Een van de kenmerken van het Nederlandse volk is dat wij bij bijzondere gelegenheden zoals verjaardagen, jubilea of teraardebestellingen geestig, spiritueel of indrukwekkend willen zijn.
Helaas is doorgaans de kwaliteit van dergelijke uitingen omgekeerd evenredig aan de achterliggende goede bedoelingen. In partycentra, feestzalen en crematoria regeert Koning Knulligheid met harde hand. Wij nemen vandaag twee onderdelen van deze gelegenheden door te weten de Sketch en de Toespraak.
Van de sketch kent iedereen voorbeelden genoeg. Een nietsvermoedende groep gasten die ongeveer in gelijke verhouding tot het feestvarken staat (de afdeling, het elftal etc.) krijgt een wazig kopietje in de hand gedrukt, waarna men geacht wordt het feestvarken op een te moeilijke melodie met niet passende zinnen toe te zingen. De begeleiding wordt verzorgd door òf een toevallig aanwezige professional die met zijn virtuoze improvisaties de groep totaal tot wanhoop brengt, òf door een goedwillende amateur die de wijs ook niet echt beheerst. De goede bedoelingen staan echter centraal en daar wordt het geheel dan maar op afgerekend. Indien dergelijke sketches voortaan bij wet verboden zouden worden zou het culturele peil van onze beschaving met tientallen procenten omhoog springen.
Een ander vast ingredient van de Gelegenheid is de toespraak. En daar is het oer-Nederlandse gegeven dat de toespraak altijd meer zegt over degene die hem houdt dan over degene tot wie hij gericht is. Toegegeven, het komt wel eens voor dat een attente, aardige spreker zich heeft verdiept in het voorwerp van zijn speech en feiten en anecdotes aaneenrijgt tot een warm en aandachtig verhaal. Toch is men doorgaans aan het eind van een toespraak minutieus op de hoogte van leven en roerselen spreker zelf, terwijl er nog niets bekend is over degene die hij toesprak.
In de Aula van het crematorium:
,,Ik ontmoette Jan in 1934 toen ik zelf net hersteld was van de waterpokken. Ik herinner mij nog goed hoe ik mij toen voelde. Jan kwam naar mij toe en vroeg: hoe gaat het nu met je. Ik antwoordde dat ik mij wel beter voelde, maar toch nog wat verhoging had.” (enz. enz.)
De toespraak tot de secretaresse die veertig jaar in dienst is:
,,Toen jij hier op de TU kwam, Annie, lag ik nog in de wieg. Mijn eerste rammelaar was lichtblauw met van die paarse bolletjes. Toen mijn eerste tand doorkwam moest ik vreselijk huilen, maar mijn moeder… ”
Het afscheid van het buitenuniversitair lid van de u-raad:
,,Beste Oosterdag. Het meest memorabele feit tijdens jouw band met de TU Delft was dat je deel uitmaakte van de commissie die mij benoemde”. ,,Beste Rien. Iedereen denkt maar dat er hier openbaarheid van bestuur bestaat. Maar dat is onjuist. Ik en jij regelden hier de zaken achter de schermen.” Enkele aanwezigen barstten in lachen uit bij het aanhoren van dezegeestigheden. Een door de wol geverfd u-raadslid siste daarop ,,De Voogd en Knippenberg maken nooit grapjes!”.
Zeg mij hoe U uw vrienden toespreekt en ik zal U zeggen wie U bent. (S.B.)
Een van de kenmerken van het Nederlandse volk is dat wij bij bijzondere gelegenheden zoals verjaardagen, jubilea of teraardebestellingen geestig, spiritueel of indrukwekkend willen zijn. Helaas is doorgaans de kwaliteit van dergelijke uitingen omgekeerd evenredig aan de achterliggende goede bedoelingen. In partycentra, feestzalen en crematoria regeert Koning Knulligheid met harde hand. Wij nemen vandaag twee onderdelen van deze gelegenheden door te weten de Sketch en de Toespraak.
Van de sketch kent iedereen voorbeelden genoeg. Een nietsvermoedende groep gasten die ongeveer in gelijke verhouding tot het feestvarken staat (de afdeling, het elftal etc.) krijgt een wazig kopietje in de hand gedrukt, waarna men geacht wordt het feestvarken op een te moeilijke melodie met niet passende zinnen toe te zingen. De begeleiding wordt verzorgd door òf een toevallig aanwezige professional die met zijn virtuoze improvisaties de groep totaal tot wanhoop brengt, òf door een goedwillende amateur die de wijs ook niet echt beheerst. De goede bedoelingen staan echter centraal en daar wordt het geheel dan maar op afgerekend. Indien dergelijke sketches voortaan bij wet verboden zouden worden zou het culturele peil van onze beschaving met tientallen procenten omhoog springen.
Een ander vast ingredient van de Gelegenheid is de toespraak. En daar is het oer-Nederlandse gegeven dat de toespraak altijd meer zegt over degene die hem houdt dan over degene tot wie hij gericht is. Toegegeven, het komt wel eens voor dat een attente, aardige spreker zich heeft verdiept in het voorwerp van zijn speech en feiten en anecdotes aaneenrijgt tot een warm en aandachtig verhaal. Toch is men doorgaans aan het eind van een toespraak minutieus op de hoogte van leven en roerselen spreker zelf, terwijl er nog niets bekend is over degene die hij toesprak.
In de Aula van het crematorium:
,,Ik ontmoette Jan in 1934 toen ik zelf net hersteld was van de waterpokken. Ik herinner mij nog goed hoe ik mij toen voelde. Jan kwam naar mij toe en vroeg: hoe gaat het nu met je. Ik antwoordde dat ik mij wel beter voelde, maar toch nog wat verhoging had.” (enz. enz.)
De toespraak tot de secretaresse die veertig jaar in dienst is:
,,Toen jij hier op de TU kwam, Annie, lag ik nog in de wieg. Mijn eerste rammelaar was lichtblauw met van die paarse bolletjes. Toen mijn eerste tand doorkwam moest ik vreselijk huilen, maar mijn moeder… ”
Het afscheid van het buitenuniversitair lid van de u-raad:
,,Beste Oosterdag. Het meest memorabele feit tijdens jouw band met de TU Delft was dat je deel uitmaakte van de commissie die mij benoemde”. ,,Beste Rien. Iedereen denkt maar dat er hier openbaarheid van bestuur bestaat. Maar dat is onjuist. Ik en jij regelden hier de zaken achter de schermen.” Enkele aanwezigen barstten in lachen uit bij het aanhoren van dezegeestigheden. Een door de wol geverfd u-raadslid siste daarop ,,De Voogd en Knippenberg maken nooit grapjes!”.
Zeg mij hoe U uw vrienden toespreekt en ik zal U zeggen wie U bent. (S.B.)
Comments are closed.