Binnen Europa gaan universiteiten en hogescholen meer samenwerken op onderwijsgebied. Ze willen hun positie in de wereld versterken, maar zien ook praktische voordelen.
Het European Universities Initiative loopt nu vier jaar en bevindt zich nog in de testfase. Europese universiteiten en hogescholen onderzoeken of ze met instellingen uit andere lidstaten betere opleidingen en gemeenschappelijke diploma’s kunnen aanbieden. Het kan, staat in een nieuw rapport voor het Europees Parlement, maar er moet nog veel gebeuren.
Barend van der Meulen is hoogleraar aan de Universiteit Twente en directeur van CHEPS, dat onderzoek doet naar hogeronderwijsbeleid. Hij heeft grote verwachtingen van het initiatief. De Universiteit Twente doet zelf ook mee aan zo’n internationale samenwerking.
Wil de Europese Unie nieuwe universiteiten oprichten, met eigen gebouwen?
“Nee, dat niet, maar ze probeert wel de samenwerking te bevorderen. Inmiddels hebben een paar honderd instellingen zich verenigd in 44 allianties.”
Universiteiten en hogescholen werken toch allang internationaal samen?
“Jawel maar dat beperkt zich vooral tot individuele onderzoekers. Binnen dit initiatief zijn het de universiteitsbesturen die nadenken over hoe ze samen onderwijs kunnen aanbieden.”
Vanwaar dit plan?
“De Europese Unie wil de integratie van de lidstaten bevorderen. Dat gebeurt op allerlei manieren, dus ook in het hoger onderwijs. Denk aan het uitwisselingsprogramma Erasmus+. Het universiteiteninitiatief is een idee van de Franse president Emmanuel Macron. De ranglijsten worden van oudsher gedomineerd door de Amerikaanse universiteiten en de Chinese universiteiten zijn in opmars. Het werd volgens hem hoog tijd dat de Europese universiteiten ook beter gingen presteren. Gaandeweg kwamen de lidstaten erachter dat ze met het initiatief wellicht ook andere problemen konden oplossen.”
Welke problemen?
“De sociale cohesie in Europa bijvoorbeeld. Sommige Nederlandse instellingen hebben momenteel te weinig capaciteit om het groeiende aantal studenten onderwijs te kunnen bieden. Maar dat geldt niet voor alle instellingen in Europa. Als vakken of delen van een gezamenlijk onderwijscurriculum bij andere Europese instellingen worden verzorgd waar juist een terugloop is in het aantal studenten, dan zijn er ineens veel meer opties. Het gaat ook over de verschillende waardering van diploma’s. Hoe zorg je ervoor dat die straks overal in Europa evenveel waard zijn?”
Zit daar een ‘Europese’ gedachte achter?
“Sommige vragen spelen in alle lidstaten, dus dan kun je ze ook samen proberen te beantwoorden. Een van die vragen is bijvoorbeeld hoe opleidingen relevant blijven voor de veranderende arbeidsmarkt en hoe ze kunnen bijdragen aan de transities op het gebied van duurzaamheid en digitalisering. Kan digitalisering bijdragen aan flexibel onderwijs voor ‘een leven lang leren’?
Hoe pakken die samenwerkingsverbanden deze vragen aan?
“Ze experimenteren allemaal op hun eigen manier met het idee van een ‘Europese’ universiteit. Tijdens de coronapandemie kwamen ze bijvoorbeeld tot een nieuwe vorm van internationale mobiliteit: virtuele mobiliteit. Daarmee kun je meer studenten en staf bereiken, ook degenen die niet op uitwisseling gaan met een Erasmusbeurs. Maar er zijn ook allianties met verdergaande plannen, waarbij studenten vrij gebruik kunnen maken van het onderwijsaanbod aan de deelnemende universiteiten. Dan kun je bijvoorbeeld een vak gaan volgen in Frankrijk of Italië, als dat zo uitkomt. Door één van de allianties is zelfs de wens uitgesproken om te fuseren tot één universiteit.”
Hoe gaat zo’n samenwerkingsverband er uitzien? Krijgt het ook een eigen bestuur en een medezeggenschapsraad?
“Daar wordt nu wel over gesproken, maar dat is een ingewikkeld onderwerp. Nu werken de onderwijsinstellingen meestal samen binnen bijvoorbeeld een stichting, maar er moet een nieuwe vorm komen. Het moeten echt Europese universiteiten worden, die toch aansluiten bij de nationale wetten en regels.”
Wat moet er gebeuren om dit initiatief te laten slagen?
“Er is nu geen duurzame financiering; dat moet wel veranderen. Nu krijg iedere alliantie van vijf à veertien instellingen elke drie jaar acht miljoen euro van de Europese Commissie. Dat is bij lange na niet voldoende, gezien de grote ambities.”
Komt er meer geld?
“Alleen als de lidstaten enthousiast blijven en als deze samenwerkingsverbanden ook van de ‘gewone’ financiering van universiteiten gebruik mogen maken. Universiteiten en hogescholen moeten laten zien hoe je via dit initiatief het onderwijs kunt vernieuwen en maatschappelijke problemen kunt aanpakken. Als ze goed samenwerken, mogen ze hopen dat de Europese Unie ook meer financiering gaat vrijmaken.”
- The European Universities Initiative begon in het najaar van 2019 en bestaat uit 340 hogeronderwijsinstellingen in de hele Europese Unie die zich hebben verenigd in 44 allianties. In Nederland doen er tot nu toe twaalf mee: Universiteit Utrecht, Universiteit Twente, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Maastricht, Vrije Universiteit Amsterdam, Tilburg University, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Leiden, Hogeschool Van Hall Larenstein, Radboud Universiteit, NHL Stenden Hogeschool en Erasmus Universiteit Rotterdam.
HOP, Peer van Tetterode
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.