Frank Biesboer, De kandidaat die geen hoofdredacteur mocht worden, reageert op de open brief van collegevoorzitter De Voogd. Eindelijk, drie maanden nadat ik hoorde dat het college van bestuur mij ondanks de voordracht door de sollicitatiecommissie niet wilde benoemen als hoofdredacteur van Delta, lees ik wat de argumenten zijn.
Tot dan had ik het alleen met de opmerking van voorzitter Meijer van de sollicitatiecommissie moeten doen, namelijk dat mijn vroegere hoofdredacteurschap van de Waarheid een onoverkomelijk probleem vormde. Vorige week kreeg ik, overigens na verschillende keren aandringen mij officieel te informeren, een kopietje van de ingezonden brief van collegevoorzitter De Voogd in Delta. Netjes is anders.
Het is niet nodig dat ik in deze ingezonden brief mijn kandidatuur ga verdedigen. Ik heb dat al veel eerder gedaan – vorig jaar augustus – voor de sollicitatiecommissie in twee uitvoerige gesprekken. Ik heb deze commissie naast mijn referenties een selectie van artikelen overhandigd die ik de laatste tijd heb geschreven over academische en technische onderwerpen, een beetje inschattend welke van mijn kwaliteiten het beste bij Delta zouden passen. Er zat ook nog een artikel bij uit 1995 waarin ik het huidige cvb-lid prof. Berkhout interviewde over de vraag of er topinstituten moesten komen.
Het College van Bestuur vond het niet nodig met mij te praten, noch mijn artikelen te lezen. Mijn Waarheid-verleden was voldoende om mij af te wijzen, zo schrijft De Voogd. Je zou de vraag kunnen stellen wie beter in staat is een oordeel te vellen over mijn journalistieke en leiderschapskwaliteiten: het college van cestuur of de sollicitatiecommissie met mensen uit de redactie van Delta, de redactieraad en de directeur Communicatie.
Als subject van de hele affaire wil ik nog wel iets kwijt over de ingezonden brief van De Voogd. Hij werpt mij partijdigheid voor de voeten. Dat woord moet je zorgvuldig gebruiken. Natuurlijk was de Waarheid in de tijd dat ik er leiding aan gaf partijdig: we profileerden ons immers als ‘het dagblad voor heel links’, daar maakten we journalistiek mee. Maar er was geen partijdigheid in de zin dat er in de kolommen geen kritische geluiden zouden klinken over de linkse ideologieën. Dat gebeurde volop, maar wel anders dan je bijvoorbeeld in die tijd van de Telegraaf kon verwachten. Het was een kritische houding vanuit betrokkenheid, serieus en precies, niet met houwdegens of karwats.
Na het verdwijnen van de Waarheid negen jaar geleden werkte ik bij bladen over wetenschap, technologie en samenleving, openbaar bestuur en milieuwethandhaving. In die bladen telden alleen de interesse in het onderwerp, de journalistieke scherpte en het vakmanschap. De tijd van de partijdigejournalistiek – let goed op de betekenis die ik aan dat begrip geef – is echt voorbij.
Wat me in de brief van De Voogd opvalt is dat hij van zijn kant anno 1999 wel een bepaalde partijdigheid van de hoofdredacteur van Delta verlangt. Hij zegt namelijk dat de hoofdredacteur ,,zich niet tegen de belangen van de universiteit kan keren” en ,,moet zorgen voor evenwicht tussen journalistieke vrijheid en het belang van zijn TU”. Dergelijke zinnen kunnen al gauw gaan werken als de groene zeep op de moeizame helling van de journalistieke onafhankelijkheid. Want wie definieert het belang van de TU? Het college van bestuur, prof. Mooij van de vakgroep nanotechnologie of de onderzoekschool TRAIL?
Het belang van de TU kent vele invullingen en gezichten, is ook niet statisch en voor eens gegeven. Ik zie het dan ook als een van de taken van een universiteitsblad om zichtbaar te maken hoe dat belang van de TU in ontwikkeling is en verandert, wat de hoofdrichting is en wat de differentiaties zijn, en om de discussie daarover in beeld te brengen en aan te wakkeren. De journalistieke vrijheid van een universiteitsblad staat met andere woorden niet tegenover het belang van de TU, maar maakt het juist tot een van de centrale onderwerpen van het journalistieke werk. Zo zou ik het tenminste aanpakken. Met voor mezelf de eis dat dat gebeurt met betrokkenheid en interesse, serieus en precies.
