Binnen een familie studeren vaak hele generaties aan de TU Delft. In de serie Allemaal Familie praten (groot)ouders en (klein)kinderen over hun studententijd.
Aan tafel zitten drie generaties TU-studenten: Frits van der Jagt (vliegtuigbouwkunde, afgestudeerd in 1961), Martijn van der Jagt (luchtvaart- en ruimtevaarttechniek, afgestudeerd in 1987) en Joris van der Jagt (werktuigbouwkunde, afgestudeerd in 2018). Sinds opa Frits in 1954 aan de studie vliegtuigbouwkunde begon, is er veel veranderd. “In mijn tijd bestond het begrip ruimtevaart bijvoorbeeld nog niet”, lacht hij. Zijn lichting ving aan met 55 eerstejaars. “Een groot aantal voor die tijd.”
Hoe anders was het in 1979, toen Frits’ zoon Martijn met ruim honderd eerstejaars aanschoof in de collegebanken van de opleiding luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. “Niet alleen de naam was veranderd, ook het aantal eerstejaars was verdubbeld”, vertelt Martijn. “Met honderd man waren wij zelfs het laatste jaar met zo’n kleine lichting. Tegenwoordig zijn het er veel meer.”
Professor Wittenberg
Dat Martijn dezelfde studierichting zou kiezen als zijn vader lag overigens niet voor de hand. “Sterker nog, ik wilde niets met vliegtuigen te maken hebben.” Hij wilde iets met computers doen en begon aan de studie elektrotechniek.“Maar ik kwam er al heel gauw achter dat het niets voor mij was. Na een aantal gesprekken ontdekte ik dat juist luchtvaart- en ruimtevaarttechniek de studie was met de meeste aandacht voor informatica.”
En zo geschiedde. Martijn moet lachen als hij terugdenkt aan het moment dat hij thuis de keuze voor zijn afstudeerproject bekendmaakte. “Ik vertelde mijn vader dat ik zou afstuderen bij vliegtuigprestaties, de vakgroep van professor Wittenberg. Waarop mijn vader zei: in dat geval is het erfelijk, want ook hij studeerde af bij professor Wittenberg.”
‘In dat geval is het erfelijk’
Op dat moment had zijn vader al carrière gemaakt bij Fokker; hij schopte het tot directeur Marketing & Sales. Een plek waar ook Martijn per toeval terechtkwam. “Voor mijn afstuderen zocht ik een opdracht waarbij ik ook echt mensen zou zien, ik wilde de bedrijfskundige kant op.” Professor Wittenberg belde wat rond en Martijn kreeg uiteindelijk een afstudeerplek bij Fokker. “Het eerste dat ik daar hoorde was, ‘wat toevallig, de laatste man op die plek was Frits van der Jagt’. Of professor Wittenberg dit wist? We zullen het nooit weten.”
Toen Martijn na zijn afstuderen vervolgens overwoog om bij Fokker aan de slag te gaan, blokkeerde zijn vader dat idee. Frits: “Dat zou voor ons allebei niet goed zijn, ik vond dat hij zijn eigen weg moest gaan.”Uiteindelijk kwam Martijn na zijn studie terecht in de informatietechnologie.Hij werkte lange tijd bij Philips en is nu werkzaam als business architect bij ict-bedrijf Hot Item. Vader Frits werkte tot zijn pensioen bij Fokker. Na zijn pensionering was hij negen jaar lang bestuurslid van het Universiteitsfonds Delft.
Harry Potter en de sorteerhoed
Aan tafel zitten drie generaties TU-alumni, maar een strike zit er niet in. Joris van der Jagt, Martijns zoon, studeerde geen luchtvaart- en ruimtevaarttechniek, maar werktuigbouwkunde. Dat hij voor Delft koos was volgens Joris overigens geen vaststaand gegeven. “Ik groeide op in de regio Amersfoort, dus heb ook de andere universiteiten bezocht.” Vanwege zijn enthousiasme voor techniek – die passie voel je hier echt – koos hij toch voor Delft. Voor werktuigbouwkunde, maar stapte na een half jaar over op de hbo-variant. “De wo-opleiding was erg grootschalig, er was weinig begeleiding en er lag veel druk op het behalen van punten, dat vond ik niks.” Na het behalen van zijn bachelor keerde hij voor zijn master alsnog terug naar de TU waar hij in 2018 afstudeerde in de offshoretechniek. Hij werkt nu bij All Seas aan het grootste schip ter wereld: de Pioneering Spirit.
