Mijn afstudeerhoogleraar vroeg mij in het afsluitende praatje na mijn afstudeerpresentatie of ik nog vakken moest doen. Hij refereerde aan een andere student die nog een tweedejaarsvak moest doen na zijn afstuderen.
Een tweedejaarsvak, herhaalde hij bevreemd. De zaal begon te lachen. Niet om die andere student, zoals mijn professor misschien nog steeds denkt, maar om mij. Vooral op de derde rij werd geglunderd. Daar was een student-assistent van het tweedejaars programmeervak (CTif2080 of, vroeger, fc18) net wakker geworden. Vijf jaar geleden was hij nog noviet toen ik novitiaatscommissie deed, nu mag hij mijn computerprogramma gaan controleren.
Afgelopen maandag was het instructiecollege voor het vak. Zoals het bij het eerste (en dit keer ook enige) college van een nieuw blok betaamt, zat een van de grote collegezalen van Civiel mudvol. De docent was net begonnen toen hij opeens begon te zwaaien: ,,Ik groet even een student die hier al voor de zesde maal zit”. De volledige tweedejaars meute draait om die personificatie van ranzigheid eens aandachtig te bekijken. Tsss, voor de zesde keer.
Dit is geen boze droom, het gebeurde echt. Ik dankte de hemel dat ik de afgelopen jaren dat instructiecollege slechts twee keer had bijgewoond, zodat de docent iemand anders aanwees.
Het was wel apart om na twee jaar weer eens in de collegebanken te zitten. Tussen lui die net naar de middelbare school gingen toen ik begon met studeren. Studenten die nog enthousiast hun clubtrui aantrekken naar college. Die gedurende het hele college zitten te kletsen, behalve het internetadres van de hulpwebsite niets opschrijven en die bij de bespreking van het tijdschema inschatten dat ze ten tijde van de eindbesprekingen misschien wel gaan beginnen met de opdracht. Aan de instelling van studenten verandert ook niets.
Langzaamaan begint de dagelijkse praktijk van het studeren aan de TU al plaats te maken voor nostalgisch terugblikken. Ik weet nog goed hoe ik het als vers eerstejaars Bondslid betreurde dat de Bond pas over vijf jaar honderd zou worden. Dat zou ik dus niet meemaken, dan was ik allang afgestudeerd. Intussen is de 102e dies alweer lang geleden gevierd. Of de jaarlijks terugkerende voornemens om nu eens gewoon 42 punten te halen: ha, het was weer september. Het is nooit gelukt, misschien ook omdat ik wegens praktische haalbaarheid voor een studiepunt een dag rekende. Met deze rekenmethode voedde ik de illusie dat ik in een tentamenperiode zeven tentamens kon halen. Verbazingwekkend genoeg ben ik een paar keer gevaarlijk dichtbij dit doel gekomen.
Niet in augustus: dan sneuvelen tentamens altijd aan owee-enthousiasme. Een keer was ik nog half dronken op een tentamen. In mijn herinnering heb ik het analysetentamen slechts voorzien van bloemetjes. Mijn tekenvlijt werd beloond met een 4. Een andere keer, in een overvolle tentamenweek, viel ik in slaap. De koffiedame maakte me wakker door subtiel: ,,deze mevrouw wil zeker wel koffie” in mijn oor te brullen. Opgefrist maakte ik de multiple-choice opgaven van het tentamen nog eens. Sindsdien kan ik slapen iedereenaanraden, want met de geheel nieuwe lettercombinatie haalde ik een 8 voor het vak milieurecht.
Een week geleden had ik mijn laatste schriftelijke tentamen. Tenminste, dat hoop ik, de stof van het vijfjarig curriculumvak bleek meer te zijn veranderd dan ik uit het nieuwe dictaat had opgemaakt. En ik moet dus nog programmeren. Als ik er nou naar streef om op de eerst mogelijke datum voor de eindbespreking klaar te zijn, ben ik misschien wel op tijd klaar voor de laatst mogelijke datum. En, gij tweedejaars die minachtend op het gezwaai van de docent reageerden, wees gewaarschuwd: je bent achtstejaars voordat je de officiële naam van het programmeervak (if2080) weet.
