Campus

Acrobatiek op wild water

De grote passie van Lianne Wagtho is freestyle kajakken. Ze haalde er de wereldtop mee. Daarnaast is ze talentvol baanwielrenster, pilote in het Wasub II-project en studeert ze lucht- en ruimtevaarttechniek. Haar credo: ‘Als je iets leuk vindt, dan kan dat ook’.

Wat is freestyle kajakken?

“Acrobatiek op wildwater. Je maakt moves, standaardfiguren. Daar krijg je punten voor van een jury. Door bijvoorbeeld de punt van je boot in een golf te drukken, duwt het water je omhoog. Dan maak je een loop, een soort salto. Of je draait 360 graden in het rond, op zijn kant.”

Wat is daar leuk aan?

“Het is ontzettend dynamisch. Het water is altijd anders, de waterstanden variëren. Bij enorme golven kom je los van het water. Het is een geweldig gevoel om die kracht te voelen en ermee te spelen. Als zo’n golf je uitspuugt geeft dat een ontzettende kick. Andere mensen vinden het doodeng. Het lijkt wel wat op windsurfen wat dat betreft. Ik ben ook vaak in de branding van de zee bezig. In Nederland is dat de enige optie qua stromingen.”

Is het topsport?

“Ik denk het wel. Bij een partijtje voetballen heb je anderhalf uur de tijd om je doelpunt te maken. Bij freestyle kajakken ga je de boot in en krijg je 45 seconden. Het water is echt niet zoals een dag eerder bij de training. Je moet ook mentaal heel sterk zijn. In de finale van een wedstrijd varen vijf mensen tegen elkaar. Er valt er steeds een af. Het is een afslachting. Wie is het sterkst? Je hebt een paar jaar nodig om daaraan te wennen en mee om te kunnen gaan.”

Wat is de belangrijkste eigenschap van de sport?

“Techniek. Controle over je spieren. Hoe beter je techniek, hoe minder kracht je nodig hebt. Je maakt zoveel bewegingen, de boot moet doen wat jij wilt. Duurconditie is niet zo belangrijk. Basisconditie wel, want je moet snel kunnen herstellen.”

Hoe is het begonnen?

“Als teaalfjarig meisje voer ik met mijn vader naar Schiermonnikoog, in zeekajaks. Twee jaar later deed ik een wildwatercursus in Zuid-Frankrijk. Dat ging zo goed, dat ze me vroegen of ik in opleiding wilde komen. Ik werd ‘visser’. Dan vaar je met groepen mee en vist mensen uit het water die omslaan. Vanaf mijn zestiende was ik instructrice. Twee, drie maanden in de zomer gaf ik les. De hele dag zat ik alleen maar in de boot. Ik leerde ontzettend veel, zoals het water ‘lezen’. Wat doet de stroming? Wat zit onder het water wat die stroming veroorzaakt? Hoe kan ik dat gebruiken?”

Toen ben je in het wedstrijdcircuit verzeild geraakt?

“Als je drie maanden fulltime lesgeeft word je zó goed. Ik plaatste me voor het WK junioren in Oostenrijk, daar werd ik meteen vierde. In eerste instantie was ik daar tevreden mee. Maar de vierde plaats, net buiten het podium, is wél de lullige plek. Dat wil je niet. Toch wist ik dat wat ik daar presteerde heel erg goed was. Toen ben ik specifieker gaan trainen en aan allerlei internationale wedstrijden mee gaan doen. Op het senioren-EK in Spanje, in 2004, werd ik derde.”

In januari 2005 werd je negende op het WK in Australië. Was je daar blij mee of viel dat tegen?

“Ik wilde bij de eerste tien eindigen en dat lukte. De kwartfinales gingen goed, ik ging als zevende door naar de halve finale. Maar daarin gingen mijn runs zó slecht. Zo wil je niet eindigen. Ik verklootte het en daar was ik ziek van. Uiteindelijk had ik toch een domper van die WK. Ik was zó opgeladen, zó scherp. Ik vond dat het beter had gekund. Het had een beetje twee kanten.”

Nederland heeft geen wild water. Kun je je wel goed voorbereiden op belangrijke wedstrijden?

