Campus

‘In België heeft niemand op kot een tv’

Belgische studenten kijken met jaloerse ogen naar het Nederlandse systeem van studiefinanciering. Ook Johan Vos, vijfdejaars aan de Katholieke Universiteit Leuven, probeerde de Belgische regering van het nut van een ‘studieloon’ te overtuigen.

Hij was het afgelopen jaar voorzitter van de ‘sociale raad’, waarin hij voor alle Leuvense studenten ijverde voor kamers, eten en geld van studenten. Ondanks vijftien vergaderingen per week loopt hij nog steeds nominaal. Een vak dat zijn prof niet wilde geven, bracht hem naar Delft.

Aan de universiteit van Leuven – niet te verwarren met de Franstalige universiteit van Louvain la Neuve – worden zowel technische als niet-technische vakken gegeven. Alle technische vakken vallen onder de term burgerlijk ingenieur. Vos: ,,Van de 21-duizend studenten studeren er tweeduizend voor burgerlijk ingenieur. In mijn specialisatie, mijnbouw, studeren 28 studenten. Ik wilde mij graag bekwamen in de technische geofysica, maar de éne prof die we hebben is toevallig anti-geofysica en probeert op alle manieren daar geen aandacht aan te besteden. Hier in Delft is wel een goede vakgroep die daar aandacht aan schenkt.”

Dus kwam Vos in september naar de TU voor zijn afstudeerproject: akoestisch onderzoek van bodemstructuren. Daar besteedde hij veel tijd aan. ,,Ik heb niet veel van Nederland gezien, alleen Delft en het strand bij Wassenaar. Niet dat we in België geen strand hebben, maar we hebben er geen onderzoeksapparatuur zoals hier. Aan het strand heb ik onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van geofoons; dat zijn microfoons voor geologisch onderzoek, experimenten aan seismische golven opgewekt door dynamiet.”

Van het studentenleven maakte Vos ook niet veel mee behalve het huis aan de E. du Perronlaan waar hij woonde. ,,Wat mij opviel is dat elke kamer een tv heeft. In België heeft niemand op kot een tv. Er worden meer dingen meer samen gedaan, maar over het algemeen verschilt het niet veel.” Vos ging zo nu en dan eten bij de Koornbeurs, en op een goede dag trof hij aldaar enige mensen die een actie aan het voorbereiden waren tegen studiefinanciering. Vos was meteen geïnteresseerd. ,,Ik was daar in België al veel mee bezig. Ik ben toen met Olaf Pots en Diederik Samsom van de VSSD (oud-bestuursleden, red.) in gesprek geraakt. Daarna ben ik een paar keer met hen op café geweest om daarover te filosoferen bij een paar biertjes.”

Hierdoor was Vos in staat een vergelijking te maken tussen de studiefinanciering in België en Nederland. ,,In België bestaat geen basisinkomen voor studenten. Afhankelijk van het inkomen van de ouders kunnen studenten van midden- en lage inkomens beurs krijgen, oplopend tot zo’n vierenhalfduizend gulden per jaar. Het collegegeld varieert van 860 gulden tot 140 gulden,maar dan nog is de studie niet te betalen voor kinderen met arme ouders. Vandaar dat de universiteit een sociale raad kent, die kamers – met verlies – verhuurt, studentenrestaurants subsidieert, juridische adviezen geeft, arme studenten financieel ondersteunt en meer. De universiteit krijgt geld voor de sociale voorzieniningen. Toch blijft het voor de studenten met de armste ouders zeer moeilijk.”
Drempel

Maar er is niet alleen een economische drempel voor studenten. Vos merkt afkeurend op: ,,Er bestaat in België een socio-culturele drempel. Ouders uit lage inkomens vinden de universiteit nog altijd iets aparts. Dat is toch niks voor ons vertellen ze hun kinderen. De universiteit is voor hen een ivoren toren.” Professoren die uit die ivoren toren komen en vertellen dat dat niet zo is, werken averechts. Daar ligt een taak voor studenten volgens Vos. ,,Studenten zijn geloofwaardiger. Die kunnen echt vertellen: hier zat ik op school en het was niet logisch dat ik ging studeren, maar ik ging toch.”

Volgens Vos ligt een gedeelte van de oplossing van de financiële problemen in de invoering van een basisbeurs. ,,Daarmee worden studenten ouderonafhankelijk, en capabele studenten hebben dan ieder geval geen economische reden om niet te gaan studeren.” Toch ziet Vos belangrijke nadelen: ,,Omdat in België de ene pot geld over alle studenten verdeeld wordt, ziet iedereen wie het moeilijk heeft. De solidariteit van de Leuvense studenten is daarom veel groter dan die van de Delftse studenten. Als bij ons aangekondigd zou worden dat het collegegeld duizend gulden omhoog ging, zou heel Leuven plat liggen.”