,
Eindelijk, drie maanden nadat ik hoorde dat het college van bestuur mij ondanks de voordracht door de sollicitatiecommissie niet wilde benoemen als hoofdredacteur van Delta, lees ik wat de argumenten zijn. Tot dan had ik het alleen met de opmerking van voorzitter Meijer van de sollicitatiecommissie moeten doen, namelijk dat mijn vroegere hoofdredacteurschap van de Waarheid een onoverkomelijk probleem vormde. Vorige week kreeg ik, overigens na verschillende keren aandringen mij officieel te informeren, een kopietje van de ingezonden brief van collegevoorzitter De Voogd in Delta. Netjes is anders.
Het is niet nodig dat ik in deze ingezonden brief mijn kandidatuur ga verdedigen. Ik heb dat al veel eerder gedaan – vorig jaar augustus – voor de sollicitatiecommissie in twee uitvoerige gesprekken. Ik heb deze commissie naast mijn referenties een selectie van artikelen overhandigd die ik de laatste tijd heb geschreven over academische en technische onderwerpen, een beetje inschattend welke van mijn kwaliteiten het beste bij Delta zouden passen. Er zat ook nog een artikel bij uit 1995 waarin ik het huidige cvb-lid prof. Berkhout interviewde over de vraag of er topinstituten moesten komen.
Het College van Bestuur vond het niet nodig met mij te praten, noch mijn artikelen te lezen. Mijn Waarheid-verleden was voldoende om mij af te wijzen, zo schrijft De Voogd. Je zou de vraag kunnen stellen wie beter in staat is een oordeel te vellen over mijn journalistieke en leiderschapskwaliteiten: het college van cestuur of de sollicitatiecommissie met mensen uit de redactie van Delta, de redactieraad en de directeur Communicatie.
Als subject van de hele affaire wil ik nog wel iets kwijt over de ingezonden brief van De Voogd. Hij werpt mij partijdigheid voor de voeten. Dat woord moet je zorgvuldig gebruiken. Natuurlijk was de Waarheid in de tijd dat ik er leiding aan gaf partijdig: we profileerden ons immers als ‘het dagblad voor heel links’, daar maakten we journalistiek mee. Maar er was geen partijdigheid in de zin dat er in de kolommen geen kritische geluiden zouden klinken over de linkse ideologieën. Dat gebeurde volop, maar wel anders dan je bijvoorbeeld in die tijd van de Telegraaf kon verwachten. Het was een kritische houding vanuit betrokkenheid, serieus en precies, niet met houwdegens of karwats.
Na het verdwijnen van de Waarheid negen jaar geleden werkte ik bij bladen over wetenschap, technologie en samenleving, openbaar bestuur en milieuwethandhaving. In die bladen telden alleen de interesse in het onderwerp, de journalistieke scherpte en het vakmanschap. De tijd van de partijdigejournalistiek – let goed op de betekenis die ik aan dat begrip geef – is echt voorbij.
Wat me in de brief van De Voogd opvalt is dat hij van zijn kant anno 1999 wel een bepaalde partijdigheid van de hoofdredacteur van Delta verlangt. Hij zegt namelijk dat de hoofdredacteur ,,zich niet tegen de belangen van de universiteit kan keren” en ,,moet zorgen voor evenwicht tussen journalistieke vrijheid en het belang van zijn TU”. Dergelijke zinnen kunnen al gauw gaan werken als de groene zeep op de moeizame helling van de journalistieke onafhankelijkheid. Want wie definieert het belang van de TU? Het college van bestuur, prof. Mooij van de vakgroep nanotechnologie of de onderzoekschool TRAIL?
Het belang van de TU kent vele invullingen en gezichten, is ook niet statisch en voor eens gegeven. Ik zie het dan ook als een van de taken van een universiteitsblad om zichtbaar te maken hoe dat belang van de TU in ontwikkeling is en verandert, wat de hoofdrichting is en wat de differentiaties zijn, en om de discussie daarover in beeld te brengen en aan te wakkeren. De journalistieke vrijheid van een universiteitsblad staat met andere woorden niet tegenover het belang van de TU, maar maakt het juist tot een van de centrale onderwerpen van het journalistieke werk. Zo zou ik het tenminste aanpakken. Met voor mezelf de eis dat dat gebeurt met betrokkenheid en interesse, serieus en precies.
