Onderzoek corona, en je riskeert speelbal te worden van de politiek. Dat ervoeren twee TBM’ers. Hun 2G-studie ging een eigen leven leiden. “Het was maar een rekenvoorbeeld.”
Het was een simpele berekening, een soort vingeroefening. Toen Bas Kolen en Pieter van Gelder, van de sectie veiligheidskunde van de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM), hun stuk met de titel ‘COVID-19 risico voor evenementen, Addendum’ in september schreven, konden ze niet bevroeden hoeveel aandacht het stuk zou krijgen en hoeveel discussie het teweeg zou brengen.
Hun berekening moest een eerste indruk geven van het aantal coronabesmettingen dat je kunt verwachten als je een groot evenement organiseert. Het was een soort quickscan, een intern stuk bovendien, geschreven naar aanleiding van de Fieldlab-experimenten van afgelopen voorjaar. Onzekerheidsmarges ontbraken. Die waren niet echt nodig, oordeelden de onderzoekers. De collega’s met wie de Delftenaren aan het sparren waren, snapten immers ook wel wat de beperkingen van de berekeningen waren.
Het risicotaxatiemodel van de TU Delft
Maar het document bleef niet intern, verre van. In september werden op verzoek van de Tweede Kamer alle documenten van de Fieldlabs openbaar gemaakt. Het TBM-stuk is een grote rol gaan spelen in de politieke discussie over de brede invoering van 2G. Het maakt deel uit van de wetenschappelijke onderbouwing van het kabinet en van het OMT.
Als de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 26 november aan minister Hugo de Jonge vraagt of hij de volledige berekening van het model rondom de verschillende toepassingen van het coronatoegangsbewijs (3G, 2G,3G+1G, 2G+1G) met de Kamer wil delen, stuurt hij de Tweede Kamer het rapport van Kolen en Van Gelder.
In de correspondentie tussen het kabinet en de Kamer wordt het Addendum vaak aangeduid als het ‘risicotaxatiemodel van de TU Delft’, of als ‘het Delftse onderzoek naar 2G’. De TBM-ers zijn een speelbal geworden in een grillig politiek proces waarbij context wel eens uit het oog wordt verloren.
‘Liever voeren we discussies via de wetenschappelijke kanalen’
“Het is mooi dat de kennis en resultaten van onderzoek worden gebruikt”, zegt Kolen. “Omdat er tal van onzekerheden zijn, is het belangrijk goed stil te staan bij keuzes in modellen en conclusies die je aan resultaten verbindt. Idealiter voer je discussies hierover via de wetenschappelijke kanalen, maar bij een gevoelig onderwerp als corona lijkt dat haast onmogelijk. Mensen pikken onderdelen uit je onderzoek en stellen die ter discussie in een andere context.”
De Delftse sage
De Delftse sage begint afgelopen voorjaar eigenlijk al, als de onderzoekers hun eerste bijdragen leveren aan de door de evenementenbranche georganiseerde Fieldlab-experimenten. Ze ontwikkelen samen met het Radboud UMC op basis van de bevindingen een risicomodel om te onderzoeken hoe je op een verantwoorde manier evenementen kunt organiseren tijdens de pandemie.
In september volgt een update. Ze kijken dan ook naar de mogelijke effecten van vaccinaties en de invloed van de Deltavariant. In deze notitie, het veelbesproken Addendum, is ter illustratie één voorbeeld uitgewerkt: een fictief ongeplaceerd dance-evenement van zeven uur met honderdduizend bezoekers. Delta berichtte daar half november over. 2G-toegangsbeleid zou bij evenementen leiden tot 25 procent minder besmettingen en 93 procent minder ziekenhuisopnamen dan een 3G-beleid, luidde de conclusie.
In november nemen de TBM’ers aan de hand van hun model ook de besmettingen tijdens het Amsterdam Dance Event en de Formule 1 in Zandvoort onder de loep. Ze voeren onder andere een gevoeligheidsanalyse uit voor de mogelijk impact van een lagere effectiviteit van het vaccin. Ook nu rolt uit het model dat je met 2G meer ziekenhuisopnamen voorkomt dan met 3G, maar het voordeel vlakt af naarmate meer mensen beschermd zijn door vaccinatie of herstel van een infectie.
Interessante cijfers, maar allemaal niet bedoeld ter onderbouwing van een landelijke coronapas. Over de kans dat besmette mensen ná het evenement anderen besmetten, zeggen de studies immers niets, net zomin als over het risico dat mensen door 2G schijnveiligheid ervaren en de coronaregels daardoor minder nauw nemen. Kolen en Van Gelder zijn daarover altijd helder geweest, maar tevergeefs zo lijkt het.