Die solidariteit mag niet verloren gaan, volgens Vos. ,,Je ziet steeds meer dat mensen door economische welvaart zelfstandiger worden. Iedereen heeft een computer, iedereen kan voor zichzelf koken en leven. Het is moeilijk de grens te trekken tussen autonomie en egoïsme. Volgens mij is de Delftse student veel egoïstischer dan de Leuvense student. Je ziet bij ons een evolutie waarbij meer studenten in kleine kliekjes bij elkaar gaan wonen. De mensen kiezen zelf wie er in huis komt. Dat is een gevaarlijk principe: iemand die weinig sociaal aangelegd is komt moeilijk in zo’n groep. Daardoor krijg je een grotere vereenzaming.”

Vos vindt dat het verloren gaan in een groep niet hoeft. ,,Ook een grote groep kan pluralistisch genoeg zijn. Ik denk dat er in Delft teveel mensen zijn die uit de boot vallen omdat ze niet bij een bepaalde levensstijl passen. Daarom denk ik dat een goede oplossing een tussenvorm is tussen het Nederlandse en Belgische systeem. Wel voldoende financiële onafhankelijkheid, maar ook een sociale raad en een solidaire gemeenschap.”

,,Ik wil geëngageerd blijven om een verdraagzaam studentenmilieu te scheppen waarin iedereen aan zijn trekken komt. Een plaats voor iedereen dus.”
Alma

Hoewel het klinkt alsof de Belgische student meer actiebereidis dan de Delftse student, is dat volgens Vos maar relatief. ,,Men heeft ook een gevoel van haalt het wel iets uit? Maar er zijn wel veel acties geweest die duidelijk effect hadden de afgelopen jaren.” Als één van de grootste verworvenheden van het afgelopen jaar beschouwt Vos het blokkeren van verdere prijsverhogingen in de alma, ofwel de studentenrestaurants, en huurverhogingen van de kotten. ,,De universiteit bedacht dat ze geld nodig had en ging er vervolgens toe over om gewoon alle prijzen te indexeren. We hadden een creatieve oplossing, die ook het geld opleverde. In plaats van te roepen: wij zijn tegen, wij zijn tegen, gaven we alternatieve voorstellen.”

Vos weigert glashard dit een pragmatische manier van denken te noemen. ,,Pragmatisch denken is een compromis zoeken. Het doel was om geen enkele prijsverhoging te accepteren, en daaraan hebben we niets toegegeven. Iedereen vond dit een belangrijk succes omdat het belangrijk economisch voordeel bracht aan studenten. Wat ik veel belangrijker vind, is dat er vooral creatieve oplossingen bedacht worden.”

Dat is nodig omdat er immers geen ‘beste’ systeem is, er zijn alleen verbeteringen. ,,Je kunt nooit spreken over het beste systeem. Wel kun je bepaalde algemene uitspraken doen of iets beter kan. Hier in Nederland is bijvoorbeeld de studiebegeleiding veel beter. Op andere vlakken spelen problemen in Nederland zowel als in België. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat een prof zijn educatieve activiteiten niet verwaarloosd ten opzichte van zijn wetenschappelijke. De eerste stap in de verkeerde richting is als een prof zijn eigen vak door een ander laat geven.”
Zere schenen

,,Ik vind dat in Delft meer uit de studenten gehaald wordt. Er is meer positieve studiebegeleiding. In Leuven leren we teveel feitjes. Bovendien heb je in België één keer per jaar tentamens en iedereen doet daarom niets van oktober tot maart. In april begint iedereen met leren en zit dan in mei en juni veertien uur per dag te blokken voor de tentamens in juli. Als die niet haalt krijg je voor een paar vakken een herkansing in september, maar als dat ook niet goed gaat kun je het hele jaar overdoen. Ik zie in Delft dat studenten alle avonden in het jaar zitten te leren, veel meer gespreid dus.”

Delft kan ook wat leren van het Leuvense systeem. ,,Iedere technische student volgt bij ons twee jaar lang een brede basisopleiding burgerlijk ingenieur. Daarin wordt een grondige basis gelegd voor de opleiding, veel wiskunde en fysica, van sterrenkunde tot quantummechanica. Dat is omdat een ingenieur toch met ingenieurs uit andere vakgebieden moet kunnen praten. Hier in Delft is men specialistischer.”

Maar omdat geen van beide systemen perfect zijn, is er dus ruimte voor verbetering. ,,Daarom blijven we in vergaderingen en in ons studentenblad hard tegen zere schenen aan trappen. We zijn zeker niet bang en dat maakt het levendiger dan in Nederland.”

