Onderwijs

‘Afwijkende meningen worden weggewuifd’

Het Kyotoprotocol is een ‘verspilling van geld en bestuurskracht’, windmolens zijn ‘efficiënte kapitaalvernietigers’. Oud-TU-hoogleraar milieutechniek prof.i

r. Huib van Heel deinst er in zijn nieuwe boek ‘Nader bezien. Waan en wetenschap in onze samenleving’ niet voor terug stelling te nemen tegen gevestigde ideeën.

Vorige week presenteerde u uw nieuwe boek ‘Nader bezien’. Waar gaat het over?

“Mijn boek begint met Galileï, die de kardinalen wilde laten kijken naar de manen rond Jupiter. Ze hoefden alleen maar door de telescoop te kijken, maar ze weigerden. Ze wilden de manen niet zien, hun wereldbeeld verklaarde al eeuwen wat er te verklaren viel. Nieuwe informatie hadden ze niet nodig. Tegenwoordig komt zulk gedrag nog steeds voor. Mijn boek gaat over het niet willen zien van andere meningen, andere cijfers, omdat men al weet hoe het zit. Afwijkende geluiden worden simpelweg weggewuifd.”

Noemt u eens een voorbeeld.

“In mijn boek noem ik er meerdere. Het belangrijkste is het broeikaseffect.”

U noemt het Kyotoprotocol waarmee de wereld, of een deel daarvan, het broeikaseffect te lijf wil gaan onzedelijk.

“Kyoto zal in 2050 een temperatuurdaling van slechts 0,02 graden Celsius uithalen, terwijl het miljarden euro’s kost. Dat is verspild geld, terwijl we met een deel daarvan de wereld van schoon drinkwater kunnen voorzien. Ik vind het onzedelijk dat daar niet over wordt gepraat.”

U noemt het Kyotoprotocol ook een verspilling van geld en bestuurskracht. U zet in uw boek vraagtekens bij de wetenschappelijke onderbouwing van Kyoto.

“Het International Panel on Climate Change, dat zich bezighoudt met de aard, de omvang en de oorzaak van klimaatverandering, ziet een direct verband tussen CO2 en de opwarming van de aarde. Het kondigt verdere opwarming aan, een zeespiegelstijging, talrijke stormen en heftigere neerslag. Cruciaal in zijn theorie is de zogenoemde hockeystick, die wordt gebruikt om de temperatuur op aarde over het laatste halve millennium te tonen: langzaam dalend en sinds kort steil omhoog. Het bijschrift luidde steeds: ‘nog nooit was het zo warm op aarde als nu’.”

Is dat dan niet zo?

“Serieuze lieden hebben de gegevens die de basis vormden voor de hockeystick en de bijbehorende rekenarijen bestudeerd. Hun conclusie was dat het in de laatste honderden jaren flink wat warmer was dan nu. Pas na heel veel tijd en moeite was het IPCC bereid naar de kritiek te luisteren. Het zei: “Wij willen niet zien”, met op de achtergrond vaak de gedachte: “Laat iedereen afblijven van mijn boterham”, want daar gaat het uiteindelijk om. De belangen raken steeds verder weg van het oorspronkelijke doel.”

Waarom luisteren we naar instituten die zo weinig kritiek kunnen hebben?

“Beslissingen worden vaak te eenzijdig op een emotionele manier genomen. De mens vindt: ik ben zondig, daar moet ik wat aan doen. Windmolens konden zo de moderne kerk worden. We geloven in ze, terwijl het slechts efficiënte kapitaalvernietigers zijn.”

Dat is nogal een uitspraak.

“Het is waar. Met het geld dat we stoppen in windmolens zou je rechtstreeks aardgas kunnen besparen, bijvoorbeeld door verwarmde ruimtes beter te isoleren. De windmolen is de minst effectieve manier om stroom op te wekken, het rendement is maar twintig procent. Daarbij komt dat de energie die een windmolen opwekt, meteen gebruikt moet worden omdat opslag niet mogelijk is. En voor als het niet waait, moet je altijd een alternatief achter de hand hebben, waardoor de aardgascentrale gewoon moet blijven draaien.”

Hoe je het ook wendt of keert, de fossiele brandstoffen raken een keer op. De discussie over kernenergie laait momenteel weer op. Bent u een voorstander?

“Ik weet niet of er een hemel is en of er aan de poort van die hemel iemand staat die vragen gaat stellen. Maar mensen die tegen kernenergie zijn, zullen tegen de tijd dat zij daar aan die poort staan een paar moeilijke uurtjes krijgen.”

U wilt dat kerncentrale Borssele open blijft?

