Opinie

Tegels

Bouwkunde ontstond bijna honderd jaar geleden uit een afsplitsing met Weg- en Waterbouw, tegenwoordig Civiele Techniek. Weg- en Waterbouw is negentiende-eeuws, uit de tijd dat in Nederland het bouwen zich beperkte tot wegen en water op het platteland.

Veel anders werd er toen niet gebouwd. Waar elders in Europa de moderne tijd werd ingezet, rustte Nederland uit van twee vermoeiende eeuwen daarvoor.

In Barcelona, Berlijn, Brussel, Londen, Parijs en Wenen, werd toen de grondslag gelegd voor grootschalige stedenbouw met bijpassende infrastructuur. Was stedenbouw eerder het werk van militairen, toen kwam ook de civiel ingenieur om de hoek kijken. Die had de taak, met het ontwerpen van riolen, plantsoenen en wegen, te zorgen voor gezondheid en transport. In grote steden staan vaak grote gebouwen.

In Nederland – nog steeds geen land van grote steden- ontstond de behoefte aan grotere gebouwen later, toen de twintigste eeuw naderbij kwam. Gebouwen bedoeld voor nieuwe functies: stations, ziekenhuizen, scholen, theaters en musea. Daar hadden civiel ingenieurs nooit kaas van gegeten. Dat was werk voor architecten, lieden die zich vroeger op het ontwerpen van kerken en paleizen voor bisschoppen en keizers hadden toegelegd en verstand hadden ontwikkeld voor eeuwigheid en schoonheid. Ze spraken in geheimtaal en konden zich verstaan met kunstschilders en beeldhouwers. Jonge Nederlanders die dat wilden leren waren in de negentiende eeuw aangewezen op België, Frankrijk en Italië, waar de kaste van de nieuwe bourgeoisie de toon al had gezet en de rol van opdrachtgever van kerk en staat had overgenomen.

Hoe nuttig de meeste gebouwen ook zijn, de culturele component ontbreekt nooit. Bij historische gebouwen is ze zelfs dominant. Soms is ze reden om verandering te vermijden, soms om sloop eeuwig uit te sluiten. Cultuur hecht. Hier onderscheiden gebouwen zich van kanalen, dijken, riolen, tunnels en wegen. Gebouwen hebben bovendien de complexe eigenschap om gedurende de tijd wisselende bestemmingen op te nemen. Ooit als kerk gebouwd werd het later supermarkt, het nonnenklooster bordeel of garage. Beoogde functies spelen in het ontwerp van gebouwen maar een zeer betrekkelijke rol. Veel ontwerpbeslissingen zijn cultureel en de ontwerpmethode vaak intuïtief, zelfs per ontwerper verschillend. Buitenstaanders vinden dit creatief, wetenschappers wantrouwen het graag. Hier conflicteren twee culturen; tekenaars versus rekenaars.

Het had een haar gescheeld of het ontwerpen van gebouwen – de architectuuropleiding – was Delft uitgezet en verplaatst naar de Rijksacademie voor Beeldende kunst, waar sinds het bewind van Lodewijk Napoleon de Prix de Rome voor architectuur wordt georganiseerd. Dit jaar weer. Een uitdagende staatsprijs die ook door jonge Delftse architecten werd gewonnen.

Begin van de maand, op de dag dat het studiejaar begon, stonden in opdacht van het Hoofdgebouw plotseling een groep ijverige tegelleggers bij de entree van Bouwkunde. De natuurstenen tegels waren versleten en aan vervanging toe. De ingang werd voor de helft afgesloten. Na een dag werd de ellende zichtbaar. De nieuwe tegelswaren van een ander formaat, iets kleiner, van een andere grijze kleur en bovendien maar één kleur. In het bestaande patroon is door maatverwantschap de structuur van het gebouw zichtbaar. Zo moet dat blijven, zo had de architect het bepaald. Het Hoofdgebouw had dit over het hoofd gezien. De zaak werd door Bouwkunde plat gelegd en ligt nog plat. Zo ga je niet met gebouwen om. Bij verandering speelt het auteursrecht, bij sloop niet. Dus altijd eerst de architect bellen. Cultuur dwingt. Daarom is bouwkunde lastig, en kost het meer.

