Campus

Altijd zoo geweescht

Dacht je op de middelbare school mee te komen met woorden als vet en geil, als kersverse Delfterik kun je alles maar beter vergeten en opnieuw beginnen.

Horen is geloven: Studentendelfts is een taal apart.

De pedel stoot twee keer met zijn staf op het podium en brult ‘politesse’! De geschrokken nullen springen in gelid en houden de kaken stijf op elkaar. Vorige week nog was de toko nog bevolkt met knorren en pluizen, nu staan zij daar % sjaars met ambitie. De praeses klimt op het podium en begint een toespraak. ,,Vanaf heden is de ontgroening begonnen. Gedraagt u dus naar uw eerbiedwaardige status van pheut.” De menigte antwoordt met een instemmend ‘bravo’ en een cantus wordt ingezet. Nog brak van de dagen ervoor staan de pheuten klaar voor hun eerste bierestafette. Een pheut gaat aan de kant met de halflege glazen staan. ,,Niet hopen, niet denken”, schreeuwt een bralaap in zijn oor. ,,Altijd zoo geweescht.” De zure sjaars ondergaat de afplassing gelaten.

Vooral bij studentenverenigingen krijgen eerstejaars een intensieve inburgeringscursus. Binnen een week zijn ze op de hoogte van het verschil tussen paupers, knorren en leden.

,,Beginnen met studeren is het begin van een nieuwe periode in je leven”, verklaart taalsocioloog Jan Kuitenbrouwer, bekend van de boekjes ‘Turbotaal’ en ‘Hedenlands’. ,,Studenten komen in een nieuwe omgeving terecht, en gaan hersocialiseren. Taal is een onderdeel daarvan, en het is gratis. Studenten vormen een traditionele, exclusieve groep in de maatschappij. Om die positie te behouden moet je je kunnen onderscheiden – de ingrediënten voor een cryptische, soms Bargoensachtige taal.”

Studententaal heeft met andere maatschappelijke groepstalen gemeen dat het vrij snel vernieuwt. Maar er is een belangrijk verschil. Studenten zijn hecht verbonden door de verenigingen. Zij treden op als bewaker van het studentenerfgoed, de mores en de taal. Traditionele studentenuitdrukkingen als het balkje koppen en Latijnse leenwoorden als politesse zijn beschermd; de toekomstige student spreekt daarom slechts ten dele een andere taal.

Een begrip als chrissen is gedoemd te verdwijnen. De gelijknamige broodjeszaak sloot afgelopen jaar zijn deuren. Ook het populaire woord unit (‘ding’) ontkomt er niet aan: steeds vaker gebruiken studenten het woord gadget als synoniem. Iedere generatie studenten vervangt veelgebruikte en versleten uitdrukkingen door nieuwe. Een troost voor de nostalgici: de opkomst en ondergang van woorden vertoont een cirkelbeweging. Binnen een paar jaar is het weer normaal om pretcylinders aan de bar te bestellen.

,,Laat je Pelger maar thuis, vanavond gaan we brassen”, schreeuwt een clubgenoot door de telefoon. Even later sta ik op de Zaak te heerschen. ,,Paas de haas!” brul ik en giet een paar adjes in mijn keelgat. Ik waag een dappere poging om een borrelmeubel te regelen. Kansloos. Ik druip af naar mijn jaarclub. ,,Vanavond gaan we kaal”, zegt een clubgenoot.

Als de kleine uurtjes zijn aangebroken is het tijd om te gaan afpilsen. Thuis hervind ik mezelf weer, met de tatti tot aan mijn knieën en offerend aan de porseleinen god. Het tijdgat laat zich maar moeilijk opvullen. Ik heb een vage herinnering aan iemand die voorstelde om een vette bek te gaan halen bij de Tbs…

Het grootste gedeelte van de Delftse studententaal draait om de dagelijkse bezigheden als drinken en studeren. ,,Vergelijk de taal eens met die van de Eskimo’s”, lacht Kuitenbrouwer. ,,Zijhebben elf woorden voor sneeuw. Iedereen voelt aan dat herhaling van hetzelfde woord geen mooie taal oplevert.”

,,Nog een gescoord dit weekeinde?” Op maandagmiddag zitten twee pluizige studenten op het terras van de Kobus. ,,Jazeker, een schone Leidse porre”, antwoordt een jongen met zwaar Belgisch accent. Zijn gesprekspartner kijkt bedenkelijk. ,,Je bedoelt kippetje. Heb je hem er nog lafjes ingehangen?” ,,Full wax, het was haar galaplicht.”

Studententaal is natuurlijk niet alleen beperkt tot Delft. De verschillen in woordenschat zijn typerend voor de culturele verschillen. Delfterikken hebben veel synoniemen voor drinken, in Utrecht worden woorden als studentenkat en kaasplankje veel algemener gebruikt en aan universiteiten in de grenssteden gebruiken studenten vaak leenwoorden uit buurlanden.

Na de studie raakt studententaal meestal in onbruik. Evenals alle slangtalen moeten er genoeg mensen zijn die de taal begrijpen en spreken om hem levend te houden. Afgestudeerden hangen de bruine Brogues in de wilgen en gebruiken ter vervanging kantoorjargon. Slechts enkele woorden dringen door in het meestal informele taalgebruik.

En zo komt het dat vandaag de dag zelfs zakenlui vunzig beesten en laag gaan. De toekomst is aan de pheuten van vandaag. Dus laat je niet afplassen, en grijp je pretcylinder. Altijd zoo geweescht.