“Ik mag het hopen. Uit kernenergie komt geen CO2. Als je tegen het broeikaseffect bent, moet je vóór kernenergie zijn. Maar mensen zijn er bang voor.”

Is dat dan niet terecht?

“Het risico dat je loopt, is het product van de schade die een ongeluk teweeg brengt en de kans dat zo’n ongeluk gebeurt. De kans dat er iets mis gaat met een kerncentrale is uiterst klein.”

Een hoofdstuk in uw boek zal veel mensen aanspreken: ‘Een heffing kan niet werken’.

“Een heffing wordt opgelegd met een bepaald doel voor ogen. Neem de geluidswet, die geluidsoverlast moest terugdringen. Vooral het bedrijfsleven zou van die heffing iets gaan merken en daarom nam het al voordat de wet werd ingevoerd allerlei maatregelen. Toen de wet van kracht werd, was de overlast door de industrie zelf al tot de helft gereduceerd. De minister kon nu twee dingen doen. Hij kon zeggen: “Dat is geweldig”, of hij kon zeggen: “De heffing wordt verdubbeld.” Dat laatste deed hij, want het geld dat de heffing zou gaan opleveren, was al uitgegeven. Zo werd het een belastinghark, waarbij het oorspronkelijke doel uit het oog was verloren. En zo gaat dat vaak. Eigenlijk zou een werkende heffing vanzelf moeten opdrogen, omdat de basis als het goed is ineenschrompelt. Maar dat wil de overheid niet, want inmiddels is het al opgenomen in de algemene middelen.”

Van 1986 tot 1999 was u hoogleraar milieutechniek in Delft. Hoe kwam u als algemeen directeur bij Hoechst Holland op die plek terecht?

“In de jaren tachtig praatten de overheid en de chemische industrie niet met elkaar. Ze waren het per definitie oneens. De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie wilde daar iets aan doen en organiseerde een symposium over de vraag op welke manier een chemisch bedrijf leeft naar de wetgeving. Ik hield een voordracht, waarop het universiteitsfonds zei door te willen praten. Zo ontstond een parttime leerstoel met twee docenten: eentje uit het bedrijfsleven, ik, en één van de kant van de overheid, aanvankelijk Wim Rey en al spoedig Leo Jansen.”

Wat was jullie doel?

“Leo zorgde ervoor dat elk curriculum een deel milieutechniek zou bevatten. Dan zou onze leerstoel niet meer nodig zijn. Maar voor het zover was, wilden we de discussie op gang brengen. Daarom spraken we af om het naar buiten toe, naar de studenten, grondig met elkaar oneens te zijn. Helaas mislukte dat, want we waren het niet oneens.”

Wat deden jullie zoal?

“We maakten studenten bekend met methodes als life cycle analysis, LCA, waarmee je kon uitrekenen wat de levenscyclus van voorwerpen was. Een klassiek geworden voorbeeld is het koffiebekertje. Een serieus onderzoek wees uit dat een pvc wegwerpbekertje minder milieubelastend was dan een koffiemok, die telkens moest worden afgewassen en dus veel water nodig had. Toen minister Alders het rapport kreeg aangeboden, distantieerde hij zich meteen van de inhoud. Hij liet een nieuw onderzoek uitvoeren, waar wel uit kwam wat hij wilde horen.”

In 1999 hield de leerstoel op te bestaan. Jammer?

“Het is jammer dat het principe van een gedeelde deeltijdleerstoel over een controversieel onderwerp niet is voortgezet.”

Noem eens een onderwerp.

“Genetisch gemodificeerde organismen. Dat hebben we zelfs voorbereid, maar het is niet doorgezet.”

Prof.ir. H.P. van Heel, ‘Nader bezien. Waan en wetenschap in onze samenleving’ (Quantes uitgeverij, uitgever@quantes.nl). ISBN 90-5959-029-5.
WIE IS HUIB VAN HEEL?

Zijn hoogleraarschap milieutechniek van 1986 tot 1999 aan de TU Delft was niet Huib van Heels eerste kennismaking met de universiteit. In 1957 studeerde hij af als natuurkundig ingenieur aan de toenmalige Technische Hogeschool Delft. Op een steenworp afstand van de aula was hij 26 jaar eerder geboren. Na meerdere andere banen werd Van Heel in 1975 algemeen directeur van Hoechst Holland in Vlissingen. Op verzoek van de chemiebranchevereniging VNCI richtte hij Synerchem op, een kennisintermediair tussen bedrijven en kenniscentra op het gebied van chemie. Van 1994 tot en met 1998 was hij daar ook directeur. Gedurende zijn loopbaan had Van Heel een hele rij bijbanen in de milieu- en energiesector. Momenteel is hij onder meer president-commissaris bij Covra, de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval en curator bij het Nederlands Economisch Instituut.

