Delft is verheugd dat de Vsnu de regie bij onderzoeksvisitaties voortaan overlaat aan de universiteiten zelf. Veel universiteiten hadden de laatste jaren kritiek op de onderzoeksvisitaties van de landelijke universitaire belangenvereniging Vsnu.
Ook Delftse faculteiten reageerden regelmatig verbolgen op de in hun ogen te negatieve beoordeling. De landelijke Vsnu-visitatiecommissies zouden te weinig kaas gegeten hebben van het specifiek Delftse (technische) onderzoek.
De Vsnu heeft de kritiek ter harte genomen, en in grote lijnen de plannen van de Rotterdamse rector magnificus Jan van Bemmel overgenomen. Wetenschappelijk onderzoek wordt voortaan niet meer landelijk per discipline gekeurd. De regie over onderzoeksvisitaties komt nu bij de instellingen zelf te liggen, staat in het nieuwe gezamenlijke beoordelingsprotocol van Vsnu en wetenschapsorganisaties NWO en Knaw.
De faculteiten en onderzoeksorganisaties kunnen bovendien zelf aangeven welk deel van hun onderzoek voor beoordeling in aanmerking komt. De visitaties beperken zich daarom ook niet langer tot de universiteiten. Ook NWO- en Knaw-instellingen vallen onder het nieuwe systeem.
Dr. Cees Maring, hoofd Onderwijs & Onderzoek van de TU, is blij met het nieuwe protocol: ,,Instellingen kunnen nu op maat worden beoordeeld, in plaats van disciplinegewijs.” Dat betekent volgens Maring dat de typisch Delftse technologische en ontwerpbenadering veel beter beoordeeld kan worden.
Voortaan moeten onderzoekers eens in de drie jaar een zelfevaluatierapport opstellen. Eens in de zes jaar vindt daarnaast een externe beoordeling plaats, waarvan de resultaten openbaar gemaakt worden. Uiteindelijk moet daartoe een landelijke database met onderzoeksinformatie ontstaan, die via internet voor iedereen toegankelijk is. Ook de kwaliteit van het management wordt in de rapporten beoordeeld, zodat daarvoor geen aparte commissie meer nodig is.
Wie die zesjaarlijkse openbare visitatie uitvoert, bepalen de instellingen voortaan zelf in plaats van de Vsnu. Dat kan de onafhankelijkheid in gevaar brengen, erkent ook Maring. Hoe de Vsnu dat wil voorkomen, is nog niet duidelijk. Mogelijk gaat een toezichtscommissie van wetenschapsacademie Knaw zich erover buigen.
Een ander gevolg is dat bijvoorbeeld scheikunde in Delft, Leiden of Amsterdam door evenzovele verschillende commissies kan worden beoordeeld. En die commissies letten ook nog eens op heel verschillende aspecten van het onderzoek. Daarmee wordt het een stuk lastiger om het onderzoek aan de universiteiten onderling te vergelijken.
Ir. Hans Smeets, coördinator onderzoek van de TU, ziet dat niet als een nadeel. ,,In het oude visitatiesysteem werden vaak appels met peren vergeleken.” Bovendien krijgen de visitaties nu ‘meer diepgang’, meent Smeets. En mogelijk worden in de toekomst de onderzoeks- en onderwijsvisitaties gecombineerd. In het oude systeem waren die steevast gescheiden.
Veel universiteiten hadden de laatste jaren kritiek op de onderzoeksvisitaties van de landelijke universitaire belangenvereniging Vsnu. Ook Delftse faculteiten reageerden regelmatig verbolgen op de in hun ogen te negatieve beoordeling. De landelijke Vsnu-visitatiecommissies zouden te weinig kaas gegeten hebben van het specifiek Delftse (technische) onderzoek.
De Vsnu heeft de kritiek ter harte genomen, en in grote lijnen de plannen van de Rotterdamse rector magnificus Jan van Bemmel overgenomen. Wetenschappelijk onderzoek wordt voortaan niet meer landelijk per discipline gekeurd. De regie over onderzoeksvisitaties komt nu bij de instellingen zelf te liggen, staat in het nieuwe gezamenlijke beoordelingsprotocol van Vsnu en wetenschapsorganisaties NWO en Knaw.
De faculteiten en onderzoeksorganisaties kunnen bovendien zelf aangeven welk deel van hun onderzoek voor beoordeling in aanmerking komt. De visitaties beperken zich daarom ook niet langer tot de universiteiten. Ook NWO- en Knaw-instellingen vallen onder het nieuwe systeem.
Dr. Cees Maring, hoofd Onderwijs & Onderzoek van de TU, is blij met het nieuwe protocol: ,,Instellingen kunnen nu op maat worden beoordeeld, in plaats van disciplinegewijs.” Dat betekent volgens Maring dat de typisch Delftse technologische en ontwerpbenadering veel beter beoordeeld kan worden.
Voortaan moeten onderzoekers eens in de drie jaar een zelfevaluatierapport opstellen. Eens in de zes jaar vindt daarnaast een externe beoordeling plaats, waarvan de resultaten openbaar gemaakt worden. Uiteindelijk moet daartoe een landelijke database met onderzoeksinformatie ontstaan, die via internet voor iedereen toegankelijk is. Ook de kwaliteit van het management wordt in de rapporten beoordeeld, zodat daarvoor geen aparte commissie meer nodig is.
Wie die zesjaarlijkse openbare visitatie uitvoert, bepalen de instellingen voortaan zelf in plaats van de Vsnu. Dat kan de onafhankelijkheid in gevaar brengen, erkent ook Maring. Hoe de Vsnu dat wil voorkomen, is nog niet duidelijk. Mogelijk gaat een toezichtscommissie van wetenschapsacademie Knaw zich erover buigen.
Een ander gevolg is dat bijvoorbeeld scheikunde in Delft, Leiden of Amsterdam door evenzovele verschillende commissies kan worden beoordeeld. En die commissies letten ook nog eens op heel verschillende aspecten van het onderzoek. Daarmee wordt het een stuk lastiger om het onderzoek aan de universiteiten onderling te vergelijken.
Ir. Hans Smeets, coördinator onderzoek van de TU, ziet dat niet als een nadeel. ,,In het oude visitatiesysteem werden vaak appels met peren vergeleken.” Bovendien krijgen de visitaties nu ‘meer diepgang’, meent Smeets. En mogelijk worden in de toekomst de onderzoeks- en onderwijsvisitaties gecombineerd. In het oude systeem waren die steevast gescheiden.
Comments are closed.