Deze week verhuisde de eerste afdeling van Bouwkunde naar het voormalige hoofdgebouw aan de Julianalaan. Daarmee komt langzaam een einde aan een periode van werken in tenten en andere faculteiten. Hoe verging het de mensen van Bouwkunde die eerste maanden na de brand? Delta sprak met enkele van hen.
‘Toen de ramen van mijn kamer sprongen, ging ik weg’
Hoofddocent Machiel van Dorst heeft alleen nog de sleutel van zijn kamer.
“Ik wilde ’s ochtends meteen naar een vergadering van de onderdeelcommissie, maar de decaan riep dat we tien minuten later begonnen vanwege lekkage. Daarom ging ik meteen maar naar mijn kamer op de tiende etage om mijn tas met laptop, back-up, telefoon en sleutels neer te leggen.
Eenmaal beneden, tijdens de vergadering, ging het brandalarm. Buiten zag het eruit als een bescheiden brand, maar op een gegeven moment begon ook de tiende etage te roken. Ik dacht: ‘Misschien wordt het nog geblust en heb ik alleen rookschade.’ Toen ik de ramen van mijn kamer zag springen, ben ik weggegaan.
Ik zag allerlei mensen verdwaasd de TU-wijk inlopen. In de aula zag ik een collega lesgeven. Ik ging naar huis en had gelukkig geld geleend van een collega. Ik kon niet bij mijn auto: de sleutels lagen nog op mijn kantoor en ik had geen reservesleutels. Het grootste deel van mijn onderzoeks- en onderwijsarchief is weg. Mijn eigen boekenverzameling, afstudeerrapporten, collegestof, alles wat ik gepubliceerd heb. Mijn back-up zat in de kamer ernaast. Ik had thuis alleen een gedeelte uit 2005.
Vervolgens probeer je het onderwijs voor het collegejaar af te ronden en afstudeerders te helpen. Je probeert vast te stellen wat je kwijt bent. Ik had zeven publicaties uitstaan en was bezig met een advies voor de Gezondheidsraad. Ik had een hoop referenties verzameld, maar boeken en artikelen waren er niet meer. Dat is heel frustrerend. Je begint mensen te mailen of ze nog werk van je hebben, maar dat leverde alleen artikelen op die al klaar waren.
Dat reconstrueren en doorgaan leidt tot werkweken van zestig uur. Ik werk nu in de tent, maar daar kan ik me niet afsluiten. Het is heel gehorig. Ik zag trouwens nog veel mensen met hun sleutel van Bouwkunde lopen. Na mijn vakantie heb ik de sleutel van mijn oude kamer in een la gelegd. Daar ligt hij totdat iemand wellicht een creatief idee heeft om iets moois te maken van al die sleutels.”
,’Overzicht houden kost veel meer energie’
Edward Hulsbergen zal het laatste jaar voor zijn pensioen waarschijnlijk vooral fungeren als ‘geheugen van de leerstoel’ ruimtelijke planning en strategie.
“Ik had 35 meter boeken, die vrij toegankelijk waren voor studenten. Alles is weg. Net als het archief van de leerstoel waarvan ik zelf 2,5 jaar waarnemer ben geweest. Mijn onderzoeksdossiers en persoonlijke archieven zijn ook verbrand. Ik ben niet van plan alles weer bij elkaar te gaan zoeken. Ik ga over een jaar met pensioen.
Ik zat op de achtste verdieping toen de brand uitbrak, was al onderwijs aan het geven. Ik heb mijn tas gelukkig meegenomen en een usb-stick. Naast wat stukken die collega’s nog van mij hadden, is dat het enige wat ik nog heb.
Sinds de brand is de logistiek erg ingewikkeld. College geven, lezingen houden, onderzoek doen, daarvoor moet ik veel op en neer. Het gaat allemaal wel, hoor, maar ik word er niet vrolijk van. Ik heb alleen geen zin om daarover te zeuren.