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Vorige week presenteerde u uw nieuwe boek ‘Nader bezien’. Waar gaat het over?

“Mijn boek begint met Galileï, die de kardinalen wilde laten kijken naar de manen rond Jupiter. Ze hoefden alleen maar door de telescoop te kijken, maar ze weigerden. Ze wilden de manen niet zien, hun wereldbeeld verklaarde al eeuwen wat er te verklaren viel. Nieuwe informatie hadden ze niet nodig. Tegenwoordig komt zulk gedrag nog steeds voor. Mijn boek gaat over het niet willen zien van andere meningen, andere cijfers, omdat men al weet hoe het zit. Afwijkende geluiden worden simpelweg weggewuifd.”

Noemt u eens een voorbeeld.

“In mijn boek noem ik er meerdere. Het belangrijkste is het broeikaseffect.”

U noemt het Kyotoprotocol waarmee de wereld, of een deel daarvan, het broeikaseffect te lijf wil gaan onzedelijk.

“Kyoto zal in 2050 een temperatuurdaling van slechts 0,02 graden Celsius uithalen, terwijl het miljarden euro’s kost. Dat is verspild geld, terwijl we met een deel daarvan de wereld van schoon drinkwater kunnen voorzien. Ik vind het onzedelijk dat daar niet over wordt gepraat.”

U noemt het Kyotoprotocol ook een verspilling van geld en bestuurskracht. U zet in uw boek vraagtekens bij de wetenschappelijke onderbouwing van Kyoto.

“Het International Panel on Climate Change, dat zich bezighoudt met de aard, de omvang en de oorzaak van klimaatverandering, ziet een direct verband tussen CO2 en de opwarming van de aarde. Het kondigt verdere opwarming aan, een zeespiegelstijging, talrijke stormen en heftigere neerslag. Cruciaal in zijn theorie is de zogenoemde hockeystick, die wordt gebruikt om de temperatuur op aarde over het laatste halve millennium te tonen: langzaam dalend en sinds kort steil omhoog. Het bijschrift luidde steeds: ‘nog nooit was het zo warm op aarde als nu’.”

Is dat dan niet zo?

“Serieuze lieden hebben de gegevens die de basis vormden voor de hockeystick en de bijbehorende rekenarijen bestudeerd. Hun conclusie was dat het in de laatste honderden jaren flink wat warmer was dan nu. Pas na heel veel tijd en moeite was het IPCC bereid naar de kritiek te luisteren. Het zei: “Wij willen niet zien”, met op de achtergrond vaak de gedachte: “Laat iedereen afblijven van mijn boterham”, want daar gaat het uiteindelijk om. De belangen raken steeds verder weg van het oorspronkelijke doel.”

Waarom luisteren we naar instituten die zo weinig kritiek kunnen hebben?

“Beslissingen worden vaak te eenzijdig op een emotionele manier genomen. De mens vindt: ik ben zondig, daar moet ik wat aan doen. Windmolens konden zo de moderne kerk worden. We geloven in ze, terwijl het slechts efficiënte kapitaalvernietigers zijn.”

Dat is nogal een uitspraak.

“Het is waar. Met het geld dat we stoppen in windmolens zou je rechtstreeks aardgas kunnen besparen, bijvoorbeeld door verwarmde ruimtes beter te isoleren. De windmolen is de minst effectieve manier om stroom op te wekken, het rendement is maar twintig procent. Daarbij komt dat de energie die een windmolen opwekt, meteen gebruikt moet worden omdat opslag niet mogelijk is. En voor als het niet waait, moet je altijd een alternatief achter de hand hebben, waardoor de aardgascentrale gewoon moet blijven draaien.”

Hoe je het ook wendt of keert, de fossiele brandstoffen raken een keer op. De discussie over kernenergie laait momenteel weer op. Bent u een voorstander?

“Ik weet niet of er een hemel is en of er aan de poort van die hemel iemand staat die vragen gaat stellen. Maar mensen die tegen kernenergie zijn, zullen tegen de tijd dat zij daar aan die poort staan een paar moeilijke uurtjes krijgen.”

U wilt dat kerncentrale Borssele open blijft?

“Ik mag het hopen. Uit kernenergie komt geen CO2. Als je tegen het broeikaseffect bent, moet je vóór kernenergie zijn. Maar mensen zijn er bang voor.”

Is dat dan niet terecht?