Paul Rutten


Johan Vos: ,,Volgens mij is de Delftse student veel egoïstischer dan de Leuvense”

Belgische studenten kijken met jaloerse ogen naar het Nederlandse systeem van studiefinanciering. Ook Johan Vos, vijfdejaars aan de Katholieke Universiteit Leuven, probeerde de Belgische regering van het nut van een ‘studieloon’ te overtuigen. Hij was het afgelopen jaar voorzitter van de ‘sociale raad’, waarin hij voor alle Leuvense studenten ijverde voor kamers, eten en geld van studenten. Ondanks vijftien vergaderingen per week loopt hij nog steeds nominaal. Een vak dat zijn prof niet wilde geven, bracht hem naar Delft.

Aan de universiteit van Leuven – niet te verwarren met de Franstalige universiteit van Louvain la Neuve – worden zowel technische als niet-technische vakken gegeven. Alle technische vakken vallen onder de term burgerlijk ingenieur. Vos: ,,Van de 21-duizend studenten studeren er tweeduizend voor burgerlijk ingenieur. In mijn specialisatie, mijnbouw, studeren 28 studenten. Ik wilde mij graag bekwamen in de technische geofysica, maar de éne prof die we hebben is toevallig anti-geofysica en probeert op alle manieren daar geen aandacht aan te besteden. Hier in Delft is wel een goede vakgroep die daar aandacht aan schenkt.”

Dus kwam Vos in september naar de TU voor zijn afstudeerproject: akoestisch onderzoek van bodemstructuren. Daar besteedde hij veel tijd aan. ,,Ik heb niet veel van Nederland gezien, alleen Delft en het strand bij Wassenaar. Niet dat we in België geen strand hebben, maar we hebben er geen onderzoeksapparatuur zoals hier. Aan het strand heb ik onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van geofoons; dat zijn microfoons voor geologisch onderzoek, experimenten aan seismische golven opgewekt door dynamiet.”

Van het studentenleven maakte Vos ook niet veel mee behalve het huis aan de E. du Perronlaan waar hij woonde. ,,Wat mij opviel is dat elke kamer een tv heeft. In België heeft niemand op kot een tv. Er worden meer dingen meer samen gedaan, maar over het algemeen verschilt het niet veel.” Vos ging zo nu en dan eten bij de Koornbeurs, en op een goede dag trof hij aldaar enige mensen die een actie aan het voorbereiden waren tegen studiefinanciering. Vos was meteen geïnteresseerd. ,,Ik was daar in België al veel mee bezig. Ik ben toen met Olaf Pots en Diederik Samsom van de VSSD (oud-bestuursleden, red.) in gesprek geraakt. Daarna ben ik een paar keer met hen op café geweest om daarover te filosoferen bij een paar biertjes.”

Hierdoor was Vos in staat een vergelijking te maken tussen de studiefinanciering in België en Nederland. ,,In België bestaat geen basisinkomen voor studenten. Afhankelijk van het inkomen van de ouders kunnen studenten van midden- en lage inkomens beurs krijgen, oplopend tot zo’n vierenhalfduizend gulden per jaar. Het collegegeld varieert van 860 gulden tot 140 gulden,maar dan nog is de studie niet te betalen voor kinderen met arme ouders. Vandaar dat de universiteit een sociale raad kent, die kamers – met verlies – verhuurt, studentenrestaurants subsidieert, juridische adviezen geeft, arme studenten financieel ondersteunt en meer. De universiteit krijgt geld voor de sociale voorzieniningen. Toch blijft het voor de studenten met de armste ouders zeer moeilijk.”
Drempel

Maar er is niet alleen een economische drempel voor studenten. Vos merkt afkeurend op: ,,Er bestaat in België een socio-culturele drempel. Ouders uit lage inkomens vinden de universiteit nog altijd iets aparts. Dat is toch niks voor ons vertellen ze hun kinderen. De universiteit is voor hen een ivoren toren.” Professoren die uit die ivoren toren komen en vertellen dat dat niet zo is, werken averechts. Daar ligt een taak voor studenten volgens Vos. ,,Studenten zijn geloofwaardiger. Die kunnen echt vertellen: hier zat ik op school en het was niet logisch dat ik ging studeren, maar ik ging toch.”

Volgens Vos ligt een gedeelte van de oplossing van de financiële problemen in de invoering van een basisbeurs. ,,Daarmee worden studenten ouderonafhankelijk, en capabele studenten hebben dan ieder geval geen economische reden om niet te gaan studeren.” Toch ziet Vos belangrijke nadelen: ,,Omdat in België de ene pot geld over alle studenten verdeeld wordt, ziet iedereen wie het moeilijk heeft. De solidariteit van de Leuvense studenten is daarom veel groter dan die van de Delftse studenten. Als bij ons aangekondigd zou worden dat het collegegeld duizend gulden omhoog ging, zou heel Leuven plat liggen.”