Wat ik wel moeilijk vind, is overzicht houden. Ik werk vandaag thuis. Mijn stapeltjes papier liggen op de vloer. Die stapeltjes geven me overzicht, ik zie precies wat er moet gebeuren. Maar ik moet alles iedere dag weer opruimen, ook op de TU. Daar zit ik liever in tent vier dan bij het IRI. Ik wil dicht bij de studenten zitten.
Nu zit het overzicht dus alleen nog in mijn hoofd en dat kost heel veel energie. Aan het eind van de week ben ik op. Het voordeel is, dat ik me niet meer druk hoef te maken over waar mijn spullen heen moeten na mijn pensioen.
Ik heb trouwens aangeboden eerder met pensioen te gaan om plaats te maken voor vernieuwing. Maar collega’s hebben erop aangedrongen dat niet te doen. Volgens hen ben ik het geheugen van de leerstoel. Ik zit al sinds 1972 bij Bouwkunde. Je loopt alleen wel het risico dat het niet klopt wat er in je hoofd zit. Financiële zaken zijn moeilijk af te handelen. Soms word ik er wat droef van, maar achterom kijken heb ik nooit erg vooruitstrevend gevonden.
Ik denk dat het mijn rol is om het komende jaar flexibel te zijn, zodat ik de nieuwe professor bij kan staan. Dat zal wel ten koste gaan van mijn plan een onderzoeksvoorstel te schrijven, waarmee ik een brug wil slaan tussen het concept van netwerksteden en de archeologie.”
,’Ik zie mezelf nog wel eens door het gebouw lopen’
Linda de Vos bleef als bedrijfshulpverlener het langst bij de brandhaard om te voorkomen dat anderen de ruimte betraden. Ze zocht hulp bij bedrijfsartsen.
“Die laatste momenten in Bouwkunde waren doodeng: het licht viel uit, er lag water op de grond en er kwam rook achter een deur vandaan. De gang stond in lichterlaaie. Ik heb één moment gedacht: als het maar niet instort. De eerste twee nachten heb ik niet geslapen.
Ik had het daarna wel moeilijk: alsof je in een slechte film had gespeeld. De meeste moeite had ik met de letters ‘Bouwkunde’ op het uitgebrande gebouw. Die letters vervaagden door de brand en de sloop. Het was echt klaar. Ik heb echt wel eens op BK-city gestaan en gejankt.
Ik zocht hulp bij bedrijfsartsen. Heb gesprekken gehad. Dat was oké. We zijn als bedrijfshulpverleners heel goed opgevangen. De nazorg was heel prettig. We zijn zelfs uitgenodigd door de brandweer voor een rondleiding en een lunch.
Wat ik niet fijn vond was dat er op hoog niveau mensen aan je gingen trekken en vertellen wat we niet mochten zeggen tegen de pers. Mensen die je het zwijgen op wilden leggen, terwijl je met een heel emotioneel gevoel rondloopt. Dat is heel irritant. We zijn ook nog een keertje van een terrasje gelicht door de politie om ons verhaal te doen.
Ik ging me vastbijten in hoe het verder moest. Ben met het secretariaat aan de slag gegaan om alles te regelen voor mensen die spullen kwijt waren. Zelf was ik mijn jas, tas, sleutels, telefoon en fiets kwijt. Ik was als bedrijfshulpverlener naar de brand gegaan en had gedacht daarna wel op mijn kamer terug te komen.
Ik zit in het bestuur van het faculteitscafé en de decaan vond het belangrijk dat er na de brand een centraal aanspreekpunt was. We hebben een eigen tent gekregen en er voor gezorgd dat er een bar kwam. Ook heb ik meegedaan met de bergingsactie van spullen uit de laagbouw. Dat was een afscheidsmoment.
Ik ben uiteindelijk bij Technische Natuurwetenschappen beland en nu ook gedeeltelijk bij het Reactor Instituut Delft. Je nestelt je wel weer. Op een onbewaakt moment zie ik mezelf nog wel eens door het gebouw lopen, maar dat heeft te maken met achttien jaar werken en leven op Bouwkunde.”
