WeerbaarheidToen ik een tijd geleden het stukje ‘Soldaatje spelen’ (Delta 27)las, kreeg ik een gevoel dat ik normaal gesproken alleen krijg als ik gedwongen word om naar een nuchtere André Hazes te luisteren.
Dit was het resultaat van een onbegrijpelijke, humorloze compositie.
Het opiniestuk zou verdraaglijker geweest zijn als de auteur na de eerste zin de pen in de ring zou hebben gegooid. De eerste zin, ‘Delftsche Studenten Weerbaarheid. % Pardon?’, vat de opdringerige mening van de auteur voldoende samen en zou als onderschrift bij de voorpaginafoto al hinderlijk genoeg geweest zijn.
Is het zo dat deze journaliste % na geruisloos in de huid van ene ‘Delta’ te zijn gekropen % de lezer probeert over te halen om zijn of haar opinie te delen, of tracht zij juist een geestig en pretentieloos stukje uit de mouw te schudden? In beide gevallen heeft de auteur volgens mij gefaald.
Het interesseert mij namelijk weinig op welke manier de auteur vorm geeft aan haar afkeer van een bepaalde vereniging. Vrij pijnlijk is overigens dat het hierbij nodig gevonden wordt om een persoon te bekritiseren in plaats van de strijd met inhoudelijke argumenten te voeren.
Een ander bezwaar van de vijf kolommetjes tekst is de irritante manier van schrijven. De vraag is of de journalist noodgedwongen gekozen heeft voor een kwakkelende lagere-schoolstijl (‘Student Floris gebeld.’) of dat dit een vast onderdeel is van het bewust gekozen freelance-imago. Ik ben eigenlijk wel te spreken over het feit dat de auteur zichzelf zo passend omschrijft als ‘de domme verslaggever’.
Delta zou er zeker op vooruit gaan met meer gevarieerde en kritische stukken, maar deze auteur adviseer ik een andere weg in te slaan. Misschien op een lucratieve manier de journalistieke uitdaging zoeken bij het roddelbladencircuit, door Gerard Joling af te plassen of het drankprobleem van André aan het grote publiek uit te leggen?
Christiaan Erdbrink, student civiele techniek
‘Wordt Delft dommer?’ (2)
In Delta 28 schreef ik een ingezonden brief naar aanleiding van een artikel met als kop: ‘Wordt Delft dommer?’ Mij ergerde het zeer dat een aantal hoogleraren werd geïnterviewd die, zonder enige nuancering, kennelijk die stelling steunden. Naar mijn mening was het artikel een niet-verstandige uiting van ongenoegen over onze studenten en ons onderwijs.
Mijn artikel riep veel reacties op. Helaas voor het grootste gedeelte gebaseerd op het idee dat ik de heer Young persoonlijk aanviel. Kennelijk ben ik niet duidelijk genoeg geweest: in het artikel afficheert hij zich als degene die middels een financiëleprikkel het onderwijsrendement verbetert. Uit mijn reactie daarop (je kunt ook het onderwijs verbeteren) hebben enkelen de conclusie getrokken dat ik hem aanval op zijn eigen onderwijsvaardigheden. Dat is echter op geen enkele wijze mijn bedoeling. Waarom zou ik? De heer Young is ongetwijfeld een zeer goede docent, gezien de vele positieve beoordelingen die hij mij liet toekomen. Als de indruk is ontstaan dat hij dat niet is dan spijt mij dat.
Uit de reacties heb ik overigens ook begrepen, en dat lijkt me enige malen belangrijker, dat er overduidelijk behoefte is aan een TU-brede discussie over dit onderwerp. Kort samengevat: de ‘harde aanpak’ of ‘het spannende onderwijs’. Hopelijk is er nu ruimte voor een genuanceerde discussie over die inhoud.