Toen Joris aan zijn Delftse leven begon, wilde ook hij andere keuzes maken dan zijn vader. “Mijn vader was lid geweest van Sint Jansbrug en mijn moeder van Virgiel, dus ik zei dat ik wel bij het Delfts Studenten Corps zou gaan.”Maar toen hij tijdens de OWee kennismaakte met Sint Jansbrug voelde hij zich daar direct thuis. “Uiteindelijk werd ik zelfs lid van hetzelfde gilde als mijn vader”.
“Het is een beetje zoals Harry Potter en de sorteerhoed”, lacht Martijn. “De levende hoed op Zweinstein die op magische wijze bepaalt tot welke van de vier afdelingen elke nieuwe student het meest toebehoort.”
Joris:“Ach ja, soms denk je dat je je ergens tegen af moet zetten, maar dan blijkt het gewoon in de familie te zitten.”
Op zolder
Voor beide Sint Jansbruggers was de sociëteit altijd dichtbij, want zowel Martijn als Joris woonde enige tijd op steenworp afstand. In 1976 kochten Frits en zijn vrouw namelijk een huis aan de Oude Delft. Martijn groeide er op en Frits en zijn vrouw wonen er nog steeds. “Toen we het kochten zag het er niet uit”, vertelt Frits. “Het was uitgeleefd en uitgewoond. Een echtpaar verhuurde er kamers aan tien mensen.” Ze knapten het huis helemaal op en toen ze de hardboard betimmering verwijderden kwam er zelfs originele betegeling van de Koninklijke Porceleyne Fles tevoorschijn.
Martijn herinnert zich nog het kookplaatsje dat ze op zolder aantroffen. “Daar woonden exchange studenten uit China. Ze hadden een keukentje met plastic bekleding, de laag vet was net zo dik als de plank waar het gasfornuis op stond.”
Toen het huis eenmaal was opgeknapt kreeg hij een kamer op zolder. “Het was ook echt zo van, nu ben ik op kamers. Ik at doordeweeks op Sint Jansbrug en kwam in het weekend thuis om mijn was te doen.” Het was zelfs kleinzoon Joris’ (werktuigbouwkunde) eerste studentenkamer. “Ik kon niet direct een kamer vinden en heb hier uiteindelijk vijf maanden gewoond. Dat was heel fijn, al was het niet de bedoeling dat ik vrienden over de vloer had.”
De verhalen van Josephus Jitta
De drie rakelen de ene na de andere herinnering op aan hun studententijd.Zo staan de colleges arbeidsrecht van professor Josephus Jitta, opa Frits nog goed bij. “Hij was behalve hoogleraar arbeidsrecht ook hoofdredacteur van de Haagsche Courant. Hij gaf prachtige colleges die studenten vooral bijwoonden om zijn verhalen te horen, maar het had niks met arbeidsrecht te maken. Professor Josephus Jitta vond dat men het vak niet serieus nam. Hij verplichtte studenten daarom om bij hem thuis mondeling examen te doen. Hij hield dan een gesprekje en na afloop kreeg iedereen een zeven. Behalve studenten uit Indonesië, zij kregen een acht. Want, zei hij ‘zij studeren vreemd recht’.
‘Als een soort cabaretier stond hij te vertellen, fantastisch’
Kleinzoon Joris bewaart een goede herinnering aan het verrassingsbezoek van de goedheiligman tijdens een college calculus van Joost de Groot. “Sinterklaas, vergezeld door twee Pieten, hield een toespraak. De Groot vond het maar onzin en gooide als grap zijn schoen naar Sinterklaas. Die pakte vervolgens de schoen op en liep weg. De Groot moest toen verder op een schoen en vond pas in de pauze zijn andere weer terug.”
Op zoon Martijn maakte professor Ghesel Grothe indruk. “Hij gaf een vak waarbij het tentamen bestond uit een simpele berekening die je in een paar minuten kon leren. De rest van zijn colleges besteedde hij daarom vooral aan beroemde ongelukken in de luchtvaart. Hij vertelde zo plastisch mogelijk welke fouten waren gemaakt. Als een soort cabaretier stond hij te vertellen, fantastisch. Dat was het enige college dat het hele jaar tot de nok toe gevuld zat.” Van die verhalen geniet Martijn nog steeds. “Air Crash Investigation – een serie op Discovery Channel – is echt mijn guilty pleasure. Het format is wat cliché, maar het onderzoek naar hoe een vliegtuig kon verongelukken blijft fascinerend.”
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
m.vanderveldt@tudelft.nl
Comments are closed.