“Het risico dat je loopt, is het product van de schade die een ongeluk teweeg brengt en de kans dat zo’n ongeluk gebeurt. De kans dat er iets mis gaat met een kerncentrale is uiterst klein.”

Een hoofdstuk in uw boek zal veel mensen aanspreken: ‘Een heffing kan niet werken’.

“Een heffing wordt opgelegd met een bepaald doel voor ogen. Neem de geluidswet, die geluidsoverlast moest terugdringen. Vooral het bedrijfsleven zou van die heffing iets gaan merken en daarom nam het al voordat de wet werd ingevoerd allerlei maatregelen. Toen de wet van kracht werd, was de overlast door de industrie zelf al tot de helft gereduceerd. De minister kon nu twee dingen doen. Hij kon zeggen: “Dat is geweldig”, of hij kon zeggen: “De heffing wordt verdubbeld.” Dat laatste deed hij, want het geld dat de heffing zou gaan opleveren, was al uitgegeven. Zo werd het een belastinghark, waarbij het oorspronkelijke doel uit het oog was verloren. En zo gaat dat vaak. Eigenlijk zou een werkende heffing vanzelf moeten opdrogen, omdat de basis als het goed is ineenschrompelt. Maar dat wil de overheid niet, want inmiddels is het al opgenomen in de algemene middelen.”

Van 1986 tot 1999 was u hoogleraar milieutechniek in Delft. Hoe kwam u als algemeen directeur bij Hoechst Holland op die plek terecht?

“In de jaren tachtig praatten de overheid en de chemische industrie niet met elkaar. Ze waren het per definitie oneens. De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie wilde daar iets aan doen en organiseerde een symposium over de vraag op welke manier een chemisch bedrijf leeft naar de wetgeving. Ik hield een voordracht, waarop het universiteitsfonds zei door te willen praten. Zo ontstond een parttime leerstoel met twee docenten: eentje uit het bedrijfsleven, ik, en één van de kant van de overheid, aanvankelijk Wim Rey en al spoedig Leo Jansen.”

Wat was jullie doel?

“Leo zorgde ervoor dat elk curriculum een deel milieutechniek zou bevatten. Dan zou onze leerstoel niet meer nodig zijn. Maar voor het zover was, wilden we de discussie op gang brengen. Daarom spraken we af om het naar buiten toe, naar de studenten, grondig met elkaar oneens te zijn. Helaas mislukte dat, want we waren het niet oneens.”

Wat deden jullie zoal?

“We maakten studenten bekend met methodes als life cycle analysis, LCA, waarmee je kon uitrekenen wat de levenscyclus van voorwerpen was. Een klassiek geworden voorbeeld is het koffiebekertje. Een serieus onderzoek wees uit dat een pvc wegwerpbekertje minder milieubelastend was dan een koffiemok, die telkens moest worden afgewassen en dus veel water nodig had. Toen minister Alders het rapport kreeg aangeboden, distantieerde hij zich meteen van de inhoud. Hij liet een nieuw onderzoek uitvoeren, waar wel uit kwam wat hij wilde horen.”

In 1999 hield de leerstoel op te bestaan. Jammer?

“Het is jammer dat het principe van een gedeelde deeltijdleerstoel over een controversieel onderwerp niet is voortgezet.”

Noem eens een onderwerp.

“Genetisch gemodificeerde organismen. Dat hebben we zelfs voorbereid, maar het is niet doorgezet.”

Prof.ir. H.P. van Heel, ‘Nader bezien. Waan en wetenschap in onze samenleving’ (Quantes uitgeverij, uitgever@quantes.nl). ISBN 90-5959-029-5.
WIE IS HUIB VAN HEEL?

Zijn hoogleraarschap milieutechniek van 1986 tot 1999 aan de TU Delft was niet Huib van Heels eerste kennismaking met de universiteit. In 1957 studeerde hij af als natuurkundig ingenieur aan de toenmalige Technische Hogeschool Delft. Op een steenworp afstand van de aula was hij 26 jaar eerder geboren. Na meerdere andere banen werd Van Heel in 1975 algemeen directeur van Hoechst Holland in Vlissingen. Op verzoek van de chemiebranchevereniging VNCI richtte hij Synerchem op, een kennisintermediair tussen bedrijven en kenniscentra op het gebied van chemie. Van 1994 tot en met 1998 was hij daar ook directeur. Gedurende zijn loopbaan had Van Heel een hele rij bijbanen in de milieu- en energiesector. Momenteel is hij onder meer president-commissaris bij Covra, de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval en curator bij het Nederlands Economisch Instituut.

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.