Campus

Bang voor de boventoon van de civieltechnicus

En trots dat ze er op waren, de Japanse civielingenieurs: de prachtige betonnen galerij langs de kustweg N305. De weg, kronkelend langs de scherpe klippen, zou door de galerij worden behoed voor vallend gesteente.

Binnen een jaar na de feestelijke opening, viel na een periode van hevige regenval in de namiddag van 16 juli 1989 een rotsblok van 1100 kubieke meter boven op de galerij. Op dat moment passeerde juist een bus. Alle vijftien passagiers waren op slag dood.

,,In die tijd deed ik civiel-technisch onderzoek in Japan, en werd ik gevraagd zitting te nemen in de commissie die de toedracht van het ongeluk moest onderzoeken. Ik kwam tot de conclusie dat het ongeluk te vermijden was geweest. De civiel-technisch ingenieurs hadden verzuimd om goed naar de geologische structuur van de rotsen te kijken. Aan de onregelmatigheden van de helling was namelijk te zien dat de betreffende rots ‘op springen’ stond. Een schokkende conclusie”, vertelt prof.dr.ir. Dieter Genske.

Genske sprak woensdag zijn oratie uit ter gelegenheid van zijn benoeming als nieuwe hoogleraar ingenieursgeologie aan de faculteit Mijnbouwkunde. Genske, uit Duitsland afkomstig en zowel civielingenieur als geoloog, is een onvermoeibaar pleitbezorger van meer intensieve samenwerking tussen beide disciplines. Ingenieursgeologie kan de kenniskloof tussen civieltechnici en geologen overbruggen, zo hield hij zijn gehoor voor. ,,Civielingenieurs en geologen moeten een gemeenschappelijke taal leren spreken”, aldus Genske.

Ongelukken als die in Japan komen vaker voor. Verzakkende mijnen, instortende tunnels, auto’s die wegzakken in plotselinge kraters in het wegdek. Genske zit vol voorbeelden van ongelukken, bijna-ongelukken en rampen. ,,Vorig jaar kon ternauwernood een tehuis voor zwakzinnige kinderen worden geëvacueerd in Sauerland (D). Een alerte mijnwerker hoorde gerommel in een oude gang in een leisteenmijn. Om 12 uur ’s nachts was de evacuatie voltooid, zes uur later was het gehele tehuis ingestort”, aldus Genske, die spectaculaire dia’s toont van het ongeval.
Pronkstuk

Een klassiek en dramatisch voorbeeld van een civieltechnische blunder is de overstroming van de Vaoint-dam in de Italiaanse Alpen in 1963. De dam was met zijn hoogte van 260 meter een waarlijk pronkstuk voor de toenmalige civielingenieurs. Na twee weken hevige regenval donderde er evenwel een enorme rotspartij, met afmetingen van 2 kilometer bij anderhalve kilometer, in het stuwmeer. De klap veroorzaakte honderd meter hoge vloedgolven die de dam overspoelden. In de ondergelegen vallei kwam een modderstroom op gang, in de richting van het stadje Longarone. Als betrof het een eigentijds equivalent van Pompeï, vonden tweeduizend mensen de dood. De dam zelf, overigens, bleef onbeschadigd.

Net als in Japan had ook deze ramp voorkomen kunnen worden.Genske blikt verlegen rond, maar zijn boodschap is spijkerhard. ,,Civielingenieurs denken altijd in simpele modellen, en laten zich leiden door technische zaken als de draagkracht van beton of de spankracht van staal. Om toch maar die tunnel te kunnen graven, wordt de samenstelling van de bodem vaak geïdealiseerd”, zegt Genske. ,,Terwijl een goed geoloog stratificatie in de bodem kan duiden en inhomogeniteit kan intepreteren. Dramatische ongevallen als in Japan kunnen dan worden voorkomen, bijvoorbeeld door het betreffende gesteente van te voren op te blazen.”

Behalve bij bouwwerken in berggebieden, zoals in Japan of in de Italiaanse Alpen, moet ook de bodem van potentiële bouwlocaties in mijngebieden van tevoren grondig worden onderzocht. Het onderwerp is vooral van belang voor alle landen met mijnbouwactiviteiten. Vooral in het voormalige Oost-Europa lijkt er een enorme markt voor ingenieursgeologen braak te liggen. Genske: ,,Veel oude gebieden worden nu heringericht. De planologen willen herindustrialiseren, en liefst zo snel mogelijk. Het gevaar bestaat dat de inbreng van civieltechnici daarbij de boventoon voert. Daarmee wordt de kiem gelegd voor toekomstige ongevallen.” Weer die verlegen blik. Benadrukt de civielingenieurs tot vriend te willen houden. Voorzichtig lachje: ,,Ben zelf ook een civiel-ingenieur.”
Detectivewerk

Genske’s loopbaan is van het prototype bliksemcarrière: de bijna 38-jarige Duitser verenigt de boodschap van stringente samenwerking in zijn beide studies civiele techniek en geologie. Kreeg ondermeer vijf academische prijzen, promoveerde ‘magna cum laude’ in de civiele techniek, en is nu de opvolger van prof. David Price, de eerste Delftse hoogleraar in de ingenieursgeologie. De TUD is de enige universiteit in Nederland met een dergelijke vakgroep.