“In de winter voor het EK in Spanje zat ik vier maanden in Nieuw-Zeeland. Elke dag trainen op stromend water. Voor Australië moest ik hier in het naseizoen trainen. Als je op zee moet oefenen ben je afhankelijk van de branding, dus ik reisde me een ongeluk naar Duitsland. Achthonderd kilometer heen en achthonderd kilometer terug. Verder deed ik veel krachttraining op het sportcentrum en liep ik hard, voor de conditie. Ik was nauwelijks met kajakken zelf bezig, maar had het idee: er komt een WK aan dus ik moet trainen.”

Vorig jaar ben je serieus begonnen met fietsen. Vanwaar die omslag?

“Omdat in Nederland geen wild water is loop je eigenlijk achter de feiten aan. Dat werd ik een beetje zat. Bovendien ontdekte ik dat er in het fietsen ook een talent ligt. In februari 2005 heb ik een fiets gekocht. Ik reed mee met de Marco Polo-ploeg, vrienden van mijn vriend. Ze zeiden: jeetje, wat zit jij goed op de fiets. Vooral de sprint en de versnelling gingen erg goed. Ik ben begonnen met wedstrijden op de baan en op de weg, kreeg al snel een licentie voor de elitevrouwen.”

Betekent dit een definitieve switch van freestylen naar fietsen?

“Dit jaar gaat er een professionele wildwaterbaan open in Zoetermeer. Een kopie van de olympische baan in Beijing, maar die is vooral goed voor de slalommers. Freestylen doe je op een golf, op één plek. Het is afwachten of die plek er komt. Als dat wel zo is én als de trainingsmogelijkheden aantrekkelijk zijn is er kans dat de perspectieven veranderen. Anders denk ik dat ik mijn aandacht ga verleggen naar wielrennen. In de winter op de baan, ’s zomers op de weg.”

Heb je een kans om wielerprof te worden?

“Ik denk het wel. Dit jaar is een verkenningsjaar. Ik heb er vertrouwen in dat ik veel progressie kan maken. Op de weg ben ik aan de klassiekers begonnen. Fietsen op de weg is leuk, maar ik ben een echte sprinter. Dat doe je op de baan. Daar kun je klokken, zijn je resultaten meetbaar en kun je zien of je sprongen maakt. Wat dat betreft zie ik uit naar het winterseizoen.”

Heb je genoeg financiële middelen?

“Ik heb een heel goede sponsor voor het kajakken. Bij wielrennen heb ik het nog niet zo goed voor elkaar, maar ik heb er vertrouwen in dat dat goed komt.”

Je bent ook nog betrokken bij het Wasub II-project, de TU-duikboot die eind juli in Californië meedoet aan snelheidswedstrijden. Hoe ben je daar terechtgekomen?

“Via de spinninginstructeur op het sportcentrum. Hij was teamleider van Wasub I. Ik wist dat ze een vrouwelijke piloot zochten. De onderzeeër wordt aangedreven door te fietsen. Ik dacht: dat is iets voor mij, ik kan hard trappen. Ik heb wel wat met water en ik heb wel wat met fietsen. En ik houd van wedstrijden, snelheidrecords breken. We hebben testen gedaan in een met water gevulde vrieskist. Met ingebouwde trappers en een wattmeter. Ik ben gaan rossen en had een supergoede uitslag. Zo kwam ik erbij. Ik probeer mee te denken hoe je het beste in die Wasub kunt zitten.”

Je hebt geen last van claustrofobie zeker?

“Nee, maar het duurt vrij kort hoor. Binnen vijf minuten ben je er weer uit. Je moet ongeveer een minuut trappen. Eerst moet de schroef op gang komen. Als je op topsnelheid ligt wordt er gemeten. Je ligt voorover in het water, met een duikpak aan en een persluchtmasker op. Vorige week heb ik voor het eerst gestuurd, bij de tests in het Marin-instituut in Wageningen. We hebben 150 meter gevaren. Dan merk je dat je er best wel vaart mee kunt maken. In Californië willen we het vrouwelijke wereldrecord verbeteren. Dat staat op 4.8 knopen, ongeveer negen kilometer per uur.”

Ga je dat halen?

“Ja natuurlijk!”

Is je studie wel te combineren met al je sportactiviteiten?