De Kamercommissie reageert eind november kritisch op de inbreng van het kabinet. Een besluit dat maatschappelijk zo gevoelig ligt – met 2G-beleid wordt vaccinweigeraars de toegang ontzegd tot locaties met een hoog corona-besmettingsrisico– moet zorgvuldig onderbouwd zijn.
En dat is het niet. GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld zegt hierover achteraf tegen Follow the Money: “De onderbouwing rammelt aan alle kanten. We hebben kritische vragen gesteld over de toepassing van de modellen en de gebruikte aannames, maar daar is geen of gebrekkig antwoord op gekomen.”
‘Het kabinet hecht onverminderd aan het coronatoegangsbewijs’
Geconfronteerd met een lange lijst aan vragen en kanttekeningen van de Kamer – die overigens niet alleen betrekking had op het Delftse onderzoek – trekt minister De Jonge van Volksgezondheid op maandag 6 december het voorstel in voor een wetswijziging die 2G mogelijk moest maken. Maar, zegt hij “het kabinet hecht onverminderd aan de toevoeging van CTB (coronatoegangsbewijs, red) op basis van 2G aan het repertoire van in te zetten maatregelen.”
Nieuw onderzoek
Begin volgend jaar debatteren Kamer en kabinet opnieuw over het onderwerp. Voor die tijd krijgt de Kamer extra wetenschappelijke inzichten opgestuurd. Die inzichten moeten onder meer komen uit een vervolgstudie die de TBM’ers nu uitvoeren samen met statistici, virologen en epidemiologen van de Universiteit Utrecht, het Erasmus UMC, de Erasmus Universiteit en de Delftse start-up Populytics. Dit onderzoek vindt plaats naar aanleiding van een motie van 3 november van Groenlinks-Kamerlid Westerveld.
“Met dit team bekijken we wat voor effect verschillende vormen van corona-toegangsbewijzen kunnen hebben op het reproductiegetal (R) in Nederland”, zegt Kolen. “Mensen die op bepaalde locaties zijn geweest kunnen anderen daarna besmetten. Hoe pakt dat uit? Wat zijn de onzekerheden? We gaan onze modellen dus verfijnen. Ook het effect van leeftijd van mensen die evenementen bezoeken op de besmettelijkheid, nemen we nu mee in het onderzoek.”
De onderzoekers moeten op eieren lopen, want hun werk ligt onder een vergrootglas.Terwijl Westerveld het handelen van het kabinet hekelt – over het werk van de Delftse onderzoekers is ze juist lovend – , heersen elders in de Kamer heel andere sentimenten en worden de wetenschappelijke merites van de onderzoekers in twijfel getrokken. Zo stelt parlementariër Nicki Pouw-Verweij van JA21 Kamervragen aan De Jonge. Ze wil onder meer weten of de minister het onderzoek van de TU Delft wel gedegen vindt.
Pouw-Verweij stelde de Kamervragen naar aanleiding van een artikel van Folllow the Money waarin een statisticus, een gezondheidseconoom en een hoogleraar integriteit zich kritisch uitlaten over het Addendum.
‘Je zou de onzekerheidsmarges willen zien’
Een van hen, medisch statisticus Maarten van Smeden van het UMC Utrecht, zegt tegen Delta dat hij het Delftse model ‘rommelig’ vindt. “De onderzoekers stapelen aanname op opname over besmettingsrisico’s en besmettelijkheid. Waar die aannames vandaan komen, is vaak niet duidelijk.”
Een van de andere onderzoekers die aan het woord komt in het artikel van Follow the Money, integriteitshoogleraar Rob van Eijbergen van de Vrije Universiteit, rept over ‘vage aannames’. Hij zegt ‘met verbazing’ te hebben gekeken naar de onderbouwing van het kabinet. Hij heeft het zelfs over ‘volksverlakkerij’.
Van Smeden vindt het ook kwalijk dat de onderzoekers nauwelijks sensitiviteitsanalyses hebben uitgevoerd die laten zien in hoeverre de uitkomst verandert als je de parameters aanpast. “Je zou onzekerheidsmarges willen zien om de uiteindelijke getallen. Dit document kun je eigenlijk geen wetenschappelijk onderzoek noemen”, concludeert hij.
Inhoudelijke kritiek is goed, vindt Kolen. “Maar dan wel graag binnen de volledige context van de studie. Over aannames in modellen, zoals ook die in het Addendum, kun je natuurlijk van mening verschillen, en het is zelfs goed deze discussie te voeren. Maar het betreft hier slechts één rekenvoorbeeld in een langere reeks van stukken.”
Als het ministerie het heeft over hét Delftse onderzoek, dan doelt het volgens Kolen op het gehele onderzoek en niet enkel op het rekenvoorbeeld. “En zoals gezegd, wij hebben in deze studies helemaal niet gekeken naar de impact van QR-beleid op de hele maatschappij. Daar proberen we in het vervolgonderzoek wel inzicht in te krijgen.”
Comments are closed.