,’Soms heb ik wat motivatieproblemen’
Promovenda Marjolein van Esch liep een jaar vertraging op met haar promotieonderzoek bij stedenbouwkunde en bouwtechnologie.
“Het viel me meteen op dat er water in de lift stond. Raar eigenlijk dat je in een lift stapt waar water in staat. In mijn kamer op de vijfde etage kwam veel water naar beneden druppelen. Ik probeerde nog een aantal maquettes van anderen te redden door die ergens anders te leggen.
Toen de stroom was uitgevallen, liep ik langs de zesde verdieping naar de secretaresse. Een collega ging weg, omdat er rook uit het koffieapparaat kwam. Net op dat moment ging het brandalarm. Ik dacht: zal ik nog wat spulletjes pakken, maar ik volgde netjes het ontruimingsprotocol. Een collega had nog haar harde schijf meegenomen en ik dacht: dat had ik ook nog wel kunnen doen. Pas toen een politieagent zei dat de derde tot en met de elfde verdieping in brand stond, besefte ik dat ik alles kwijt was. Ik had daar een gewone computer en een rekencomputer voor mijn onderzoek naar windhinder door gebouwen. Mijn back-up lag op die kamer. Daar heb ik nu wel van geleerd. Uiteindelijk was ik alle data van een jaar kwijt. Zware berekeningen moesten opnieuw. Ik was behoorlijk van slag.
Al snel kreeg ik een plekje bij Civiele Techniek in een zaal met veel afstudeerders. Ze houden zich netjes stil, maar er lopen veel mensen in en uit, het zijn kleine plekken en er is weinig daglicht. Concentratie is een probleem.
Van een collega kreeg ik een goed advies: twee keer per week nieuwe dingen doen en 2,5 keer per week wat inhalen. Maar soms heb ik wat motivatieproblemen. In het begin twijfelde ik of ik door zou gaan, maar ik heb nu zwart op wit dat ik een jaar extra de tijd krijg. De doorslag gaf dat het zonde was: wanneer krijg je nou de kans om iets tot op de bodem uit te zoeken? Ik had ook nog veel dingen in mijn hoofd zitten en het is wel superleuk onderzoek.”
,’Bouwkunde was mijn eerste huis’
Assistent-professor Fokke Wind is zijn directe collega’s voortdurend kwijt, maar kent inmiddels andere bouwkundemedewerkers die hij zonder de brand nooit was tegengekomen.
“Ik was op vakantie in Turkije toen de brand uitbrak. Toen ik een paar dagen later weer in Delft was en tussen de ramptoeristen stond, zag ik dat mijn kamer naar beneden was gestort. Ik had niets thuis. Oude lezingen, recensies daarvan, foto’s, boeken met bedankjes, cadeautjes zijn verdwenen. Ik had ook al mijn oude agenda’s, vanaf het begin van de jaren zeventig, op mijn kamer staan. Dat waren mijn geheugensteuntjes. ’s Nachts werd ik wakker en kon ik niet ophouden met mijn geheugen te doorzoeken. Hoe zat het allemaal ook weer? De meest rare details kwamen terug. Ik kon er niet van slapen. Ik heb voldoende veerkracht om weer verder te gaan, maar ik ben gedesoriënteerd. Ik heb vier werkplekken: thuis, in het hoofdgebouw, in tent vier en bij het IRI. Anderen hebben dat ook. We zijn net muilezels, zoveel slepen we mee. Ik vind het nog steeds heel vreemd dat Bouwkunde weg is. Het voelt als een afscheid zonder receptie. Ik heb overal gewerkt bij Bouwkunde, van onderwijs, tot onderzoek, tot bestuur. In golfbewegingen is er veel veranderd, maar het gebouw was het anker. Het is jarenlang mijn eerste huis geweest. Ik weet niet meer waar mijn collega’s zijn. Ik word doodziek van alle mailtjes die we moeten versturen om iets af te spreken. Voordeel is wel dat ik allerlei collega’s heb leren kennen op mijn nieuwe werkplekken, die ik anders nooit was tegengekomen.”