Eindelijk, drie maanden nadat ik hoorde dat het college van bestuur mij ondanks de voordracht door de sollicitatiecommissie niet wilde benoemen als hoofdredacteur van Delta, lees ik wat de argumenten zijn. Tot dan had ik het alleen met de opmerking van voorzitter Meijer van de sollicitatiecommissie moeten doen, namelijk dat mijn vroegere hoofdredacteurschap van de Waarheid een onoverkomelijk probleem vormde. Vorige week kreeg ik, overigens na verschillende keren aandringen mij officieel te informeren, een kopietje van de ingezonden brief van collegevoorzitter De Voogd in Delta. Netjes is anders.
Het is niet nodig dat ik in deze ingezonden brief mijn kandidatuur ga verdedigen. Ik heb dat al veel eerder gedaan – vorig jaar augustus – voor de sollicitatiecommissie in twee uitvoerige gesprekken. Ik heb deze commissie naast mijn referenties een selectie van artikelen overhandigd die ik de laatste tijd heb geschreven over academische en technische onderwerpen, een beetje inschattend welke van mijn kwaliteiten het beste bij Delta zouden passen. Er zat ook nog een artikel bij uit 1995 waarin ik het huidige cvb-lid prof. Berkhout interviewde over de vraag of er topinstituten moesten komen.
Het College van Bestuur vond het niet nodig met mij te praten, noch mijn artikelen te lezen. Mijn Waarheid-verleden was voldoende om mij af te wijzen, zo schrijft De Voogd. Je zou de vraag kunnen stellen wie beter in staat is een oordeel te vellen over mijn journalistieke en leiderschapskwaliteiten: het college van cestuur of de sollicitatiecommissie met mensen uit de redactie van Delta, de redactieraad en de directeur Communicatie.
Als subject van de hele affaire wil ik nog wel iets kwijt over de ingezonden brief van De Voogd. Hij werpt mij partijdigheid voor de voeten. Dat woord moet je zorgvuldig gebruiken. Natuurlijk was de Waarheid in de tijd dat ik er leiding aan gaf partijdig: we profileerden ons immers als ‘het dagblad voor heel links’, daar maakten we journalistiek mee. Maar er was geen partijdigheid in de zin dat er in de kolommen geen kritische geluiden zouden klinken over de linkse ideologieën. Dat gebeurde volop, maar wel anders dan je bijvoorbeeld in die tijd van de Telegraaf kon verwachten. Het was een kritische houding vanuit betrokkenheid, serieus en precies, niet met houwdegens of karwats.
Na het verdwijnen van de Waarheid negen jaar geleden werkte ik bij bladen over wetenschap, technologie en samenleving, openbaar bestuur en milieuwethandhaving. In die bladen telden alleen de interesse in het onderwerp, de journalistieke scherpte en het vakmanschap. De tijd van de partijdigejournalistiek – let goed op de betekenis die ik aan dat begrip geef – is echt voorbij.
Wat me in de brief van De Voogd opvalt is dat hij van zijn kant anno 1999 wel een bepaalde partijdigheid van de hoofdredacteur van Delta verlangt. Hij zegt namelijk dat de hoofdredacteur ,,zich niet tegen de belangen van de universiteit kan keren” en ,,moet zorgen voor evenwicht tussen journalistieke vrijheid en het belang van zijn TU”. Dergelijke zinnen kunnen al gauw gaan werken als de groene zeep op de moeizame helling van de journalistieke onafhankelijkheid. Want wie definieert het belang van de TU? Het college van bestuur, prof. Mooij van de vakgroep nanotechnologie of de onderzoekschool TRAIL?
Het belang van de TU kent vele invullingen en gezichten, is ook niet statisch en voor eens gegeven. Ik zie het dan ook als een van de taken van een universiteitsblad om zichtbaar te maken hoe dat belang van de TU in ontwikkeling is en verandert, wat de hoofdrichting is en wat de differentiaties zijn, en om de discussie daarover in beeld te brengen en aan te wakkeren. De journalistieke vrijheid van een universiteitsblad staat met andere woorden niet tegenover het belang van de TU, maar maakt het juist tot een van de centrale onderwerpen van het journalistieke werk. Zo zou ik het tenminste aanpakken. Met voor mezelf de eis dat dat gebeurt met betrokkenheid en interesse, serieus en precies.
Comments are closed.