Dacht je op de middelbare school mee te komen met woorden als vet en geil, als kersverse Delfterik kun je alles maar beter vergeten en opnieuw beginnen. Horen is geloven: Studentendelfts is een taal apart.

De pedel stoot twee keer met zijn staf op het podium en brult ‘politesse’! De geschrokken nullen springen in gelid en houden de kaken stijf op elkaar. Vorige week nog was de toko nog bevolkt met knorren en pluizen, nu staan zij daar % sjaars met ambitie. De praeses klimt op het podium en begint een toespraak. ,,Vanaf heden is de ontgroening begonnen. Gedraagt u dus naar uw eerbiedwaardige status van pheut.” De menigte antwoordt met een instemmend ‘bravo’ en een cantus wordt ingezet. Nog brak van de dagen ervoor staan de pheuten klaar voor hun eerste bierestafette. Een pheut gaat aan de kant met de halflege glazen staan. ,,Niet hopen, niet denken”, schreeuwt een bralaap in zijn oor. ,,Altijd zoo geweescht.” De zure sjaars ondergaat de afplassing gelaten.

Vooral bij studentenverenigingen krijgen eerstejaars een intensieve inburgeringscursus. Binnen een week zijn ze op de hoogte van het verschil tussen paupers, knorren en leden.

,,Beginnen met studeren is het begin van een nieuwe periode in je leven”, verklaart taalsocioloog Jan Kuitenbrouwer, bekend van de boekjes ‘Turbotaal’ en ‘Hedenlands’. ,,Studenten komen in een nieuwe omgeving terecht, en gaan hersocialiseren. Taal is een onderdeel daarvan, en het is gratis. Studenten vormen een traditionele, exclusieve groep in de maatschappij. Om die positie te behouden moet je je kunnen onderscheiden – de ingrediënten voor een cryptische, soms Bargoensachtige taal.”

Studententaal heeft met andere maatschappelijke groepstalen gemeen dat het vrij snel vernieuwt. Maar er is een belangrijk verschil. Studenten zijn hecht verbonden door de verenigingen. Zij treden op als bewaker van het studentenerfgoed, de mores en de taal. Traditionele studentenuitdrukkingen als het balkje koppen en Latijnse leenwoorden als politesse zijn beschermd; de toekomstige student spreekt daarom slechts ten dele een andere taal.

Een begrip als chrissen is gedoemd te verdwijnen. De gelijknamige broodjeszaak sloot afgelopen jaar zijn deuren. Ook het populaire woord unit (‘ding’) ontkomt er niet aan: steeds vaker gebruiken studenten het woord gadget als synoniem. Iedere generatie studenten vervangt veelgebruikte en versleten uitdrukkingen door nieuwe. Een troost voor de nostalgici: de opkomst en ondergang van woorden vertoont een cirkelbeweging. Binnen een paar jaar is het weer normaal om pretcylinders aan de bar te bestellen.

,,Laat je Pelger maar thuis, vanavond gaan we brassen”, schreeuwt een clubgenoot door de telefoon. Even later sta ik op de Zaak te heerschen. ,,Paas de haas!” brul ik en giet een paar adjes in mijn keelgat. Ik waag een dappere poging om een borrelmeubel te regelen. Kansloos. Ik druip af naar mijn jaarclub. ,,Vanavond gaan we kaal”, zegt een clubgenoot.

Als de kleine uurtjes zijn aangebroken is het tijd om te gaan afpilsen. Thuis hervind ik mezelf weer, met de tatti tot aan mijn knieën en offerend aan de porseleinen god. Het tijdgat laat zich maar moeilijk opvullen. Ik heb een vage herinnering aan iemand die voorstelde om een vette bek te gaan halen bij de Tbs…

Het grootste gedeelte van de Delftse studententaal draait om de dagelijkse bezigheden als drinken en studeren. ,,Vergelijk de taal eens met die van de Eskimo’s”, lacht Kuitenbrouwer. ,,Zijhebben elf woorden voor sneeuw. Iedereen voelt aan dat herhaling van hetzelfde woord geen mooie taal oplevert.”

,,Nog een gescoord dit weekeinde?” Op maandagmiddag zitten twee pluizige studenten op het terras van de Kobus. ,,Jazeker, een schone Leidse porre”, antwoordt een jongen met zwaar Belgisch accent. Zijn gesprekspartner kijkt bedenkelijk. ,,Je bedoelt kippetje. Heb je hem er nog lafjes ingehangen?” ,,Full wax, het was haar galaplicht.”

Studententaal is natuurlijk niet alleen beperkt tot Delft. De verschillen in woordenschat zijn typerend voor de culturele verschillen. Delfterikken hebben veel synoniemen voor drinken, in Utrecht worden woorden als studentenkat en kaasplankje veel algemener gebruikt en aan universiteiten in de grenssteden gebruiken studenten vaak leenwoorden uit buurlanden.

Na de studie raakt studententaal meestal in onbruik. Evenals alle slangtalen moeten er genoeg mensen zijn die de taal begrijpen en spreken om hem levend te houden. Afgestudeerden hangen de bruine Brogues in de wilgen en gebruiken ter vervanging kantoorjargon. Slechts enkele woorden dringen door in het meestal informele taalgebruik.

En zo komt het dat vandaag de dag zelfs zakenlui vunzig beesten en laag gaan. De toekomst is aan de pheuten van vandaag. Dus laat je niet afplassen, en grijp je pretcylinder. Altijd zoo geweescht.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.