‘Toen de ramen van mijn kamer sprongen, ging ik weg’
Hoofddocent Machiel van Dorst heeft alleen nog de sleutel van zijn kamer.
“Ik wilde ’s ochtends meteen naar een vergadering van de onderdeelcommissie, maar de decaan riep dat we tien minuten later begonnen vanwege lekkage. Daarom ging ik meteen maar naar mijn kamer op de tiende etage om mijn tas met laptop, back-up, telefoon en sleutels neer te leggen.
Eenmaal beneden, tijdens de vergadering, ging het brandalarm. Buiten zag het eruit als een bescheiden brand, maar op een gegeven moment begon ook de tiende etage te roken. Ik dacht: ‘Misschien wordt het nog geblust en heb ik alleen rookschade.’ Toen ik de ramen van mijn kamer zag springen, ben ik weggegaan.
Ik zag allerlei mensen verdwaasd de TU-wijk inlopen. In de aula zag ik een collega lesgeven. Ik ging naar huis en had gelukkig geld geleend van een collega. Ik kon niet bij mijn auto: de sleutels lagen nog op mijn kantoor en ik had geen reservesleutels. Het grootste deel van mijn onderzoeks- en onderwijsarchief is weg. Mijn eigen boekenverzameling, afstudeerrapporten, collegestof, alles wat ik gepubliceerd heb. Mijn back-up zat in de kamer ernaast. Ik had thuis alleen een gedeelte uit 2005.
Vervolgens probeer je het onderwijs voor het collegejaar af te ronden en afstudeerders te helpen. Je probeert vast te stellen wat je kwijt bent. Ik had zeven publicaties uitstaan en was bezig met een advies voor de Gezondheidsraad. Ik had een hoop referenties verzameld, maar boeken en artikelen waren er niet meer. Dat is heel frustrerend. Je begint mensen te mailen of ze nog werk van je hebben, maar dat leverde alleen artikelen op die al klaar waren.
Dat reconstrueren en doorgaan leidt tot werkweken van zestig uur. Ik werk nu in de tent, maar daar kan ik me niet afsluiten. Het is heel gehorig. Ik zag trouwens nog veel mensen met hun sleutel van Bouwkunde lopen. Na mijn vakantie heb ik de sleutel van mijn oude kamer in een la gelegd. Daar ligt hij totdat iemand wellicht een creatief idee heeft om iets moois te maken van al die sleutels.”
‘Overzicht houden kost veel meer energie’
Edward Hulsbergen zal het laatste jaar voor zijn pensioen waarschijnlijk vooral fungeren als ‘geheugen van de leerstoel’ ruimtelijke planning en strategie.
“Ik had 35 meter boeken, die vrij toegankelijk waren voor studenten. Alles is weg. Net als het archief van de leerstoel waarvan ik zelf 2,5 jaar waarnemer ben geweest. Mijn onderzoeksdossiers en persoonlijke archieven zijn ook verbrand. Ik ben niet van plan alles weer bij elkaar te gaan zoeken. Ik ga over een jaar met pensioen.
Ik zat op de achtste verdieping toen de brand uitbrak, was al onderwijs aan het geven. Ik heb mijn tas gelukkig meegenomen en een usb-stick. Naast wat stukken die collega’s nog van mij hadden, is dat het enige wat ik nog heb.
Sinds de brand is de logistiek erg ingewikkeld. College geven, lezingen houden, onderzoek doen, daarvoor moet ik veel op en neer. Het gaat allemaal wel, hoor, maar ik word er niet vrolijk van. Ik heb alleen geen zin om daarover te zeuren.
Wat ik wel moeilijk vind, is overzicht houden. Ik werk vandaag thuis. Mijn stapeltjes papier liggen op de vloer. Die stapeltjes geven me overzicht, ik zie precies wat er moet gebeuren. Maar ik moet alles iedere dag weer opruimen, ook op de TU. Daar zit ik liever in tent vier dan bij het IRI. Ik wil dicht bij de studenten zitten.
