Nick van de Giesen werkt aan een netwerk van weerstations in Afrika om boeren te helpen. Hij hoopt dat het project in het kielzog van de klimaattop in Glasgow momentum krijgt.
Wordt het droger of juist natter? Dat klimaatverandering de weersomstandigheden in Afrika beïnvloedt, staat buiten kijf. Op welke manier precies, is nog onduidelijk. Het heeft er alle schijn van dat het weer op veel plekken grilliger wordt. De onvoorspelbaarheid speelt boeren parten. Zo is het voor hen vaak niet meer duidelijk op welk moment ze het beste kunnen zaaien.
Wat Afrikaanse boeren nodig hebben zijn betere weersvoorspellingen, meent hoogleraar watermanagement Nick van de Giesen (Civiele Techniek en Geowetenschappen). Hij was in 2013 een van de initiatiefnemers van het project Tahmo (Trans-African Hydro-Meteorological Observatory), met als doel om twintigduizend goedkope weerstations te installeren in Afrikaanse landen.
Inmiddels zijn ruim zeshonderd stations geplaatst, verspreid over twintig landen. Ze staan vooral bij scholen. Tahmo heeft hiervoor onder meer geld gekregen van de Wereldbank. De weerstations halen al hun energie uit een piepklein zonnepaneel en rapporteren met een gsm-telefoon elke vijf minuten hun gegevens over regen, zon, temperatuur, luchtdruk en wind.
Slechts honderd stations in heel Sub-Sahara- Afrika
Tahmo staat natuurlijk niet op zich. Op het continent staan meer weerstations. Elk land heeft immers zijn eigen meteorologische dienst, en er zijn meer privaat-publieke projecten. Maar de meeste data van de weerstations vinden hun weg niet naar de officiële instanties. Als je kijkt naar het aantal weerstations waar de World Meteorological Organization gebruik van kan maken om inzicht te krijgen in het weer in Sub-Sahara-Afrika, dan schrik je je een ongeluk. Het gaat maar om een honderdtal. Dit zijn stations op vliegvelden. Daar investeren overheden doorgaans wel in, want vliegvelden hebben een economisch belang. Maar zelfs deze weerstations werken gemiddeld maar zo’n 65 procent van de tijd.
De Washington Post ging onlangs op onderzoek uit in Kenia, in het district Narok, waar het hoofd van de meteorologische dienst met zijn handen in het haar zat. Slechts een fractie van de weerstations in zijn district functioneerde. Hij had toegang tot data van negen Tahmo-weerpalen, maar hij had niet de technische mogelijkheden om die gegevens te integreren met de rest van zijn data. Nick van de Giesen kent de uitdagingen in Afrika maar al te goed. Hij vertelt Delta over de problemen waar hij tegenaan loopt.
Het opzetten van een fijnmazig netwerk van meetstations lijkt een flinke uitdaging. Wat zijn de grootste bottlenecks?
“Hoe moeilijk kan het zijn, zou je denken. Voor drieduizend euro kunnen wij een station neerzetten en dat drie jaar lang laten draaien. Dat is veel minder geld dan de meteorologische diensten in die landen kwijt zijn aan hun eigen stations. Maar juist daarom zijn sommigen van die Afrikaanse ‘KNMI’s’ huiverig om met ons samen te werken. Velen zien ons als een bedreiging.”
‘Als er een schroefje los zit, moet er een dure consultant ingevlogen worden’
Hoezo zien ze jullie als een bedreiging?
“Stel je eens voor hoe dat is: je bent een KNMI en Tahmo komt langs en zegt ‘wij kunnen het beter en voor minder geld.’ We hebben gemerkt dat KNMI’s die niet zo sterk zijn, die weinig financiering van hun overheid krijgen, niet graag samenwerken. Met relatief goed functionerende instanties werken we wel goed samen. In Kenia gaat het aardig. Maar neem een land als DR Congo (ongeveer zo groot als West Europa, red.), daar hebben we maar zes stations staan.”
Jullie hebben nog een lange weg te gaan als jullie de twintigduizend willen halen.
“Als het er tweeduizend worden, hebben we ook al iets moois gerealiseerd.”
Is geld het grootste knelpunt?
“Daar komt het wel op neer. KNMI’s in Afrikaanse landen krijgen heel weinig financiële middelen van hun overheden. Het weer is er lastiger, grilliger dan bij ons. Er is een gebrek aan data. Dus de voorspellingen zijn slecht. Ga je daar dan geld aan uitgeven? En als er geld komt van internationale organisaties, wordt dat vaak niet gebruikt om problemen integraal aan te pakken. Dan komt er bijvoorbeeld apparatuur die lokale mensen niet weten te bedienen. Als er dan een schroefje los zit, moet een dure consultant ingevlogen worden om het probleem op te lossen.”
Moet de World Meteorological Organization (WMO) met een integraal plan komen om het probleem op te lossen?
“Bij het WMO wordt nu gesproken over Systematic Observations Financing Facility, een project dat er toe moet leiden dat op een gestandaardiseerde manier wereldwijd data wordt vergaard. Daarover wordt gesproken in het kader van de aanstaande klimaattop in Glasgow, COP26. Het WMO heeft 40 miljoen euro nodig voor dit project. Wij hopen aan te kunnen sluiten. We hebben veel ervaring met het vergaren en verwerken van data. Ik hoop alleen niet dat het weer zo’n project is dat doodbloedt. De wereld kan het zich niet permitteren dat er grote blinde vlekken op aarde zijn.”
Comments are closed.