“Ik heb een internationale topsportstatus. Daarmee kun je bij studievertragingen in aanmerking komen voor subsidiëring, maar dat is een heel gedoe. Het aanvragen kost veel tijd. Toen ik naar Australië ging was ik net tien weken aan het studeren. Door het WK miste ik een tentamenperiode. Ik wilde dat inhalen, wilde geen vertraging oplopen. Dat had nogal wat voeten in de aarde. Laat maar zien dat je dit studieniveau aankan, werd er gezegd. Ik heb alles in mijn eigen tijd ingehaald. Ben nu tweedejaars, maar loop wel nominaal. Als ik mijn agenda opendoe is elke seconde gepland. Om tien uur lig ik gestrekt, anders kom ik de week niet door. Ik vind alles leuk wat ik doe. Mijn credo is: als je iets leuk vindt dan kan dat ook. Ik ben gewend om gedisciplineerd te leven, om dingen te plannen. Ik train wanneer ik wil en kan. Ben heel flexibel in de tijd. Maar ik moet mezelf wel af en toe stoppen.”
WIE IS LIANNE WAGTHO?

Lianne Wagtho (1985) werd vorig jaar januari negende op het WK freestyle kajakken in Australië. Ondanks het gebrek aan trainingsmogelijkheden in Nederland groeide de geboren en getogen Puttense uit tot een internationale topper in deze vrij jonge tak van het wildwatervaren. Sinds een jaar onpopt Wagtho zich ook als zeer talentrijk baanwielrenster. Individuele sporten lijken haar in het bloed te zitten. Voordat ze als twaalfjarig meisje de kano ontdekte deed ze zes jaar lang redelijk fanatiek aan trampolinespringen. Ze volleybalde een aantal jaren en deed daarnaast aan tennis en paardrijden, maar dat waren ‘uitprobeersels’. In juli zal Wagtho als pilote van de Wasub II, de door menskracht aangedreven onderzeeër van de TU, trachten het vrouwelijke snelheidsrecord te verbeteren in Californië. Ze moest er haar duikbrevet voor halen. Tussen al deze sportieve bezigheden door studeert ze sinds twee jaar ook nog lucht- en ruimtevaarttechniek. Ze noemt zichzelf geen ‘vliegtuigfreak’, maar zag vanwege haar hoge cijfers in wis- en natuurkundevakken in de studie een uitdaging. Ondanks al haar sportieve activiteiten ligt ze volledig op schema.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Wat is freestyle kajakken?

“Acrobatiek op wildwater. Je maakt moves, standaardfiguren. Daar krijg je punten voor van een jury. Door bijvoorbeeld de punt van je boot in een golf te drukken, duwt het water je omhoog. Dan maak je een loop, een soort salto. Of je draait 360 graden in het rond, op zijn kant.”

Wat is daar leuk aan?

“Het is ontzettend dynamisch. Het water is altijd anders, de waterstanden variëren. Bij enorme golven kom je los van het water. Het is een geweldig gevoel om die kracht te voelen en ermee te spelen. Als zo’n golf je uitspuugt geeft dat een ontzettende kick. Andere mensen vinden het doodeng. Het lijkt wel wat op windsurfen wat dat betreft. Ik ben ook vaak in de branding van de zee bezig. In Nederland is dat de enige optie qua stromingen.”

Is het topsport?

“Ik denk het wel. Bij een partijtje voetballen heb je anderhalf uur de tijd om je doelpunt te maken. Bij freestyle kajakken ga je de boot in en krijg je 45 seconden. Het water is echt niet zoals een dag eerder bij de training. Je moet ook mentaal heel sterk zijn. In de finale van een wedstrijd varen vijf mensen tegen elkaar. Er valt er steeds een af. Het is een afslachting. Wie is het sterkst? Je hebt een paar jaar nodig om daaraan te wennen en mee om te kunnen gaan.”

Wat is de belangrijkste eigenschap van de sport?

“Techniek. Controle over je spieren. Hoe beter je techniek, hoe minder kracht je nodig hebt. Je maakt zoveel bewegingen, de boot moet doen wat jij wilt. Duurconditie is niet zo belangrijk. Basisconditie wel, want je moet snel kunnen herstellen.”

Hoe is het begonnen?