Jan Jacobs, opleidingsdirecteur industrieel ontwerpen
Weerbaarheid
Toen ik een tijd geleden het stukje ‘Soldaatje spelen’ (Delta 27)las, kreeg ik een gevoel dat ik normaal gesproken alleen krijg als ik gedwongen word om naar een nuchtere André Hazes te luisteren. Dit was het resultaat van een onbegrijpelijke, humorloze compositie.
Het opiniestuk zou verdraaglijker geweest zijn als de auteur na de eerste zin de pen in de ring zou hebben gegooid. De eerste zin, ‘Delftsche Studenten Weerbaarheid. % Pardon?’, vat de opdringerige mening van de auteur voldoende samen en zou als onderschrift bij de voorpaginafoto al hinderlijk genoeg geweest zijn.
Is het zo dat deze journaliste % na geruisloos in de huid van ene ‘Delta’ te zijn gekropen % de lezer probeert over te halen om zijn of haar opinie te delen, of tracht zij juist een geestig en pretentieloos stukje uit de mouw te schudden? In beide gevallen heeft de auteur volgens mij gefaald.
Het interesseert mij namelijk weinig op welke manier de auteur vorm geeft aan haar afkeer van een bepaalde vereniging. Vrij pijnlijk is overigens dat het hierbij nodig gevonden wordt om een persoon te bekritiseren in plaats van de strijd met inhoudelijke argumenten te voeren.
Een ander bezwaar van de vijf kolommetjes tekst is de irritante manier van schrijven. De vraag is of de journalist noodgedwongen gekozen heeft voor een kwakkelende lagere-schoolstijl (‘Student Floris gebeld.’) of dat dit een vast onderdeel is van het bewust gekozen freelance-imago. Ik ben eigenlijk wel te spreken over het feit dat de auteur zichzelf zo passend omschrijft als ‘de domme verslaggever’.
Delta zou er zeker op vooruit gaan met meer gevarieerde en kritische stukken, maar deze auteur adviseer ik een andere weg in te slaan. Misschien op een lucratieve manier de journalistieke uitdaging zoeken bij het roddelbladencircuit, door Gerard Joling af te plassen of het drankprobleem van André aan het grote publiek uit te leggen?
Christiaan Erdbrink, student civiele techniek
‘Wordt Delft dommer?’ (2)
In Delta 28 schreef ik een ingezonden brief naar aanleiding van een artikel met als kop: ‘Wordt Delft dommer?’ Mij ergerde het zeer dat een aantal hoogleraren werd geïnterviewd die, zonder enige nuancering, kennelijk die stelling steunden. Naar mijn mening was het artikel een niet-verstandige uiting van ongenoegen over onze studenten en ons onderwijs.
Mijn artikel riep veel reacties op. Helaas voor het grootste gedeelte gebaseerd op het idee dat ik de heer Young persoonlijk aanviel. Kennelijk ben ik niet duidelijk genoeg geweest: in het artikel afficheert hij zich als degene die middels een financiëleprikkel het onderwijsrendement verbetert. Uit mijn reactie daarop (je kunt ook het onderwijs verbeteren) hebben enkelen de conclusie getrokken dat ik hem aanval op zijn eigen onderwijsvaardigheden. Dat is echter op geen enkele wijze mijn bedoeling. Waarom zou ik? De heer Young is ongetwijfeld een zeer goede docent, gezien de vele positieve beoordelingen die hij mij liet toekomen. Als de indruk is ontstaan dat hij dat niet is dan spijt mij dat.
Uit de reacties heb ik overigens ook begrepen, en dat lijkt me enige malen belangrijker, dat er overduidelijk behoefte is aan een TU-brede discussie over dit onderwerp. Kort samengevat: de ‘harde aanpak’ of ‘het spannende onderwijs’. Hopelijk is er nu ruimte voor een genuanceerde discussie over die inhoud.
Jan Jacobs, opleidingsdirecteur industrieel ontwerpen
Comments are closed.