Allochtoon is een sociaalwetenschappelijk onbruikbaar en maatschappelijk ongewenst begrip. Met het pleidooi voor het schrappen van deze term heeft minister Hirsch Ballin wel degelijk een punt, vindt Behnam Taebi.
In zijn laatste column ‘Woorden’ neemt de Delta-columnist Patrick van der Duin ons mee in de jungle van de terminologie in de sociale wetenschappen. Terecht wijst hij erop dat wat irrelevante semantiek lijkt, invloed kan hebben op sociale problemen. Zo verwijst hij naar de recente uitspraak van minister Hirsch Ballin over het mijden van het woord allochtoon, om sociale problemen weg te definiëren, aldus de columnist. Hoewel ik het met Van der Duin eens ben dat het voorstel van de minister sociale implicaties teweeg kan brengen, vind ik dat uitgerekend sociaalwetenschappers hem daarin moeten steunen.
In zijn pleidooi om het woord allochtoon ongewenst te verklaren volg ik Hirsch Ballin om twee redenen: het maatschappelijke stigma dat op deze term rust en zijn sociaalwetenschappelijke onbruikbaarheid. Samen met de minister maak ik me zorgen om de tweespalt in de samenleving die weliswaar niet door een woord veroorzaakt wordt, maar daarmee steeds weer wordt bevestigd.
Een paar jaar terug heb ik me als columnist van deze krant uitgesproken als anti-allochtoon (nr 18, jaargang 35). Toen was mijn pleidooi niet veel meer dan een idealistische klaagzang over de gevolgen van het indelen van mensen in groepen die per definitie niet verenigbaar zijn: eenmaal een allochtoon, altijd een allochtoon, generatie na generatie. Vijf jaar na dato constateer ik met genoegen dat het debat hierover een paar flinke stappen verder is gekomen. Steeds meer politici op lokaal en nationaal niveau zien het belang van het mijden van dit woord.
De term allochtoon verwijst naar een zo ruime en diverse groep dat het woord zich nauwelijks kan lenen voor sociaalwetenschappelijk onderzoek; hoe kun je een wetenschappelijk verantwoorde uitspraak doen louter op basis van het niet-Nederlands zijn van een groep? Misschien is het ook een goed idee als sociaalwetenschappers zich zouden buigen over de gevolgen van een dergelijk – op ras toegesneden – onderscheid op de maatschappelijke positie en de zelfperceptie van de betreffende groepen. Het meest kwalijke aan allochtoon vind ik de inherente miskenning van een volwaardige positie in de samenleving: raciale achtergrond lijkt het volwaardige burgerschap in de weg te staan.
Sommige mensen redeneren dat er geen alternatief bestaat voor allochtoon. Bovendien hebben alternatieven ook tekortkomingen: vreemdeling – de voorganger van allochtoon – is niet heel wenselijk, buitenlander refereert ook naar toeristen en de korte-termijnblijver en immigrant negeren de vluchteling. Twee alternatieven verdienen wel aandacht: minderheid en bi-cultureel. Minderheid maakt een onderscheid mogelijk op verschillende gronden (anders dan etniciteit), en bi-cultureel draagt een positieve connotatie; het kennen van meerdere culturen is ook op zichzelf een voorrecht. Nog beter vind ik wat ze in de VS hyphenated citizen noemen. Een streepje (hyphen) opent hier nieuwe perspectieven: het Amerikaanschap van de nieuwe burger wordt namelijk volwaardig erkend en voorafgegaan door de origine van die persoon, gescheiden van elkaar met een streep; een knap straaltje van de positieve invloed van semantiek zoals bijvoorbeeld in African-American.
Toegegeven, enkel semantiek kan heersende stigma’s niet laten verdampen, evenmin als het sociale problemen kan oplossen. Het niet benoemen van problemen in de samenleving leidt ook tot een type populisme dat Nederland al jaren in zijn greep houdt. Maar juist het gebruiken van een onderscheid als allochtoon versus autochtoon creëert het gevaar dat alles op één hoop wordt gegooid en ernstig complexe maatschappelijke problemen met pijnlijk simplistische noties als culturele superioriteit of achterlijkheid verklaard zouden worden. Mij dunkt dat een sociaalwetenschapper daar hoofdpijn van zou krijgen.
Samen met Van der Duin vind ik dat de minister een woordje moet wisselen met een sociaalwetenschapper, maar niet om zijn eerste woordje over het schrappen van allochtoon te herroepen, maar om juist dat voldoende onderbouwd in te voren, met de steun van de sociale wetenschappers in de rug.