Nu zit het overzicht dus alleen nog in mijn hoofd en dat kost heel veel energie. Aan het eind van de week ben ik op. Het voordeel is, dat ik me niet meer druk hoef te maken over waar mijn spullen heen moeten na mijn pensioen.
Ik heb trouwens aangeboden eerder met pensioen te gaan om plaats te maken voor vernieuwing. Maar collega’s hebben erop aangedrongen dat niet te doen. Volgens hen ben ik het geheugen van de leerstoel. Ik zit al sinds 1972 bij Bouwkunde. Je loopt alleen wel het risico dat het niet klopt wat er in je hoofd zit. Financiële zaken zijn moeilijk af te handelen. Soms word ik er wat droef van, maar achterom kijken heb ik nooit erg vooruitstrevend gevonden.
Ik denk dat het mijn rol is om het komende jaar flexibel te zijn, zodat ik de nieuwe professor bij kan staan. Dat zal wel ten koste gaan van mijn plan een onderzoeksvoorstel te schrijven, waarmee ik een brug wil slaan tussen het concept van netwerksteden en de archeologie.”
‘Ik zie mezelf nog wel eens door het gebouw lopen’
Linda de Vos bleef als bedrijfshulpverlener het langst bij de brandhaard om te voorkomen dat anderen de ruimte betraden. Ze zocht hulp bij bedrijfsartsen.
“Die laatste momenten in Bouwkunde waren doodeng: het licht viel uit, er lag water op de grond en er kwam rook achter een deur vandaan. De gang stond in lichterlaaie. Ik heb één moment gedacht: als het maar niet instort. De eerste twee nachten heb ik niet geslapen.
Ik had het daarna wel moeilijk: alsof je in een slechte film had gespeeld. De meeste moeite had ik met de letters ‘Bouwkunde’ op het uitgebrande gebouw. Die letters vervaagden door de brand en de sloop. Het was echt klaar. Ik heb echt wel eens op BK-city gestaan en gejankt.
Ik zocht hulp bij bedrijfsartsen. Heb gesprekken gehad. Dat was oké. We zijn als bedrijfshulpverleners heel goed opgevangen. De nazorg was heel prettig. We zijn zelfs uitgenodigd door de brandweer voor een rondleiding en een lunch.
Wat ik niet fijn vond was dat er op hoog niveau mensen aan je gingen trekken en vertellen wat we niet mochten zeggen tegen de pers. Mensen die je het zwijgen op wilden leggen, terwijl je met een heel emotioneel gevoel rondloopt. Dat is heel irritant. We zijn ook nog een keertje van een terrasje gelicht door de politie om ons verhaal te doen.
Ik ging me vastbijten in hoe het verder moest. Ben met het secretariaat aan de slag gegaan om alles te regelen voor mensen die spullen kwijt waren. Zelf was ik mijn jas, tas, sleutels, telefoon en fiets kwijt. Ik was als bedrijfshulpverlener naar de brand gegaan en had gedacht daarna wel op mijn kamer terug te komen.
Ik zit in het bestuur van het faculteitscafé en de decaan vond het belangrijk dat er na de brand een centraal aanspreekpunt was. We hebben een eigen tent gekregen en er voor gezorgd dat er een bar kwam. Ook heb ik meegedaan met de bergingsactie van spullen uit de laagbouw. Dat was een afscheidsmoment.
Ik ben uiteindelijk bij Technische Natuurwetenschappen beland en nu ook gedeeltelijk bij het Reactor Instituut Delft. Je nestelt je wel weer. Op een onbewaakt moment zie ik mezelf nog wel eens door het gebouw lopen, maar dat heeft te maken met achttien jaar werken en leven op Bouwkunde.”
‘Soms heb ik wat motivatieproblemen’
Promovenda Marjolein van Esch liep een jaar vertraging op met haar promotieonderzoek bij stedenbouwkunde en bouwtechnologie.
