De nieuwe cao-universiteiten moet tijdelijke contracten terugdringen. Daar profiteren vooral universitair docenten van. Postdocs hebben het nakijken.
De nieuwe afspraken over vaste banen aan de universiteiten wijzen volgens vakbond FNV op een “omslag in de cultuur”. De universitaire werkgevers zelf spreken van “een mooie stap”.
Maar er zijn ook meteen vragen, want wie krijgen er dan vaste contracten en wie niet? De afspraken zijn gemaakt voor hoogleraren, universitair hoofddocenten (uhd), universitair docenten (ud) en ondersteunend personeel. Overige docenten en onderzoekers vallen buiten de boot.
Van alle hoogleraren heeft acht procent een tijdelijke aanstelling, net als vijf procent van de uhd’s. Dat is al een laag percentage. Voor hen zijn deze afspraken eigenlijk niet bedoeld.
‘Vast’ wordt in de nieuwe cao iets minder vast
De nieuwe cao richt zich vooral op ud’s, van wie vijf jaar geleden meer dan dertig procent een tijdelijk contract had en in 2019 26 procent. Die dalende lijn willen de vakbonden doorzetten.
Dus spreken ze bijvoorbeeld af: wie een Vidi-beurs van NWO bemachtigt, moet voortaan een vaste aanstelling krijgen. Dat is vooral voor ud’s van belang, want een Vidi is bedoeld voor de meer ervaren onderzoekers.
Hoe zit het met overige docenten en wetenschappers? “We konden inderdaad voor hen niet dezelfde dingen doen”, zegt werkgeversorganisatie VSNU tegen de Volkskrant. Pas als er extra geld komt – de universiteiten willen 1,1 miljard euro per jaar erbij – zou dat kunnen veranderen.
Maar waarom zijn de verschillen tussen universiteiten dan zo enorm? In Delft hadden universitair docenten in 2019 vrijwel allemaal een vaste baan, aan de Erasmus Universiteiten Rotterdam werkte 57 procent op een tijdelijk contract. Dan kun je de overheidsfinanciering niet als excuus gebruiken.
Zulke verschillen zijn er ook voor de postdocs en overige docenten. Aan de Universiteit van Amsterdam had in 2019 ‘slechts’ 59 procent van deze groep een tijdelijk contract, aan de TU Delft 75 procent en aan de Universiteit Utrecht 90 procent.
Daar zit dus universitair beleid achter. Misschien zijn daar goede redenen voor, maar het heeft weinig te maken met de 1,1 miljard euro die de universiteiten wel of niet gaan krijgen van het volgende kabinet.
Sterker nog, in de huidige cao staat bijvoorbeeld over postdocs: “Dit zijn functies die naar hun aard het gebruik van dienstverbanden voor bepaalde tijd rechtvaardigen.” Daar verandert in de nieuwe cao niets aan. Zij mogen nog steeds een tijdelijke contract krijgen met een maximum van vier jaar, en daarna kan eventueel een ‘geclausuleerd’ dienstverband worden aangeboden waarin de postdoc afhankelijk blijft van tijdelijk geld.
‘Vast’ wordt in de nieuwe cao overigens iets minder vast. De ontslagbeschermingstermijn bij reorganisaties wordt verkort van tien maanden naar drie maanden in 2025, waar de normale opzegtermijn van drie of vier maanden bovenop komt.
De vakbonden en werkgevers leggen het onderhandelaarsakkoord nu voor aan hun achterbannen. Voor 1 augustus moet duidelijk zijn of zij ermee instemmen.
HOP, Bas Belleman
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.