Die solidariteit mag niet verloren gaan, volgens Vos. ,,Je ziet steeds meer dat mensen door economische welvaart zelfstandiger worden. Iedereen heeft een computer, iedereen kan voor zichzelf koken en leven. Het is moeilijk de grens te trekken tussen autonomie en egoïsme. Volgens mij is de Delftse student veel egoïstischer dan de Leuvense student. Je ziet bij ons een evolutie waarbij meer studenten in kleine kliekjes bij elkaar gaan wonen. De mensen kiezen zelf wie er in huis komt. Dat is een gevaarlijk principe: iemand die weinig sociaal aangelegd is komt moeilijk in zo’n groep. Daardoor krijg je een grotere vereenzaming.”

Vos vindt dat het verloren gaan in een groep niet hoeft. ,,Ook een grote groep kan pluralistisch genoeg zijn. Ik denk dat er in Delft teveel mensen zijn die uit de boot vallen omdat ze niet bij een bepaalde levensstijl passen. Daarom denk ik dat een goede oplossing een tussenvorm is tussen het Nederlandse en Belgische systeem. Wel voldoende financiële onafhankelijkheid, maar ook een sociale raad en een solidaire gemeenschap.”

,,Ik wil geëngageerd blijven om een verdraagzaam studentenmilieu te scheppen waarin iedereen aan zijn trekken komt. Een plaats voor iedereen dus.”
Alma

Hoewel het klinkt alsof de Belgische student meer actiebereidis dan de Delftse student, is dat volgens Vos maar relatief. ,,Men heeft ook een gevoel van haalt het wel iets uit? Maar er zijn wel veel acties geweest die duidelijk effect hadden de afgelopen jaren.” Als één van de grootste verworvenheden van het afgelopen jaar beschouwt Vos het blokkeren van verdere prijsverhogingen in de alma, ofwel de studentenrestaurants, en huurverhogingen van de kotten. ,,De universiteit bedacht dat ze geld nodig had en ging er vervolgens toe over om gewoon alle prijzen te indexeren. We hadden een creatieve oplossing, die ook het geld opleverde. In plaats van te roepen: wij zijn tegen, wij zijn tegen, gaven we alternatieve voorstellen.”

Vos weigert glashard dit een pragmatische manier van denken te noemen. ,,Pragmatisch denken is een compromis zoeken. Het doel was om geen enkele prijsverhoging te accepteren, en daaraan hebben we niets toegegeven. Iedereen vond dit een belangrijk succes omdat het belangrijk economisch voordeel bracht aan studenten. Wat ik veel belangrijker vind, is dat er vooral creatieve oplossingen bedacht worden.”

Dat is nodig omdat er immers geen ‘beste’ systeem is, er zijn alleen verbeteringen. ,,Je kunt nooit spreken over het beste systeem. Wel kun je bepaalde algemene uitspraken doen of iets beter kan. Hier in Nederland is bijvoorbeeld de studiebegeleiding veel beter. Op andere vlakken spelen problemen in Nederland zowel als in België. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat een prof zijn educatieve activiteiten niet verwaarloosd ten opzichte van zijn wetenschappelijke. De eerste stap in de verkeerde richting is als een prof zijn eigen vak door een ander laat geven.”
Zere schenen

,,Ik vind dat in Delft meer uit de studenten gehaald wordt. Er is meer positieve studiebegeleiding. In Leuven leren we teveel feitjes. Bovendien heb je in België één keer per jaar tentamens en iedereen doet daarom niets van oktober tot maart. In april begint iedereen met leren en zit dan in mei en juni veertien uur per dag te blokken voor de tentamens in juli. Als die niet haalt krijg je voor een paar vakken een herkansing in september, maar als dat ook niet goed gaat kun je het hele jaar overdoen. Ik zie in Delft dat studenten alle avonden in het jaar zitten te leren, veel meer gespreid dus.”

Delft kan ook wat leren van het Leuvense systeem. ,,Iedere technische student volgt bij ons twee jaar lang een brede basisopleiding burgerlijk ingenieur. Daarin wordt een grondige basis gelegd voor de opleiding, veel wiskunde en fysica, van sterrenkunde tot quantummechanica. Dat is omdat een ingenieur toch met ingenieurs uit andere vakgebieden moet kunnen praten. Hier in Delft is men specialistischer.”

Maar omdat geen van beide systemen perfect zijn, is er dus ruimte voor verbetering. ,,Daarom blijven we in vergaderingen en in ons studentenblad hard tegen zere schenen aan trappen. We zijn zeker niet bang en dat maakt het levendiger dan in Nederland.”

Paul Rutten


Johan Vos: ,,Volgens mij is de Delftse student veel egoïstischer dan de Leuvense”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.