Meer dan honderd jaar geleden, in 1918, was de TU Delft al een keer dicht door de uitbraak van een pandemie. Universiteitshistoricus Abel Streefland vertelt erover.
In het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog kwam een nieuw virus, van het subtype H1N1, vanuit de Verenigde Staten met militaire troepen mee naar het Europese vasteland. De ziekte, die vooral jonge mensen trof, kwam te boek te staan als de Spaanse Griep, omdat Spaanse kranten er als eerste over berichtten. Wat was toen de reactie van de universiteit? Welke maatregelen werden er genomen en hoe kunnen we dat vergelijken met de hedendaagse situatie?
De eerste uitbraak van de Spaanse Griep in Delft was aan het begin van de zomer 1918. Waarschijnlijk werd het aan bewoners van Delft overgebracht door militairen die in die periode in de stad verbleven. Deze eerste golf doofde aan het einde van de zomer weer uit.
Een tweede uitbraak, dit keer onder de studenten van de Technische Hogeschool, de voorloper van de Technische Universiteit, was tijdens de groentijd van het corps. De eerstejaars werden in september tijdens de ontgroening natgespoten met een brandspuit en moesten daarna nog een dag in hun natte kleren rondlopen. Het is dus niet verrassend dat er de volgende dag onder de 150 ‘groenen’ zo’n 50 zieken waren. Ze werden door de artsen vanuit Delft teruggestuurd naar hun ouders om daar uit te zieken en om ervoor te zorgen dat ze de Delftse burgerij niet aan zouden steken. De rest van de groentijd werd door het corps geschrapt of versoberd.
De Delftsche Courant beschreef eind oktober de situatie in de stad:
‘De apotheken worden bestormd om antiseptische middelen, de kinderen thuisgehouden van school, de eet- en drinkwaren zoveel doenlijk gekookt; allen om het nieuwe dreigende spook, dat zich wederom tegen onze stad heeft gekeerd: de Spaansche griep.’
In de daaropvolgende weken bleek de Spaanse Griep vooral op lagere en middelbare scholen rond te waren – heel verontrustend dat juist kinderen en jongvolwassenen hard door de ziekte werden geraakt. Verschillende Delftse scholen gingen daarom tijdelijk dicht.
Ook de TH sloot van 11 tot 23 november de deuren voor de colleges, met inbegrip van de practica en tekenlessen. Tentamens werden in die tijd allemaal mondeling afgenomen en konden dus makkelijk uitgesteld worden. Studenten maakten, op het moment dat ze dachten de stof goed genoeg te beheersen, een afspraak met de docent. Massale tentamens zoals tegenwoordig waren er dus nog niet.
Op 1 november 1918 waren er in Delft al zo’n drieduizend besmettingen. Dat was bijna negen procent van de bevolking van de stad. De pandemie zou nog tot diep in de winter duren. In Nederland zijn er enkele tienduizenden mensen aan het virus, of complicaties daarvan, overleden. In de stad Delft vielen ongeveer 135 doden te betreuren.
De zware uitbraak in november viel precies samen met het einde van de Eerste Wereldoorlog. In Nederland brak er in die weken onrust uit omdat er geruchten waren dat er een revolutie op handen was, in navolging van de ontwikkelingen in Rusland. In Delft werd, om een dergelijke ontwikkeling de kop in te kunnen drukken, een burgerwacht gevormd, met daarin zo’n 200 studenten. Veel daarvan waren lid van het corps. Een revolutie is uitgebleven en eind november konden de studenten weer aan de studie. Maar deze ontwikkeling zorgde er ook voor dat de Spaanse griepepidemie enigszins in de vergetelheid raakte.
Helemaal nieuw is het sluiten van de universiteit voor onderwijs dus niet. Maar in november 1918 ging het om een periode van twee weken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de universiteit voor langere tijd gesloten voor onderwijs, maar maar zo lang als nu is in de geschiedenis van de universiteit verder niet voorgekomen. Gelukkig zorgen de talloze digitale mogelijkheden ervoor dat het onderwijs toch, zo goed en kwaad als het kan, doorgaat. Dat was in 1918 wel anders.
Abel Streefland is universiteitshistoricus bij de TU Delft. Hij reflecteert in Delta op het verleden van de universiteit.
Abel Streefland / Universiteitshistoricus
Comments are closed.