“Het viel me meteen op dat er water in de lift stond. Raar eigenlijk dat je in een lift stapt waar water in staat. In mijn kamer op de vijfde etage kwam veel water naar beneden druppelen. Ik probeerde nog een aantal maquettes van anderen te redden door die ergens anders te leggen.
Toen de stroom was uitgevallen, liep ik langs de zesde verdieping naar de secretaresse. Een collega ging weg, omdat er rook uit het koffieapparaat kwam. Net op dat moment ging het brandalarm. Ik dacht: zal ik nog wat spulletjes pakken, maar ik volgde netjes het ontruimingsprotocol. Een collega had nog haar harde schijf meegenomen en ik dacht: dat had ik ook nog wel kunnen doen. Pas toen een politieagent zei dat de derde tot en met de elfde verdieping in brand stond, besefte ik dat ik alles kwijt was. Ik had daar een gewone computer en een rekencomputer voor mijn onderzoek naar windhinder door gebouwen. Mijn back-up lag op die kamer. Daar heb ik nu wel van geleerd. Uiteindelijk was ik alle data van een jaar kwijt. Zware berekeningen moesten opnieuw. Ik was behoorlijk van slag.
Al snel kreeg ik een plekje bij Civiele Techniek in een zaal met veel afstudeerders. Ze houden zich netjes stil, maar er lopen veel mensen in en uit, het zijn kleine plekken en er is weinig daglicht. Concentratie is een probleem.
Van een collega kreeg ik een goed advies: twee keer per week nieuwe dingen doen en 2,5 keer per week wat inhalen. Maar soms heb ik wat motivatieproblemen. In het begin twijfelde ik of ik door zou gaan, maar ik heb nu zwart op wit dat ik een jaar extra de tijd krijg. De doorslag gaf dat het zonde was: wanneer krijg je nou de kans om iets tot op de bodem uit te zoeken? Ik had ook nog veel dingen in mijn hoofd zitten en het is wel superleuk onderzoek.”
‘Bouwkunde was mijn eerste huis’
Assistent-professor Fokke Wind is zijn directe collega’s voortdurend kwijt, maar kent inmiddels andere bouwkundemedewerkers die hij zonder de brand nooit was tegengekomen.
“Ik was op vakantie in Turkije toen de brand uitbrak. Toen ik een paar dagen later weer in Delft was en tussen de ramptoeristen stond, zag ik dat mijn kamer naar beneden was gestort. Ik had niets thuis. Oude lezingen, recensies daarvan, foto’s, boeken met bedankjes, cadeautjes zijn verdwenen. Ik had ook al mijn oude agenda’s, vanaf het begin van de jaren zeventig, op mijn kamer staan. Dat waren mijn geheugensteuntjes. ’s Nachts werd ik wakker en kon ik niet ophouden met mijn geheugen te doorzoeken. Hoe zat het allemaal ook weer? De meest rare details kwamen terug. Ik kon er niet van slapen. Ik heb voldoende veerkracht om weer verder te gaan, maar ik ben gedesoriënteerd. Ik heb vier werkplekken: thuis, in het hoofdgebouw, in tent vier en bij het IRI. Anderen hebben dat ook. We zijn net muilezels, zoveel slepen we mee. Ik vind het nog steeds heel vreemd dat Bouwkunde weg is. Het voelt als een afscheid zonder receptie. Ik heb overal gewerkt bij Bouwkunde, van onderwijs, tot onderzoek, tot bestuur. In golfbewegingen is er veel veranderd, maar het gebouw was het anker. Het is jarenlang mijn eerste huis geweest. Ik weet niet meer waar mijn collega’s zijn. Ik word doodziek van alle mailtjes die we moeten versturen om iets af te spreken. Voordeel is wel dat ik allerlei collega’s heb leren kennen op mijn nieuwe werkplekken, die ik anders nooit was tegengekomen.”
Comments are closed.