Gijs Kuenen schreef dat het onderwijs aan de TU te veel geld krijgt, en dat dit niet heeft geleid tot kwaliteitsverbetering (Delta 09). Dat vraagt om een reactie.
/strong>
Geld toewijzen op basis van de instroom van studenten is natuurlijk geen garantie voor de kwaliteit van onderwijs en ingenieurs. Maar als Kuenen meent dat dit per definitie leidt tot lagere kwaliteit, dan verdient hij een terechtwijzing.
Onderwijskwaliteit wordt namelijk op verschillende manieren bewaakt. Visitaties, studentevaluaties, maatschappelijke waardering (enquêtes, feedback van werkgevers) enzovoorts… Misschien zie je zulke zaken over het hoofd wanneer je zelf weinig met onderwijs bezig bent.
Ik begrijp dat juist in de faculteit van Kuenen – waar je met een opsporingsteam tussen de horden onderzoekers op zoek moet naar de student – kwaliteit en aantrekkelijkheid van onderwijs tot bijzaak zijn verworden, en onderzoek wordt gezien als een zelfstandige, onaantastbare verworvenheid voor een selecte en in zichzelf gekeerde groep.
Een hardere evaluatie over die faculteit dan een artikel van oud-student Huppes in het Leidse universiteitsblad (Mare 24, 2002) is niet denkbaar. Huppes is zo stukgelopen op de verstofte cultuur dat hij zijn studie bij technische natuurwetenschappen heeft afgebroken in ruil voor Leiden.
Kuenen beweert dat zijn onderzoeksexpansie gehinderd wordt door een ‘onderwijslobby’. De pleitbezorgers voor de verkeerde zaak willen, aldus het slachtoffer, maar niet begrijpen dat de focus op onderwijs alleen gerealiseerd kan worden door een forse verschuiving van geld ten gunste van het onderzoek. Een vluchtige analyse doet vermoeden dat dit vooral gunstig is voor Kuenens onderzoeksthuisbasis.
Op mijn thuisbasis proberen we met nog geen tien hoogleraren en vijftig overige vaste stafleden het onderwijs voor meer dan 1700 studenten te verzorgen. Daarvoor zijn vorig jaar de hoogste kwalificaties van Vsnu en Abet uitgedeeld. Ik vermoed dat Bouwkunde en andere TU-cash cows eenzelfde verhaal kunnen ophangen. Volgens Kuenens theorie kan Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek zijn onderwijs verbeteren door vergaande afbraak van zichzelf ten behoeve van ‘baanbrekend’ onderzoek elders.
Weer een blik naar buiten: het vaktijdschrift ‘Thema’ meldde onlangs over bekostiging dat systeemverbetering inmiddels in veel instellingen heeft geleid tot faire student-stafratio’s. Kuenen mag zich dus gelukkig prijzen dat hij jarenlang op de zak van de ‘onderwijslobby’ zijn ‘onderzoekshobby’ heeft mogen bedrijven.
Pijn
Waarom deze aanval op het onderwijs? Enkele studentrijke faculteiten lukt het op basis van een ooit collectief aanvaard geldtoewijzingssysteem met een hogere onderzoeksoutput een groter aandeel te genereren ten koste van baanbrekend onderzoek elders. En dat doet pijn bij de kaste vrijgestelden van onderwijs. Nu uit de allocatie niet het gewenste resultaat komt, omdat de buren adequaat presteren (goed onderwijs én goed onderzoek), moet plots het systeem aangepast worden om uit te komen bij de historisch gegroeide verhoudingen.
Ik ben het dus met Kuenen eens dat de lumpsum van de TU beter volgens de ministeriële verhouding kan worden uitgekeerd. Daarbij goochel ik eveneens met getallen, maar de uitkomst is waarachtiger: we nemen zijn verhouding variabel:vast (1:2,4) en berekenen intern eerst iedersvariabele deel (onderwijs en promoties) en verdelen dan op basis van die ‘variabele verhoudingen’ het vaste deel waarop eenieder recht heeft. Dan wordt pas echt het primaire TU-belang gestimuleerd, namelijk het aantrekken van veel studenten en het afleveren van competente ingenieurs.
Faculteiten die dit inzien moeten voldoende onderzoeksmiddelen krijgen om dat te realiseren. Andere instrumenten verzekeren de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. De kwaliteit van het mainstream TU-onderzoek is in orde, zoals pas nog bleek uit de hitlijstjes die door het ministerie zijn opgesteld. De echte problemen zijn dat bijna geen hond meer in Delft wil gaan studeren en dat de vrijgestelden geen baanbrekend werk hebben afgeleverd. Als Kuenen en de zijnen niet kunnen meehelpen die problemen op te lossen – onder andere door te kiezen voor een op duurzaam overleven ingericht allocatiemodel – dan wacht hen wellicht nog een enerverende taakverdeling tussen de drie TU’s.
Ik raad Kuenen aan niet luidkeels een publiek debat te voeren, maar in eigen kring puin te helpen ruimen. Dus: meer studenten binnenhalen en daartoe de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het onderwijs bij technische natuurkunde verhogen.
En nog wat: hoe kan het dat de TU relatief achterblijft in de tweede geldstroom, bij de verdeling van beurzen en eervolle prijzen (de enige Delftse Spinozaprijswinnaar werkt, dacht ik, bij L&R). Je had mogen verwachten dat de vermeende onderzoeksgoudhaantjes met hun luxe meer en betere prestaties voor de TU hadden geleverd. Als de talentvolle wetenschappers van de onderbekostigde faculteiten ook al hun dagen aan onderzoek zouden kunnen besteden dan voorspel ik de ingeslapen ’toponderzoekers’ nog interessante tijden.
