Opinie

‘The Critical Landscape’ geen handleiding voor de prakticus

‘The Critical Landscape’, Uitgeverij 010, 255 pagina’s gebonden, studentenprijs: 17,50 gulden, boekenshop Bouwkunde. ISBN 9064502900.

Wie dacht dat de taak van een architect bestaat uit het neerzetten van deugdelijke gebouwen alleen, heeft het goed mis. Een goede architect kan ook goed ouwehoeren. Het liefst over de ethische, esthetische en maatschappelijke kanten van het vak. Zijn idioom kan hij halen uit de architectuurtheorieliteratuur.

Vijf jaar heeft het gekost de 255 pagina’s van ‘The Critical Landscape’ vol te krijgen. Zestien meer en minder bekende namen uit het vak – theoretici, critici én architecten – geven in dit fraai uitgevoerde boek hun visie op het architectuurdebat. Het boek, vanwege het internationale karakter van het debat geheel in het Engels geschreven, bestaat uit een serie essays.

De essays zijn geschreven door deelnemers aan de Hotel New York Conferences, vijf jaar geleden gehouden in het Rotterdamse hotel met dezelfde naam. Op deze conferentie gingen architectuurcritici uit de hele wereld met elkaar in discussie over hun visies op architectuur. Het boek moet het tastbare resultaat van die discussie zijn en is opgezet als theorieboek dat, volgens het voorwoord, een groot deel van het architectuurtheoretische veld (‘The Critical Landscape’) moet dekken.

In datzelfde voorwoord schrijft series editor Jasper de Haan dat ‘The Critical Landscape’ een ,,ingang moest worden voor mensen die het debat nooit gevolgd hebben en een manier om de draad weer op te pakken voor mensen die deze onderweg weer kwijt waren geraakt”. Helaas zijn niet alle bijdragen in het boek voor de onbevangen leek even makkelijk leesbaar. Die stukken zijn kennelijk bedoeld voor de lezer die de draad weer oppakt.
Bovenwereld

Leuk en ook voor de niet-ingewijden interessant is de verhandeling van de New Yorker Kyong Park. Het gaat over world’s first post-disarmament, weapon-based family entertainment theme park, het Nuclear Heritage Park. De bedoeling is bestaande militaire installaties en technologieën zo te veranderen en te ontwikkelen dat ze gebruikt kunnen worden voor virtueel vermaak. Park somt een waslijst van defensie- en wapensystemen op die voor dit doel gebruikt kunnen worden: Awac, Aegis, Norad, MX Peacekeepers, MPS, SM-2 missiles, etcetera. De illustraties bij Parks bijdrage lijken rechtstreeks uit de catalogi van de wapenhandel te komen.

Technologieën met een militaire oorsprong (virtual reality bijvoorbeeld) hebben hun plaats gevonden in de bovenwereld, waar ze geen dood en verderf zaaien maar verstrooiïng bieden. Park voorziet een nieuwe world domination, die van het amusement: ,,We may consider the technologies and power of entertainment as the next source of global domination”, schrijfthij in een voetnoot bij zijn stuk. In die nieuwe wereldheerschappij zal voor de wapenindustrie een grote rol weggelegd zijn. Het was namelijk, schrijft hij, het militair apparaat dat de global village creëerde. Met computers die krachtig en snel genoeg zijn, moet het mogelijk zijn een totaal imaginaire wereld te maken waarin we kunnen leven zonder er werkelijk te zijn.

Dat is op zich geen nieuws. De conclusie die Park aan dit cyberspace-scenario koppelt is interessanter. Park: ,,De wapens en systemen die oorspronkelijk ontworpen waren om ons fysiek te vernietigen, vallen nu onze sociale en persoonlijke identiteit aan.” Hij noemt als voorbeelden de ontwikkeling van sensor-gestuurde software in straaljagers die – buiten de mens om – beslissingen neemt en ook het onderzoek naar micro-machientjes die het menselijk lichaam van binnenuit, door de bloedbanen, aanvallen. De rol van het menselijk lichaam is uitgespeeld.

Met het oog op de aanwezigheid van wapens die in staat zijn al het leven op aarde te vernietigen, lijkt het Park niet meer dan logisch een wereld te maken die niet langer tastbaar en fysiek is en daardoor onvernietigbaar. ‘So come to the Nuclear Heritage Park’ (…) It is better than any laser light show at a rock concert because you know the action is for real.’ Inderdaad, Kyong Park gaat diep, maar het cynische toekomstbeeld dat hij schetst is bij de massa al bekend uit sf-films als ‘Predator’ en ‘Terminator’.
Vaag

The Critical Landscape moet volgens het voorwoord een antwoord geven op de vraag wat een architect op dit moment zou moeten doen. Het antwoord op die vraag blijft in dit boek vaag. Het is interessant te lezen hoe verschillende mensen op een andere manier tegen architectuur aankijken. Wat Kyong Park betreft kun je zelfs over architectuur praten zonder het over gebouwen te hebben. Voor de meer academisch ingestelde bouwkundestudent kan dit boek een goed theoretisch kader bieden om een eigen visie te ontwikkelen. In dat opzicht is deze ‘handleiding voor de moderne kritische architect’ geslaagd. Voor de meer praktisch ingestelden komt ‘The Critical Landscape’ waarschijnlijk meer over als gebakken lucht voor de fijnproever.
(P.v.D.)