Mijn afstudeerhoogleraar vroeg mij in het afsluitende praatje na mijn afstudeerpresentatie of ik nog vakken moest doen. Hij refereerde aan een andere student die nog een tweedejaarsvak moest doen na zijn afstuderen. Een tweedejaarsvak, herhaalde hij bevreemd. De zaal begon te lachen. Niet om die andere student, zoals mijn professor misschien nog steeds denkt, maar om mij. Vooral op de derde rij werd geglunderd. Daar was een student-assistent van het tweedejaars programmeervak (CTif2080 of, vroeger, fc18) net wakker geworden. Vijf jaar geleden was hij nog noviet toen ik novitiaatscommissie deed, nu mag hij mijn computerprogramma gaan controleren.
Afgelopen maandag was het instructiecollege voor het vak. Zoals het bij het eerste (en dit keer ook enige) college van een nieuw blok betaamt, zat een van de grote collegezalen van Civiel mudvol. De docent was net begonnen toen hij opeens begon te zwaaien: ,,Ik groet even een student die hier al voor de zesde maal zit”. De volledige tweedejaars meute draait om die personificatie van ranzigheid eens aandachtig te bekijken. Tsss, voor de zesde keer.
Dit is geen boze droom, het gebeurde echt. Ik dankte de hemel dat ik de afgelopen jaren dat instructiecollege slechts twee keer had bijgewoond, zodat de docent iemand anders aanwees.
Het was wel apart om na twee jaar weer eens in de collegebanken te zitten. Tussen lui die net naar de middelbare school gingen toen ik begon met studeren. Studenten die nog enthousiast hun clubtrui aantrekken naar college. Die gedurende het hele college zitten te kletsen, behalve het internetadres van de hulpwebsite niets opschrijven en die bij de bespreking van het tijdschema inschatten dat ze ten tijde van de eindbesprekingen misschien wel gaan beginnen met de opdracht. Aan de instelling van studenten verandert ook niets.
Langzaamaan begint de dagelijkse praktijk van het studeren aan de TU al plaats te maken voor nostalgisch terugblikken. Ik weet nog goed hoe ik het als vers eerstejaars Bondslid betreurde dat de Bond pas over vijf jaar honderd zou worden. Dat zou ik dus niet meemaken, dan was ik allang afgestudeerd. Intussen is de 102e dies alweer lang geleden gevierd. Of de jaarlijks terugkerende voornemens om nu eens gewoon 42 punten te halen: ha, het was weer september. Het is nooit gelukt, misschien ook omdat ik wegens praktische haalbaarheid voor een studiepunt een dag rekende. Met deze rekenmethode voedde ik de illusie dat ik in een tentamenperiode zeven tentamens kon halen. Verbazingwekkend genoeg ben ik een paar keer gevaarlijk dichtbij dit doel gekomen.
Niet in augustus: dan sneuvelen tentamens altijd aan owee-enthousiasme. Een keer was ik nog half dronken op een tentamen. In mijn herinnering heb ik het analysetentamen slechts voorzien van bloemetjes. Mijn tekenvlijt werd beloond met een 4. Een andere keer, in een overvolle tentamenweek, viel ik in slaap. De koffiedame maakte me wakker door subtiel: ,,deze mevrouw wil zeker wel koffie” in mijn oor te brullen. Opgefrist maakte ik de multiple-choice opgaven van het tentamen nog eens. Sindsdien kan ik slapen iedereenaanraden, want met de geheel nieuwe lettercombinatie haalde ik een 8 voor het vak milieurecht.
Een week geleden had ik mijn laatste schriftelijke tentamen. Tenminste, dat hoop ik, de stof van het vijfjarig curriculumvak bleek meer te zijn veranderd dan ik uit het nieuwe dictaat had opgemaakt. En ik moet dus nog programmeren. Als ik er nou naar streef om op de eerst mogelijke datum voor de eindbespreking klaar te zijn, ben ik misschien wel op tijd klaar voor de laatst mogelijke datum. En, gij tweedejaars die minachtend op het gezwaai van de docent reageerden, wees gewaarschuwd: je bent achtstejaars voordat je de officiële naam van het programmeervak (if2080) weet.
Comments are closed.