de student-aio onderwijstaken opgelegd krijgen. Aangezien er een duidelijke afhankelijkheidsrelatie tussen bursaal en promotor/universiteit bestaat (hoewel formeel afwezig), moet je wel heel sterk zijn om op je strepen te gaan staan en daar ‘nee’ op te zeggen.
Het plan voor het invoeren van student-aio’s gaat volledig voorbij aan de werkelijke problemen van het aio-stelsel. Het stelsel is eigenlijk een te groot succes geworden. De arbeidsmarkt kan het aantal mensen dat jaarlijks promoveert al lang niet meer een baan ‘op niveau’ verschaffen. Meer promoties betekent echter wel meer inkomsten voor faculteiten en meer aanzien voor de universiteit en hoogleraren.
Selectie?
Dit ‘meer, meer, meer’ heeft echter het grote nadeel dat de tijd die de vaste staf aan elke aio kan besteden kleiner wordt, met als gevolg slechte voorbereiding van projecten, te weinig contact tussen aio’s en promotores en aio’s die in het diepe worden gegooid en jaren blijven ‘zweven’.
Daarnaast is bekend dat promotores vaak al een ‘vijfde jaar’ bij een aio-aanstelling incalculeren (bijvoorbeeld voor het schrijven van het proefschrift), omdat ze dat (nog) niet zelf hoeven te betalen. Dit alles maakt dat er een oneigenlijk beroep op het wachtgeld gedaan wordt. Dit is echter in veelgevallen onnodig.
Waar op aan moet worden gestuurd is een systeem met minder aio’s (die uiteraard wel werknemer zijn) die in staat gesteld worden onder begeleiding kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek te verrichten. Binnen het bestaande aio-stelsel zijn de mogelijkheden daarvoor overigens voldoende aanwezig. Het Delfts aio Overleg heeft daarover in februari in de nota ‘Werk en Uitvoering’ een aantal suggesties gedaan die er op neer komen de vier beschikbare jaren zo efficiënt en volledig mogelijk te benutten.
Een ander plan is dat van de Nijmeegse hoogleraar De Blois. Hij pleit voor een tweetrapssysteem, waarin afgestudeerden die willen promoveren een jaar lang met een beurs een vooropleiding volgen en onder begeleiding een onderzoeksvoorstel schrijven. Na dat eerste jaar vindt er een selectie op basis van deze voorstellen plaats en wordt een kleiner aantal promovendi aangesteld als werknemer, voor een periode van 3 jaar met als doel academische promotie.
Dit systeem voorziet dus in selectie en stelt promovendi in staat op een volwaardige manier te functioneren als academisch onderzoeker. Oplossingen voor de problemen in het aio-stelsel kunnen ook in deze richting worden gezocht.
Comments are closed.