Veel stellingen worden te snel ‘in elkaar geflanst’ en ontberen een goede onderbouwing, vindt dr. Leo Minnigh.Het is een unieke Nederlandse traditie dat een academisch proefschrift wordt begeleid door een aantal stellingen.
In vroegere tijden was het zelfs mogelijk om alleen op stellingen te promoveren. Helaas worden stellingen thans vaak als een archaïsch instituut beschouwd. Maar al te dikwijls worden ze op een achternamiddag ‘in elkaar geflanst’. Dat is jammer. Een promovendus (en daarmee de universitaire instelling) kan met stellingen aan een breed publiek de diepgang en het academisch geschoolde denken tonen.
En wat is dat academische denken dan wel? Observatie, speculatie en falsificatie zijn de stappen van het academische denken. Helaas blijkt dat maar hoogst zelden uit de stellingen. In het algemeen blijft het bij observatie. Het fundament waarop de observatie is gebaseerd – de speculatie – blijft achterwege. Het is aan de opponent om de speculatie te falsificeren, niet de observatie. Aangezien die speculatie maar al te vaak ontbreekt, is iedere mogelijkheid tot falsificatie ontnomen.
Niet alleen helpt de promovendus hiermee de kans om zeep dat een zinvolle discussie ontstaat, – er valt immers niets te verdedigen % ook is merkwaardig hoe nonchalant de promotor bij de voorbespreking zijn goedkeuring geeft aan de stellingsvoorstellen en niet let op dit aspect. Veel stellingen vallen op deze wijze in het water. Dit geldt zowel voor de vakinhoudelijke stellingen, als voor de als grappig of luchtig bedoelde stellingen.
In de bloemlezing ‘De beste stellingen zijn van hout’ (1995), een verzameling van Delftse stellingen die tot deze laatste categorie behoren, bestaat ongeveer driekwart alleen uit een observatie. Slechts passieve goedgelovigheid wordt verlangd bij ‘De beste stellingen zijn van hout’. Dat is een geringschatting van de opponent, die niet mag worden gedwongen om eerst naar de reden te vragen, alvorens oppositie te kunnen voeren.
Het zou het imago van de TU Delft, als instituut van toponderwijs en toponderzoek waar wetenschappelijk denken in het hoogste vaandel zou moeten prijken, ten goede komen, indien de stellingen van Delftse promovendi behalve een observatie ook een speculatie bevatten.
.aut Dr. Leo D. Minnigh, Bibliotheek TU Delft
Veel stellingen worden te snel ‘in elkaar geflanst’ en ontberen een goede onderbouwing, vindt dr. Leo Minnigh.
Het is een unieke Nederlandse traditie dat een academisch proefschrift wordt begeleid door een aantal stellingen. In vroegere tijden was het zelfs mogelijk om alleen op stellingen te promoveren. Helaas worden stellingen thans vaak als een archaïsch instituut beschouwd. Maar al te dikwijls worden ze op een achternamiddag ‘in elkaar geflanst’. Dat is jammer. Een promovendus (en daarmee de universitaire instelling) kan met stellingen aan een breed publiek de diepgang en het academisch geschoolde denken tonen.
En wat is dat academische denken dan wel? Observatie, speculatie en falsificatie zijn de stappen van het academische denken. Helaas blijkt dat maar hoogst zelden uit de stellingen. In het algemeen blijft het bij observatie. Het fundament waarop de observatie is gebaseerd – de speculatie – blijft achterwege. Het is aan de opponent om de speculatie te falsificeren, niet de observatie. Aangezien die speculatie maar al te vaak ontbreekt, is iedere mogelijkheid tot falsificatie ontnomen.
Niet alleen helpt de promovendus hiermee de kans om zeep dat een zinvolle discussie ontstaat, – er valt immers niets te verdedigen % ook is merkwaardig hoe nonchalant de promotor bij de voorbespreking zijn goedkeuring geeft aan de stellingsvoorstellen en niet let op dit aspect. Veel stellingen vallen op deze wijze in het water. Dit geldt zowel voor de vakinhoudelijke stellingen, als voor de als grappig of luchtig bedoelde stellingen.
In de bloemlezing ‘De beste stellingen zijn van hout’ (1995), een verzameling van Delftse stellingen die tot deze laatste categorie behoren, bestaat ongeveer driekwart alleen uit een observatie. Slechts passieve goedgelovigheid wordt verlangd bij ‘De beste stellingen zijn van hout’. Dat is een geringschatting van de opponent, die niet mag worden gedwongen om eerst naar de reden te vragen, alvorens oppositie te kunnen voeren.
Het zou het imago van de TU Delft, als instituut van toponderwijs en toponderzoek waar wetenschappelijk denken in het hoogste vaandel zou moeten prijken, ten goede komen, indien de stellingen van Delftse promovendi behalve een observatie ook een speculatie bevatten.
.aut Dr. Leo D. Minnigh, Bibliotheek TU Delft
Comments are closed.