De auteur is hoogleraar aan de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek
Gijs Kuenen schreef dat het onderwijs aan de TU te veel geld krijgt, en dat dit niet heeft geleid tot kwaliteitsverbetering (Delta 09). Dat vraagt om een reactie.
Geld toewijzen op basis van de instroom van studenten is natuurlijk geen garantie voor de kwaliteit van onderwijs en ingenieurs. Maar als Kuenen meent dat dit per definitie leidt tot lagere kwaliteit, dan verdient hij een terechtwijzing.
Onderwijskwaliteit wordt namelijk op verschillende manieren bewaakt. Visitaties, studentevaluaties, maatschappelijke waardering (enquêtes, feedback van werkgevers) enzovoorts… Misschien zie je zulke zaken over het hoofd wanneer je zelf weinig met onderwijs bezig bent.
Ik begrijp dat juist in de faculteit van Kuenen – waar je met een opsporingsteam tussen de horden onderzoekers op zoek moet naar de student – kwaliteit en aantrekkelijkheid van onderwijs tot bijzaak zijn verworden, en onderzoek wordt gezien als een zelfstandige, onaantastbare verworvenheid voor een selecte en in zichzelf gekeerde groep.
Een hardere evaluatie over die faculteit dan een artikel van oud-student Huppes in het Leidse universiteitsblad (Mare 24, 2002) is niet denkbaar. Huppes is zo stukgelopen op de verstofte cultuur dat hij zijn studie bij technische natuurwetenschappen heeft afgebroken in ruil voor Leiden.
Kuenen beweert dat zijn onderzoeksexpansie gehinderd wordt door een ‘onderwijslobby’. De pleitbezorgers voor de verkeerde zaak willen, aldus het slachtoffer, maar niet begrijpen dat de focus op onderwijs alleen gerealiseerd kan worden door een forse verschuiving van geld ten gunste van het onderzoek. Een vluchtige analyse doet vermoeden dat dit vooral gunstig is voor Kuenens onderzoeksthuisbasis.
Op mijn thuisbasis proberen we met nog geen tien hoogleraren en vijftig overige vaste stafleden het onderwijs voor meer dan 1700 studenten te verzorgen. Daarvoor zijn vorig jaar de hoogste kwalificaties van Vsnu en Abet uitgedeeld. Ik vermoed dat Bouwkunde en andere TU-cash cows eenzelfde verhaal kunnen ophangen. Volgens Kuenens theorie kan Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek zijn onderwijs verbeteren door vergaande afbraak van zichzelf ten behoeve van ‘baanbrekend’ onderzoek elders.
Weer een blik naar buiten: het vaktijdschrift ‘Thema’ meldde onlangs over bekostiging dat systeemverbetering inmiddels in veel instellingen heeft geleid tot faire student-stafratio’s. Kuenen mag zich dus gelukkig prijzen dat hij jarenlang op de zak van de ‘onderwijslobby’ zijn ‘onderzoekshobby’ heeft mogen bedrijven.
Pijn
Waarom deze aanval op het onderwijs? Enkele studentrijke faculteiten lukt het op basis van een ooit collectief aanvaard geldtoewijzingssysteem met een hogere onderzoeksoutput een groter aandeel te genereren ten koste van baanbrekend onderzoek elders. En dat doet pijn bij de kaste vrijgestelden van onderwijs. Nu uit de allocatie niet het gewenste resultaat komt, omdat de buren adequaat presteren (goed onderwijs én goed onderzoek), moet plots het systeem aangepast worden om uit te komen bij de historisch gegroeide verhoudingen.
Ik ben het dus met Kuenen eens dat de lumpsum van de TU beter volgens de ministeriële verhouding kan worden uitgekeerd. Daarbij goochel ik eveneens met getallen, maar de uitkomst is waarachtiger: we nemen zijn verhouding variabel:vast (1:2,4) en berekenen intern eerst iedersvariabele deel (onderwijs en promoties) en verdelen dan op basis van die ‘variabele verhoudingen’ het vaste deel waarop eenieder recht heeft. Dan wordt pas echt het primaire TU-belang gestimuleerd, namelijk het aantrekken van veel studenten en het afleveren van competente ingenieurs.
Faculteiten die dit inzien moeten voldoende onderzoeksmiddelen krijgen om dat te realiseren. Andere instrumenten verzekeren de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. De kwaliteit van het mainstream TU-onderzoek is in orde, zoals pas nog bleek uit de hitlijstjes die door het ministerie zijn opgesteld. De echte problemen zijn dat bijna geen hond meer in Delft wil gaan studeren en dat de vrijgestelden geen baanbrekend werk hebben afgeleverd. Als Kuenen en de zijnen niet kunnen meehelpen die problemen op te lossen – onder andere door te kiezen voor een op duurzaam overleven ingericht allocatiemodel – dan wacht hen wellicht nog een enerverende taakverdeling tussen de drie TU’s.
Ik raad Kuenen aan niet luidkeels een publiek debat te voeren, maar in eigen kring puin te helpen ruimen. Dus: meer studenten binnenhalen en daartoe de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het onderwijs bij technische natuurkunde verhogen.
En nog wat: hoe kan het dat de TU relatief achterblijft in de tweede geldstroom, bij de verdeling van beurzen en eervolle prijzen (de enige Delftse Spinozaprijswinnaar werkt, dacht ik, bij L&R). Je had mogen verwachten dat de vermeende onderzoeksgoudhaantjes met hun luxe meer en betere prestaties voor de TU hadden geleverd. Als de talentvolle wetenschappers van de onderbekostigde faculteiten ook al hun dagen aan onderzoek zouden kunnen besteden dan voorspel ik de ingeslapen ’toponderzoekers’ nog interessante tijden.
De auteur is hoogleraar aan de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek
Comments are closed.