Genske is pas een half jaar in Delft en heeft zich tot nog toe vooral bezig gehouden met de colleges voor de circa dertig studenten bij de vakgroep. Genske wil echter ook praktijkonderzoek in Nederland gaan verrichten. ,,Ook in Nederland is het gevaar voor plotselinge verzakkingen niet ondenkbeeldig.” Samen met de zoutindustrie gaat Genske de zoutmijnen in Twente onderzoeken, terwijl in samenwerking met het Staatstoezicht op de Mijnen het verlaten Limburgse mijngebied in kaart wordt gebracht. Limburg valt af en toe al ten prooi aan rampen als overstromingen van de Maas en aardbevingen, en loopt ook kans op abrupte verzakkingen. ,,Het lokaliseren van de oude mijngangen is detectivewerk, waarbij we onder meer gebruik maken van historische analyses, luchtfotografie en geo-informatiesystemen”, zegt Genske.
Kennisgebrek

Een ander onderzoeksterrein waarop volgens Genske civieltechnici hun geologisch kennisgebrek pijnlijk duidelijk etaleren, is de bodemvervuiling. ,,Bij de sanering van de duizenden vervuilde bodemlocaties in Nederland idealiseren de civieltechnici de toestand van de bodem. Men pakt een grondboor en brengt de structuur van de bodem in kaart intermen van ‘kleilaag-zandlaag’, enzovoorts. Een bodem bestaat nooit uit ‘ideale’ eenduidige lagen. Vaak zitten er kleipakketjes in zandlagen, of bevatten kleilagen ‘zandeilandjes’. Bij de Nederlandse ingenieursbureaus, met hun enorme kennis over bodemvervuiling, domineren de civieltechnici teveel”, betoogt Genske.

René Didde


Genske: ,,Bij de Nederlandse ingenieursbureaus domineren de civieltechnici teveel”

En trots dat ze er op waren, de Japanse civielingenieurs: de prachtige betonnen galerij langs de kustweg N305. De weg, kronkelend langs de scherpe klippen, zou door de galerij worden behoed voor vallend gesteente. Binnen een jaar na de feestelijke opening, viel na een periode van hevige regenval in de namiddag van 16 juli 1989 een rotsblok van 1100 kubieke meter boven op de galerij. Op dat moment passeerde juist een bus. Alle vijftien passagiers waren op slag dood.

,,In die tijd deed ik civiel-technisch onderzoek in Japan, en werd ik gevraagd zitting te nemen in de commissie die de toedracht van het ongeluk moest onderzoeken. Ik kwam tot de conclusie dat het ongeluk te vermijden was geweest. De civiel-technisch ingenieurs hadden verzuimd om goed naar de geologische structuur van de rotsen te kijken. Aan de onregelmatigheden van de helling was namelijk te zien dat de betreffende rots ‘op springen’ stond. Een schokkende conclusie”, vertelt prof.dr.ir. Dieter Genske.

Genske sprak woensdag zijn oratie uit ter gelegenheid van zijn benoeming als nieuwe hoogleraar ingenieursgeologie aan de faculteit Mijnbouwkunde. Genske, uit Duitsland afkomstig en zowel civielingenieur als geoloog, is een onvermoeibaar pleitbezorger van meer intensieve samenwerking tussen beide disciplines. Ingenieursgeologie kan de kenniskloof tussen civieltechnici en geologen overbruggen, zo hield hij zijn gehoor voor. ,,Civielingenieurs en geologen moeten een gemeenschappelijke taal leren spreken”, aldus Genske.