Behnam Taebi is docent en promovendus bij de sectie filosofie, faculteit Techniek, Bestuur en Management
In zijn laatste column ‘Woorden’ neemt de Delta-columnist Patrick van der Duin ons mee in de jungle van de terminologie in de sociale wetenschappen. Terecht wijst hij erop dat wat irrelevante semantiek lijkt, invloed kan hebben op sociale problemen. Zo verwijst hij naar de recente uitspraak van minister Hirsch Ballin over het mijden van het woord allochtoon, om sociale problemen weg te definiëren, aldus de columnist. Hoewel ik het met Van der Duin eens ben dat het voorstel van de minister sociale implicaties teweeg kan brengen, vind ik dat uitgerekend sociaalwetenschappers hem daarin moeten steunen.
In zijn pleidooi om het woord allochtoon ongewenst te verklaren volg ik Hirsch Ballin om twee redenen: het maatschappelijke stigma dat op deze term rust en zijn sociaalwetenschappelijke onbruikbaarheid. Samen met de minister maak ik me zorgen om de tweespalt in de samenleving die weliswaar niet door een woord veroorzaakt wordt, maar daarmee steeds weer wordt bevestigd.
Een paar jaar terug heb ik me als columnist van deze krant uitgesproken als anti-allochtoon (nr 18, jaargang 35). Toen was mijn pleidooi niet veel meer dan een idealistische klaagzang over de gevolgen van het indelen van mensen in groepen die per definitie niet verenigbaar zijn: eenmaal een allochtoon, altijd een allochtoon, generatie na generatie. Vijf jaar na dato constateer ik met genoegen dat het debat hierover een paar flinke stappen verder is gekomen. Steeds meer politici op lokaal en nationaal niveau zien het belang van het mijden van dit woord.
De term allochtoon verwijst naar een zo ruime en diverse groep dat het woord zich nauwelijks kan lenen voor sociaalwetenschappelijk onderzoek; hoe kun je een wetenschappelijk verantwoorde uitspraak doen louter op basis van het niet-Nederlands zijn van een groep? Misschien is het ook een goed idee als sociaalwetenschappers zich zouden buigen over de gevolgen van een dergelijk – op ras toegesneden – onderscheid op de maatschappelijke positie en de zelfperceptie van de betreffende groepen. Het meest kwalijke aan allochtoon vind ik de inherente miskenning van een volwaardige positie in de samenleving: raciale achtergrond lijkt het volwaardige burgerschap in de weg te staan.
Sommige mensen redeneren dat er geen alternatief bestaat voor allochtoon. Bovendien hebben alternatieven ook tekortkomingen: vreemdeling – de voorganger van allochtoon – is niet heel wenselijk, buitenlander refereert ook naar toeristen en de korte-termijnblijver en immigrant negeren de vluchteling. Twee alternatieven verdienen wel aandacht: minderheid en bi-cultureel. Minderheid maakt een onderscheid mogelijk op verschillende gronden (anders dan etniciteit), en bi-cultureel draagt een positieve connotatie; het kennen van meerdere culturen is ook op zichzelf een voorrecht. Nog beter vind ik wat ze in de VS hyphenated citizen noemen. Een streepje (hyphen) opent hier nieuwe perspectieven: het Amerikaanschap van de nieuwe burger wordt namelijk volwaardig erkend en voorafgegaan door de origine van die persoon, gescheiden van elkaar met een streep; een knap straaltje van de positieve invloed van semantiek zoals bijvoorbeeld in African-American.
Toegegeven, enkel semantiek kan heersende stigma’s niet laten verdampen, evenmin als het sociale problemen kan oplossen. Het niet benoemen van problemen in de samenleving leidt ook tot een type populisme dat Nederland al jaren in zijn greep houdt. Maar juist het gebruiken van een onderscheid als allochtoon versus autochtoon creëert het gevaar dat alles op één hoop wordt gegooid en ernstig complexe maatschappelijke problemen met pijnlijk simplistische noties als culturele superioriteit of achterlijkheid verklaard zouden worden. Mij dunkt dat een sociaalwetenschapper daar hoofdpijn van zou krijgen.
Samen met Van der Duin vind ik dat de minister een woordje moet wisselen met een sociaalwetenschapper, maar niet om zijn eerste woordje over het schrappen van allochtoon te herroepen, maar om juist dat voldoende onderbouwd in te voren, met de steun van de sociale wetenschappers in de rug.
Behnam Taebi is docent en promovendus bij de sectie filosofie, faculteit Techniek, Bestuur en Management
Comments are closed.