Studentenvereniging CSFR bestaat vijftig jaar. Ter gelegenheid van dit lustrum brachten de reformatorische studenten twee bundels uit.
Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato: het fundamentalistisch gereformeerd studentengezelschap. Met deze vreeswekkende naam geven de christelijke studenten hun grondslagen aan. Streng, rechtlijnig en compromisloos zijn een paar clichés die bij zo’n naam naar boven borrelen. Dat deze gemeenplaatsen waarheid waren in de jaren vijftig staat boven twijfel verheven, maar hoe zit het met de hedendaagse reformatorische studenten?
CSFR werd op 12 oktober 1950 opgericht voor studenten uit enkele gereformeerde kerken en de gereformeerde bond van de hervormde kerk. Ter gelegenheid van het tiende lustrum verschenen twee bundels. De eerste draagt de titel ‘Verbeeld Verleden’ en is vooral voorzien van veel foto’s en historische correspondentie. De pijp heeft het eerste en het laatste woord. Het opent met een lofzang op het tabakroken, geheel in calvinistische stijl: ,,d’asch betuigt elk wat hij is, en wat hij eertijds was”. De pijp’cie heeft de eer het boek af te sluiten met een nostalgisch nawoord.
Veel interessanter is het tweede deel. Het draagt de pretentieuze titel ‘Zoals wij zijn, zo zullen de tijden zijn. Onderzoek naar ontwikkelingen in het denken op het dispuut Johannes Calvijn in de periode 1950 tot 2000’. In een aantal interviews en essays onderzoeken de samenstellers de veranderende verhouding tussen natuurwetenschappen en het geloof en tussen de protestante kerken onderling. Dat beide verhoudingen in het begin buitengewoon gespannen waren, wordt als snel duidelijk.
Gevaarlijk
Vóór de jaren vijftig telden de reformatorische kerken nauwelijks studenten in hun gelederen. Het waren vooral ‘kleine luyden’, die studeren als een uiterst gevaarlijke bezigheid zagen. Techniek mocht nog net, maar andere studierichtingen stonden te ver van de praktijk af en waren daarom voor ‘christenen’ te gevaarlijk. De oprichting van CSFR werd in de reformatorische kring met veel achterdocht bekeken, omdat de leden ,,zonder leiding en zelfstandig critisch onderzoek instellen naar de leer der Waarheid.”
In de jaren zestig deelt student Cornelis Holten zijn voorspellingen voor het jaar 2000 mee. Hij verklaart onder andere dat tegen die tijd de rooms-katholieken, hervormden en gereformeerden samen één vrijzinnig bolwerk gaan vormen. Een vooruitziende blik kan Holten gezien de moeizame oecumene in elk geval niet worden ontzegd. De conclusie: het dispuut dient zich te wapenen en fundamentalistisch te zijn.
Ondanks alle interviews blijft de vraag staan in hoeverre dit alles nu is veranderd. Vast staat dat de CSFR’ers buiten hun eigen kerkmuren zijn gaan kijken en meer zijn gaan lezen dan alleen deboeken van de bevindelijk gereformeerde Van Ruler.
Ook opvallend is het veranderende politieke stemgedrag van de studenten. Uit een tabel blijkt dat de SGP weliswaar nog steeds veruit de populairste partij is, maar ook dat de PvdA en Groen Links zich in de jaren negentig in grote belangstelling mochten verheugen vanwege het idealisme en de aandacht voor het sociale vraagstuk.
En toch blijft na lezing de smaak van fundamentalisme hangen. Een belangrijke notie in bevindelijk gereformeerde kringen is het zogenaamde theocratisch ideaal. Dat is een staatsvorm waarin God als onmiddellijke gezagsdrager wordt erkend. Deze gedachte hangt nauw samen met het ideaal van één ongedeelde christelijke kerk. En juist het ontstaan daarvan proberen de reformatorische kerken blijkens deze bundel met man en macht te voorkomen.
Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato: het fundamentalistisch gereformeerd studentengezelschap. Met deze vreeswekkende naam geven de christelijke studenten hun grondslagen aan. Streng, rechtlijnig en compromisloos zijn een paar clichés die bij zo’n naam naar boven borrelen. Dat deze gemeenplaatsen waarheid waren in de jaren vijftig staat boven twijfel verheven, maar hoe zit het met de hedendaagse reformatorische studenten?
CSFR werd op 12 oktober 1950 opgericht voor studenten uit enkele gereformeerde kerken en de gereformeerde bond van de hervormde kerk. Ter gelegenheid van het tiende lustrum verschenen twee bundels. De eerste draagt de titel ‘Verbeeld Verleden’ en is vooral voorzien van veel foto’s en historische correspondentie. De pijp heeft het eerste en het laatste woord. Het opent met een lofzang op het tabakroken, geheel in calvinistische stijl: ,,d’asch betuigt elk wat hij is, en wat hij eertijds was”. De pijp’cie heeft de eer het boek af te sluiten met een nostalgisch nawoord.
Veel interessanter is het tweede deel. Het draagt de pretentieuze titel ‘Zoals wij zijn, zo zullen de tijden zijn. Onderzoek naar ontwikkelingen in het denken op het dispuut Johannes Calvijn in de periode 1950 tot 2000’. In een aantal interviews en essays onderzoeken de samenstellers de veranderende verhouding tussen natuurwetenschappen en het geloof en tussen de protestante kerken onderling. Dat beide verhoudingen in het begin buitengewoon gespannen waren, wordt als snel duidelijk.
Gevaarlijk
Vóór de jaren vijftig telden de reformatorische kerken nauwelijks studenten in hun gelederen. Het waren vooral ‘kleine luyden’, die studeren als een uiterst gevaarlijke bezigheid zagen. Techniek mocht nog net, maar andere studierichtingen stonden te ver van de praktijk af en waren daarom voor ‘christenen’ te gevaarlijk. De oprichting van CSFR werd in de reformatorische kring met veel achterdocht bekeken, omdat de leden ,,zonder leiding en zelfstandig critisch onderzoek instellen naar de leer der Waarheid.”
In de jaren zestig deelt student Cornelis Holten zijn voorspellingen voor het jaar 2000 mee. Hij verklaart onder andere dat tegen die tijd de rooms-katholieken, hervormden en gereformeerden samen één vrijzinnig bolwerk gaan vormen. Een vooruitziende blik kan Holten gezien de moeizame oecumene in elk geval niet worden ontzegd. De conclusie: het dispuut dient zich te wapenen en fundamentalistisch te zijn.
Ondanks alle interviews blijft de vraag staan in hoeverre dit alles nu is veranderd. Vast staat dat de CSFR’ers buiten hun eigen kerkmuren zijn gaan kijken en meer zijn gaan lezen dan alleen deboeken van de bevindelijk gereformeerde Van Ruler.
Ook opvallend is het veranderende politieke stemgedrag van de studenten. Uit een tabel blijkt dat de SGP weliswaar nog steeds veruit de populairste partij is, maar ook dat de PvdA en Groen Links zich in de jaren negentig in grote belangstelling mochten verheugen vanwege het idealisme en de aandacht voor het sociale vraagstuk.
En toch blijft na lezing de smaak van fundamentalisme hangen. Een belangrijke notie in bevindelijk gereformeerde kringen is het zogenaamde theocratisch ideaal. Dat is een staatsvorm waarin God als onmiddellijke gezagsdrager wordt erkend. Deze gedachte hangt nauw samen met het ideaal van één ongedeelde christelijke kerk. En juist het ontstaan daarvan proberen de reformatorische kerken blijkens deze bundel met man en macht te voorkomen.
Comments are closed.