Ongelukken als die in Japan komen vaker voor. Verzakkende mijnen, instortende tunnels, auto’s die wegzakken in plotselinge kraters in het wegdek. Genske zit vol voorbeelden van ongelukken, bijna-ongelukken en rampen. ,,Vorig jaar kon ternauwernood een tehuis voor zwakzinnige kinderen worden geëvacueerd in Sauerland (D). Een alerte mijnwerker hoorde gerommel in een oude gang in een leisteenmijn. Om 12 uur ’s nachts was de evacuatie voltooid, zes uur later was het gehele tehuis ingestort”, aldus Genske, die spectaculaire dia’s toont van het ongeval.
Pronkstuk

Een klassiek en dramatisch voorbeeld van een civieltechnische blunder is de overstroming van de Vaoint-dam in de Italiaanse Alpen in 1963. De dam was met zijn hoogte van 260 meter een waarlijk pronkstuk voor de toenmalige civielingenieurs. Na twee weken hevige regenval donderde er evenwel een enorme rotspartij, met afmetingen van 2 kilometer bij anderhalve kilometer, in het stuwmeer. De klap veroorzaakte honderd meter hoge vloedgolven die de dam overspoelden. In de ondergelegen vallei kwam een modderstroom op gang, in de richting van het stadje Longarone. Als betrof het een eigentijds equivalent van Pompeï, vonden tweeduizend mensen de dood. De dam zelf, overigens, bleef onbeschadigd.

Net als in Japan had ook deze ramp voorkomen kunnen worden.Genske blikt verlegen rond, maar zijn boodschap is spijkerhard. ,,Civielingenieurs denken altijd in simpele modellen, en laten zich leiden door technische zaken als de draagkracht van beton of de spankracht van staal. Om toch maar die tunnel te kunnen graven, wordt de samenstelling van de bodem vaak geïdealiseerd”, zegt Genske. ,,Terwijl een goed geoloog stratificatie in de bodem kan duiden en inhomogeniteit kan intepreteren. Dramatische ongevallen als in Japan kunnen dan worden voorkomen, bijvoorbeeld door het betreffende gesteente van te voren op te blazen.”

Behalve bij bouwwerken in berggebieden, zoals in Japan of in de Italiaanse Alpen, moet ook de bodem van potentiële bouwlocaties in mijngebieden van tevoren grondig worden onderzocht. Het onderwerp is vooral van belang voor alle landen met mijnbouwactiviteiten. Vooral in het voormalige Oost-Europa lijkt er een enorme markt voor ingenieursgeologen braak te liggen. Genske: ,,Veel oude gebieden worden nu heringericht. De planologen willen herindustrialiseren, en liefst zo snel mogelijk. Het gevaar bestaat dat de inbreng van civieltechnici daarbij de boventoon voert. Daarmee wordt de kiem gelegd voor toekomstige ongevallen.” Weer die verlegen blik. Benadrukt de civielingenieurs tot vriend te willen houden. Voorzichtig lachje: ,,Ben zelf ook een civiel-ingenieur.”
Detectivewerk

Genske’s loopbaan is van het prototype bliksemcarrière: de bijna 38-jarige Duitser verenigt de boodschap van stringente samenwerking in zijn beide studies civiele techniek en geologie. Kreeg ondermeer vijf academische prijzen, promoveerde ‘magna cum laude’ in de civiele techniek, en is nu de opvolger van prof. David Price, de eerste Delftse hoogleraar in de ingenieursgeologie. De TUD is de enige universiteit in Nederland met een dergelijke vakgroep.

Genske is pas een half jaar in Delft en heeft zich tot nog toe vooral bezig gehouden met de colleges voor de circa dertig studenten bij de vakgroep. Genske wil echter ook praktijkonderzoek in Nederland gaan verrichten. ,,Ook in Nederland is het gevaar voor plotselinge verzakkingen niet ondenkbeeldig.” Samen met de zoutindustrie gaat Genske de zoutmijnen in Twente onderzoeken, terwijl in samenwerking met het Staatstoezicht op de Mijnen het verlaten Limburgse mijngebied in kaart wordt gebracht. Limburg valt af en toe al ten prooi aan rampen als overstromingen van de Maas en aardbevingen, en loopt ook kans op abrupte verzakkingen. ,,Het lokaliseren van de oude mijngangen is detectivewerk, waarbij we onder meer gebruik maken van historische analyses, luchtfotografie en geo-informatiesystemen”, zegt Genske.
Kennisgebrek

Een ander onderzoeksterrein waarop volgens Genske civieltechnici hun geologisch kennisgebrek pijnlijk duidelijk etaleren, is de bodemvervuiling. ,,Bij de sanering van de duizenden vervuilde bodemlocaties in Nederland idealiseren de civieltechnici de toestand van de bodem. Men pakt een grondboor en brengt de structuur van de bodem in kaart intermen van ‘kleilaag-zandlaag’, enzovoorts. Een bodem bestaat nooit uit ‘ideale’ eenduidige lagen. Vaak zitten er kleipakketjes in zandlagen, of bevatten kleilagen ‘zandeilandjes’. Bij de Nederlandse ingenieursbureaus, met hun enorme kennis over bodemvervuiling, domineren de civieltechnici teveel”, betoogt Genske.

René Didde


Genske: ,,Bij de Nederlandse ingenieursbureaus domineren de civieltechnici teveel”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.