“Als teaalfjarig meisje voer ik met mijn vader naar Schiermonnikoog, in zeekajaks. Twee jaar later deed ik een wildwatercursus in Zuid-Frankrijk. Dat ging zo goed, dat ze me vroegen of ik in opleiding wilde komen. Ik werd ‘visser’. Dan vaar je met groepen mee en vist mensen uit het water die omslaan. Vanaf mijn zestiende was ik instructrice. Twee, drie maanden in de zomer gaf ik les. De hele dag zat ik alleen maar in de boot. Ik leerde ontzettend veel, zoals het water ‘lezen’. Wat doet de stroming? Wat zit onder het water wat die stroming veroorzaakt? Hoe kan ik dat gebruiken?”

Toen ben je in het wedstrijdcircuit verzeild geraakt?

“Als je drie maanden fulltime lesgeeft word je zó goed. Ik plaatste me voor het WK junioren in Oostenrijk, daar werd ik meteen vierde. In eerste instantie was ik daar tevreden mee. Maar de vierde plaats, net buiten het podium, is wél de lullige plek. Dat wil je niet. Toch wist ik dat wat ik daar presteerde heel erg goed was. Toen ben ik specifieker gaan trainen en aan allerlei internationale wedstrijden mee gaan doen. Op het senioren-EK in Spanje, in 2004, werd ik derde.”

In januari 2005 werd je negende op het WK in Australië. Was je daar blij mee of viel dat tegen?

“Ik wilde bij de eerste tien eindigen en dat lukte. De kwartfinales gingen goed, ik ging als zevende door naar de halve finale. Maar daarin gingen mijn runs zó slecht. Zo wil je niet eindigen. Ik verklootte het en daar was ik ziek van. Uiteindelijk had ik toch een domper van die WK. Ik was zó opgeladen, zó scherp. Ik vond dat het beter had gekund. Het had een beetje twee kanten.”

Nederland heeft geen wild water. Kun je je wel goed voorbereiden op belangrijke wedstrijden?

“In de winter voor het EK in Spanje zat ik vier maanden in Nieuw-Zeeland. Elke dag trainen op stromend water. Voor Australië moest ik hier in het naseizoen trainen. Als je op zee moet oefenen ben je afhankelijk van de branding, dus ik reisde me een ongeluk naar Duitsland. Achthonderd kilometer heen en achthonderd kilometer terug. Verder deed ik veel krachttraining op het sportcentrum en liep ik hard, voor de conditie. Ik was nauwelijks met kajakken zelf bezig, maar had het idee: er komt een WK aan dus ik moet trainen.”

Vorig jaar ben je serieus begonnen met fietsen. Vanwaar die omslag?

“Omdat in Nederland geen wild water is loop je eigenlijk achter de feiten aan. Dat werd ik een beetje zat. Bovendien ontdekte ik dat er in het fietsen ook een talent ligt. In februari 2005 heb ik een fiets gekocht. Ik reed mee met de Marco Polo-ploeg, vrienden van mijn vriend. Ze zeiden: jeetje, wat zit jij goed op de fiets. Vooral de sprint en de versnelling gingen erg goed. Ik ben begonnen met wedstrijden op de baan en op de weg, kreeg al snel een licentie voor de elitevrouwen.”

Betekent dit een definitieve switch van freestylen naar fietsen?

“Dit jaar gaat er een professionele wildwaterbaan open in Zoetermeer. Een kopie van de olympische baan in Beijing, maar die is vooral goed voor de slalommers. Freestylen doe je op een golf, op één plek. Het is afwachten of die plek er komt. Als dat wel zo is én als de trainingsmogelijkheden aantrekkelijk zijn is er kans dat de perspectieven veranderen. Anders denk ik dat ik mijn aandacht ga verleggen naar wielrennen. In de winter op de baan, ’s zomers op de weg.”

Heb je een kans om wielerprof te worden?

“Ik denk het wel. Dit jaar is een verkenningsjaar. Ik heb er vertrouwen in dat ik veel progressie kan maken. Op de weg ben ik aan de klassiekers begonnen. Fietsen op de weg is leuk, maar ik ben een echte sprinter. Dat doe je op de baan. Daar kun je klokken, zijn je resultaten meetbaar en kun je zien of je sprongen maakt. Wat dat betreft zie ik uit naar het winterseizoen.”

Heb je genoeg financiële middelen?

