Vierdejaars civielster Bianca Stalenberg studeert als Erasmusstudent in Duitsland. Een Nederlandse in Duitsland; gaat dat wel goed? Het gaat opmerkelijk goed. Geconfronteerd met een Nederlander beginnen de meeste Duitsers over de kaas: Gouda (uit te spreken als ‘goedah’ met een engelse ‘g’).
Na wat oefenen kan men daar zelfs Gouda zeggen, en als ik dan vertel dat ik in Gouda geboren ben, liggen ze weer in een deuk. Een echt kaasmeisje.
Het tweede waarmee de Duitsers ons verbinden zijn onze woonwagens. Dat zorgde bij mij voor vraagtekens totdat ik begreep dat het om caravans ging. Over het algemeen denken Duitsers dus erg in clichés over Nederlanders. Onze Holzschuhe staan hoog in het vaandel en ook de toelpen moet je natuurlijk niet vergeten. Nog één belangrijk item: ons drugsbeleid. Het viel me op dat de Duitsers dat in vergelijking met de Fransen een stuk minder interessant vinden. Hier in Darmstadt hebben we een invasie van Franse Erasmusstudenten en bijna elke Fransman/vrouw vroeg me hoe het nou werkelijk zat, maar ze hebben me niet gevraagd of ik iets mee kon nemen.
Als uitwisselingsstudent volg ik voornamelijk civieltechnische vakjes. De vakken die ik hier haal, worden in Delft erkend. Naast vakken zoals ‘voorgespannen beton’ en ‘dynamica van constructie’ volg ik ook een Duits grammatica vakje. De universiteit heeft een talencentrum waar alle studenten talen leren kunnen en het talencentrum heeft ook een afdeling speciaal voor buitenlandse studenten.
Op de universiteit gaat het er iets anders aan toe dan in Delft. De studieopbouw is heel anders. Ten eerste is een jaar opgedeeld in semesters, zodat je heel veel tentamens in één keer hebt. Dat was wel even wennen. Verder is de vakkenindeling anders. Zo heeft elke sectie zijn eigen vakkenpool. Dit betekent dat je per sectie een aantal vakken volgt en afsluitend tentamen doet in alle vakken tegelijk. Dat was voor mij wel een probleem omdat ik alleen tentamen wilde doen in bijvoorbeeld ‘voorgespannen beton’ en er niet ook ‘gewapend beton’ bij wilde doen. Gelukkig zijn de professoren aardig en valt er altijd wel iets te regelen.
De professoren zijn afstandelijker en je kan ook maar twee uurtjes in de week langskomen met vragen in plaats van wanneer het jou uitkomt. Voor de rest hebben ze eigenlijk geen tijd voor je. Maar voor uitwisselingsstudenten maken ze vaak een uitzondering!
Dictaten zijn er eigenlijk niet, alleen wat kopietjes waar je dan zelf een ringbandje om moet doen en de kopietjes zijn nog vaak met de hand geschreven ook. Dat viel mij behoorlijk tegen.
De universiteit is sterk gedecentraliseerd. Elke sectie heeft een eigen gebouw met eigen regels en een eigen scriptverkooppunt. Een centrale administratie bestaat niet. Je kan ook geen cijferlijsten ophalen, maar voor elk vak dat je gehaald hebt krijg je een papiertje. En de collegekaart is helemaal verbazingwekkend. Nou ja, ‘kaart’ is een duur woord voor een niet geplastificeerd papieren vodje van 15 bij 15 cm.
Verder is het studeren hier heel goedkoop: tweehonderd gulden per semester. Bovendien zit daar een OV-jaarkaart voor de regio bij. Ondanks dat er hier geen beursstelsel is kan iedereen studeren en is er ook geen leeftijdsgrens. Dat maakt het studeren leuk en gezellig tegelijk.
Een Nederlandse in Duitsland; gaat dat wel goed? Het gaat opmerkelijk goed. Geconfronteerd met een Nederlander beginnen de meeste Duitsers over de kaas: Gouda (uit te spreken als ‘goedah’ met een engelse ‘g’). Na wat oefenen kan men daar zelfs Gouda zeggen, en als ik dan vertel dat ik in Gouda geboren ben, liggen ze weer in een deuk. Een echt kaasmeisje.
Het tweede waarmee de Duitsers ons verbinden zijn onze woonwagens. Dat zorgde bij mij voor vraagtekens totdat ik begreep dat het om caravans ging. Over het algemeen denken Duitsers dus erg in clichés over Nederlanders. Onze Holzschuhe staan hoog in het vaandel en ook de toelpen moet je natuurlijk niet vergeten. Nog één belangrijk item: ons drugsbeleid. Het viel me op dat de Duitsers dat in vergelijking met de Fransen een stuk minder interessant vinden. Hier in Darmstadt hebben we een invasie van Franse Erasmusstudenten en bijna elke Fransman/vrouw vroeg me hoe het nou werkelijk zat, maar ze hebben me niet gevraagd of ik iets mee kon nemen.
Als uitwisselingsstudent volg ik voornamelijk civieltechnische vakjes. De vakken die ik hier haal, worden in Delft erkend. Naast vakken zoals ‘voorgespannen beton’ en ‘dynamica van constructie’ volg ik ook een Duits grammatica vakje. De universiteit heeft een talencentrum waar alle studenten talen leren kunnen en het talencentrum heeft ook een afdeling speciaal voor buitenlandse studenten.
Op de universiteit gaat het er iets anders aan toe dan in Delft. De studieopbouw is heel anders. Ten eerste is een jaar opgedeeld in semesters, zodat je heel veel tentamens in één keer hebt. Dat was wel even wennen. Verder is de vakkenindeling anders. Zo heeft elke sectie zijn eigen vakkenpool. Dit betekent dat je per sectie een aantal vakken volgt en afsluitend tentamen doet in alle vakken tegelijk. Dat was voor mij wel een probleem omdat ik alleen tentamen wilde doen in bijvoorbeeld ‘voorgespannen beton’ en er niet ook ‘gewapend beton’ bij wilde doen. Gelukkig zijn de professoren aardig en valt er altijd wel iets te regelen.
De professoren zijn afstandelijker en je kan ook maar twee uurtjes in de week langskomen met vragen in plaats van wanneer het jou uitkomt. Voor de rest hebben ze eigenlijk geen tijd voor je. Maar voor uitwisselingsstudenten maken ze vaak een uitzondering!
Dictaten zijn er eigenlijk niet, alleen wat kopietjes waar je dan zelf een ringbandje om moet doen en de kopietjes zijn nog vaak met de hand geschreven ook. Dat viel mij behoorlijk tegen.
De universiteit is sterk gedecentraliseerd. Elke sectie heeft een eigen gebouw met eigen regels en een eigen scriptverkooppunt. Een centrale administratie bestaat niet. Je kan ook geen cijferlijsten ophalen, maar voor elk vak dat je gehaald hebt krijg je een papiertje. En de collegekaart is helemaal verbazingwekkend. Nou ja, ‘kaart’ is een duur woord voor een niet geplastificeerd papieren vodje van 15 bij 15 cm.
Verder is het studeren hier heel goedkoop: tweehonderd gulden per semester. Bovendien zit daar een OV-jaarkaart voor de regio bij. Ondanks dat er hier geen beursstelsel is kan iedereen studeren en is er ook geen leeftijdsgrens. Dat maakt het studeren leuk en gezellig tegelijk.
Comments are closed.