Wie dacht dat de taak van een architect bestaat uit het neerzetten van deugdelijke gebouwen alleen, heeft het goed mis. Een goede architect kan ook goed ouwehoeren. Het liefst over de ethische, esthetische en maatschappelijke kanten van het vak. Zijn idioom kan hij halen uit de architectuurtheorieliteratuur.

Vijf jaar heeft het gekost de 255 pagina’s van ‘The Critical Landscape’ vol te krijgen. Zestien meer en minder bekende namen uit het vak – theoretici, critici én architecten – geven in dit fraai uitgevoerde boek hun visie op het architectuurdebat. Het boek, vanwege het internationale karakter van het debat geheel in het Engels geschreven, bestaat uit een serie essays.

De essays zijn geschreven door deelnemers aan de Hotel New York Conferences, vijf jaar geleden gehouden in het Rotterdamse hotel met dezelfde naam. Op deze conferentie gingen architectuurcritici uit de hele wereld met elkaar in discussie over hun visies op architectuur. Het boek moet het tastbare resultaat van die discussie zijn en is opgezet als theorieboek dat, volgens het voorwoord, een groot deel van het architectuurtheoretische veld (‘The Critical Landscape’) moet dekken.

In datzelfde voorwoord schrijft series editor Jasper de Haan dat ‘The Critical Landscape’ een ,,ingang moest worden voor mensen die het debat nooit gevolgd hebben en een manier om de draad weer op te pakken voor mensen die deze onderweg weer kwijt waren geraakt”. Helaas zijn niet alle bijdragen in het boek voor de onbevangen leek even makkelijk leesbaar. Die stukken zijn kennelijk bedoeld voor de lezer die de draad weer oppakt.
Bovenwereld

Leuk en ook voor de niet-ingewijden interessant is de verhandeling van de New Yorker Kyong Park. Het gaat over world’s first post-disarmament, weapon-based family entertainment theme park, het Nuclear Heritage Park. De bedoeling is bestaande militaire installaties en technologieën zo te veranderen en te ontwikkelen dat ze gebruikt kunnen worden voor virtueel vermaak. Park somt een waslijst van defensie- en wapensystemen op die voor dit doel gebruikt kunnen worden: Awac, Aegis, Norad, MX Peacekeepers, MPS, SM-2 missiles, etcetera. De illustraties bij Parks bijdrage lijken rechtstreeks uit de catalogi van de wapenhandel te komen.

Technologieën met een militaire oorsprong (virtual reality bijvoorbeeld) hebben hun plaats gevonden in de bovenwereld, waar ze geen dood en verderf zaaien maar verstrooiïng bieden. Park voorziet een nieuwe world domination, die van het amusement: ,,We may consider the technologies and power of entertainment as the next source of global domination”, schrijfthij in een voetnoot bij zijn stuk. In die nieuwe wereldheerschappij zal voor de wapenindustrie een grote rol weggelegd zijn. Het was namelijk, schrijft hij, het militair apparaat dat de global village creëerde. Met computers die krachtig en snel genoeg zijn, moet het mogelijk zijn een totaal imaginaire wereld te maken waarin we kunnen leven zonder er werkelijk te zijn.

Dat is op zich geen nieuws. De conclusie die Park aan dit cyberspace-scenario koppelt is interessanter. Park: ,,De wapens en systemen die oorspronkelijk ontworpen waren om ons fysiek te vernietigen, vallen nu onze sociale en persoonlijke identiteit aan.” Hij noemt als voorbeelden de ontwikkeling van sensor-gestuurde software in straaljagers die – buiten de mens om – beslissingen neemt en ook het onderzoek naar micro-machientjes die het menselijk lichaam van binnenuit, door de bloedbanen, aanvallen. De rol van het menselijk lichaam is uitgespeeld.

Met het oog op de aanwezigheid van wapens die in staat zijn al het leven op aarde te vernietigen, lijkt het Park niet meer dan logisch een wereld te maken die niet langer tastbaar en fysiek is en daardoor onvernietigbaar. ‘So come to the Nuclear Heritage Park’ (…) It is better than any laser light show at a rock concert because you know the action is for real.’ Inderdaad, Kyong Park gaat diep, maar het cynische toekomstbeeld dat hij schetst is bij de massa al bekend uit sf-films als ‘Predator’ en ‘Terminator’.
Vaag

The Critical Landscape moet volgens het voorwoord een antwoord geven op de vraag wat een architect op dit moment zou moeten doen. Het antwoord op die vraag blijft in dit boek vaag. Het is interessant te lezen hoe verschillende mensen op een andere manier tegen architectuur aankijken. Wat Kyong Park betreft kun je zelfs over architectuur praten zonder het over gebouwen te hebben. Voor de meer academisch ingestelde bouwkundestudent kan dit boek een goed theoretisch kader bieden om een eigen visie te ontwikkelen. In dat opzicht is deze ‘handleiding voor de moderne kritische architect’ geslaagd. Voor de meer praktisch ingestelden komt ‘The Critical Landscape’ waarschijnlijk meer over als gebakken lucht voor de fijnproever.
(P.v.D.)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.