“Ik heb een heel goede sponsor voor het kajakken. Bij wielrennen heb ik het nog niet zo goed voor elkaar, maar ik heb er vertrouwen in dat dat goed komt.”

Je bent ook nog betrokken bij het Wasub II-project, de TU-duikboot die eind juli in Californië meedoet aan snelheidswedstrijden. Hoe ben je daar terechtgekomen?

“Via de spinninginstructeur op het sportcentrum. Hij was teamleider van Wasub I. Ik wist dat ze een vrouwelijke piloot zochten. De onderzeeër wordt aangedreven door te fietsen. Ik dacht: dat is iets voor mij, ik kan hard trappen. Ik heb wel wat met water en ik heb wel wat met fietsen. En ik houd van wedstrijden, snelheidrecords breken. We hebben testen gedaan in een met water gevulde vrieskist. Met ingebouwde trappers en een wattmeter. Ik ben gaan rossen en had een supergoede uitslag. Zo kwam ik erbij. Ik probeer mee te denken hoe je het beste in die Wasub kunt zitten.”

Je hebt geen last van claustrofobie zeker?

“Nee, maar het duurt vrij kort hoor. Binnen vijf minuten ben je er weer uit. Je moet ongeveer een minuut trappen. Eerst moet de schroef op gang komen. Als je op topsnelheid ligt wordt er gemeten. Je ligt voorover in het water, met een duikpak aan en een persluchtmasker op. Vorige week heb ik voor het eerst gestuurd, bij de tests in het Marin-instituut in Wageningen. We hebben 150 meter gevaren. Dan merk je dat je er best wel vaart mee kunt maken. In Californië willen we het vrouwelijke wereldrecord verbeteren. Dat staat op 4.8 knopen, ongeveer negen kilometer per uur.”

Ga je dat halen?

“Ja natuurlijk!”

Is je studie wel te combineren met al je sportactiviteiten?

“Ik heb een internationale topsportstatus. Daarmee kun je bij studievertragingen in aanmerking komen voor subsidiëring, maar dat is een heel gedoe. Het aanvragen kost veel tijd. Toen ik naar Australië ging was ik net tien weken aan het studeren. Door het WK miste ik een tentamenperiode. Ik wilde dat inhalen, wilde geen vertraging oplopen. Dat had nogal wat voeten in de aarde. Laat maar zien dat je dit studieniveau aankan, werd er gezegd. Ik heb alles in mijn eigen tijd ingehaald. Ben nu tweedejaars, maar loop wel nominaal. Als ik mijn agenda opendoe is elke seconde gepland. Om tien uur lig ik gestrekt, anders kom ik de week niet door. Ik vind alles leuk wat ik doe. Mijn credo is: als je iets leuk vindt dan kan dat ook. Ik ben gewend om gedisciplineerd te leven, om dingen te plannen. Ik train wanneer ik wil en kan. Ben heel flexibel in de tijd. Maar ik moet mezelf wel af en toe stoppen.”
WIE IS LIANNE WAGTHO?

Lianne Wagtho (1985) werd vorig jaar januari negende op het WK freestyle kajakken in Australië. Ondanks het gebrek aan trainingsmogelijkheden in Nederland groeide de geboren en getogen Puttense uit tot een internationale topper in deze vrij jonge tak van het wildwatervaren. Sinds een jaar onpopt Wagtho zich ook als zeer talentrijk baanwielrenster. Individuele sporten lijken haar in het bloed te zitten. Voordat ze als twaalfjarig meisje de kano ontdekte deed ze zes jaar lang redelijk fanatiek aan trampolinespringen. Ze volleybalde een aantal jaren en deed daarnaast aan tennis en paardrijden, maar dat waren ‘uitprobeersels’. In juli zal Wagtho als pilote van de Wasub II, de door menskracht aangedreven onderzeeër van de TU, trachten het vrouwelijke snelheidsrecord te verbeteren in Californië. Ze moest er haar duikbrevet voor halen. Tussen al deze sportieve bezigheden door studeert ze sinds twee jaar ook nog lucht- en ruimtevaarttechniek. Ze noemt zichzelf geen ‘vliegtuigfreak’, maar zag vanwege haar hoge cijfers in wis- en natuurkundevakken in de studie een uitdaging. Ondanks al haar sportieve activiteiten ligt ze volledig op schema.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.