Bouwkunde ontstond bijna honderd jaar geleden uit een afsplitsing met Weg- en Waterbouw, tegenwoordig Civiele Techniek. Weg- en Waterbouw is negentiende-eeuws, uit de tijd dat in Nederland het bouwen zich beperkte tot wegen en water op het platteland. Veel anders werd er toen niet gebouwd. Waar elders in Europa de moderne tijd werd ingezet, rustte Nederland uit van twee vermoeiende eeuwen daarvoor.

In Barcelona, Berlijn, Brussel, Londen, Parijs en Wenen, werd toen de grondslag gelegd voor grootschalige stedenbouw met bijpassende infrastructuur. Was stedenbouw eerder het werk van militairen, toen kwam ook de civiel ingenieur om de hoek kijken. Die had de taak, met het ontwerpen van riolen, plantsoenen en wegen, te zorgen voor gezondheid en transport. In grote steden staan vaak grote gebouwen.

In Nederland – nog steeds geen land van grote steden- ontstond de behoefte aan grotere gebouwen later, toen de twintigste eeuw naderbij kwam. Gebouwen bedoeld voor nieuwe functies: stations, ziekenhuizen, scholen, theaters en musea. Daar hadden civiel ingenieurs nooit kaas van gegeten. Dat was werk voor architecten, lieden die zich vroeger op het ontwerpen van kerken en paleizen voor bisschoppen en keizers hadden toegelegd en verstand hadden ontwikkeld voor eeuwigheid en schoonheid. Ze spraken in geheimtaal en konden zich verstaan met kunstschilders en beeldhouwers. Jonge Nederlanders die dat wilden leren waren in de negentiende eeuw aangewezen op België, Frankrijk en Italië, waar de kaste van de nieuwe bourgeoisie de toon al had gezet en de rol van opdrachtgever van kerk en staat had overgenomen.

Hoe nuttig de meeste gebouwen ook zijn, de culturele component ontbreekt nooit. Bij historische gebouwen is ze zelfs dominant. Soms is ze reden om verandering te vermijden, soms om sloop eeuwig uit te sluiten. Cultuur hecht. Hier onderscheiden gebouwen zich van kanalen, dijken, riolen, tunnels en wegen. Gebouwen hebben bovendien de complexe eigenschap om gedurende de tijd wisselende bestemmingen op te nemen. Ooit als kerk gebouwd werd het later supermarkt, het nonnenklooster bordeel of garage. Beoogde functies spelen in het ontwerp van gebouwen maar een zeer betrekkelijke rol. Veel ontwerpbeslissingen zijn cultureel en de ontwerpmethode vaak intuïtief, zelfs per ontwerper verschillend. Buitenstaanders vinden dit creatief, wetenschappers wantrouwen het graag. Hier conflicteren twee culturen; tekenaars versus rekenaars.

Het had een haar gescheeld of het ontwerpen van gebouwen – de architectuuropleiding – was Delft uitgezet en verplaatst naar de Rijksacademie voor Beeldende kunst, waar sinds het bewind van Lodewijk Napoleon de Prix de Rome voor architectuur wordt georganiseerd. Dit jaar weer. Een uitdagende staatsprijs die ook door jonge Delftse architecten werd gewonnen.

Begin van de maand, op de dag dat het studiejaar begon, stonden in opdacht van het Hoofdgebouw plotseling een groep ijverige tegelleggers bij de entree van Bouwkunde. De natuurstenen tegels waren versleten en aan vervanging toe. De ingang werd voor de helft afgesloten. Na een dag werd de ellende zichtbaar. De nieuwe tegelswaren van een ander formaat, iets kleiner, van een andere grijze kleur en bovendien maar één kleur. In het bestaande patroon is door maatverwantschap de structuur van het gebouw zichtbaar. Zo moet dat blijven, zo had de architect het bepaald. Het Hoofdgebouw had dit over het hoofd gezien. De zaak werd door Bouwkunde plat gelegd en ligt nog plat. Zo ga je niet met gebouwen om. Bij verandering speelt het auteursrecht, bij sloop niet. Dus altijd eerst de architect bellen. Cultuur dwingt. Daarom is bouwkunde lastig, en kost het meer.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.