Campus

Opleidingen buigen voor de arbeidsmarkt

Leiden academische studies onvermijdelijk op voor een werkloosheidsuitkering, of is het wel degelijk mogelijk om de kans op werk te beïnvloeden? Nu de werkloosheid onder hoger opgeleiden schrikbarend stijgt, is het taboe op die discussie doorbroken.

De band tussen studieprogramma en carrière wordt steeds intensiever bezien.

De cijfers spreken voor zich: één op de drie academici wordt werkloos. Binnenkort wordt de honderdduizendste academicus door een arbeidsbureau ingeschreven. En het ziet er niet naar uit dat die situatie snel ten goede zal keren. Het aantal jongeren neemt wel af, maar de belangstelling voor het hoger onderwijs groeit nog. De veronderstelling dat de hoogste opleiding de beste kansen biedt op de arbeidsmarkt, is onuitroeibaar.

De universiteiten negeren de cijfers niet. Het gevoel dat zij niets te maken hebben met de werkloosheid van hun afgestudeerden, maakt plaats voor een gevoel van zorg. Daarbij blijft de oplossing niet beperkt tot loopbaan- en sollicitatiecursussen. De aandacht verschuift naar een meer fundamentele aanpak. Bijvoorbeeld: kan een ander studieprogramma de kans op een baan vergroten? Lange tijd was er veel durf nodig om die vraag te stellen. ,,Die verdomde waan van de dag”, gromden sceptici dan. Het water stijgt echter tot aan de lippen. Staatssecretaris Nuis spreekt al de hoop uit dat ,,in het nieuwe stelsel van hoger onderwijs opleidingen met een hoog percentage werklozen als het ware vanzelf uit het systeem vallen”.

Dwang is daarbij zeker niet uitgesloten, bleek vorige week woensdag tijdens een discussie georganiseerd door de vereniging van universiteiten (VSNU) in Utrecht. Plaatsvervangend directeur wetenschappelijk onderwijs S. van den Eijnden van het ministerie van onderwijs zei daar: ,,Ik kan me heel goed voorstellen dat de overheid in de toekomst anders omgaat met de bekostiging van ondoelmatige studies.” Met andere woorden: wie bij de samenstelling van zijn programma’s niet naar de arbeidsmarkt kijkt, kan een subsidieverlaging van de overheid tegemoet zien.

Een dreigement dat de universiteiten niet naast zich neer kunnen leggen. De belastingbetaler wil waar voor zijn geld. De vraag daarbij is natuurlijk òf een ander programma de kans op werk kan vergroten, en òf een hoog aantal percentage werklozen iets zegt over de ‘doelmatigheid’ van de opleiding.
Cruciaal

Volgens de Amsterdamse onderwijssocioloog prof.dr. J. Dronkers kan op deze stellingen worden afgedongen. Een nauwe aansluiting tussen opleiding en werk stelt volgens hem een aantal ‘onwaarschijnlijke’ voorwaarden. De praktijk wijst uit dat daar niet aan wordt voldaan. Zo neemt een werkgever liever een slimme afgestudeerde aan met een minder goed aansluitende opleiding, dan een domme die wel een passende studie heeftgevolgd. Verder kiezen studenten meestal een studie die zij ‘leuk’ vinden. De kans op werk speelt nauwelijks een rol. En is dat wel zo, dan hebben jongeren vaak een volkomen misplaatst beeld van de inhoud van een beroep.

Eenmaal afgestudeerd, komen academici in een waaier van beroepen terecht, aldus Dronkers. Vooral studenten die een alfa- of een gammastudie hebben gevolgd, ,,maar zelfs de voorzitter van Elsevier, Vinken. Dat is een chirurg”. Universiteiten leiden studenten nu eenmaal niet op voor een beroep zoals het hbo, luidt een veelgehoord bezwaar tegen de theorieën van staatssecretaris Nuis. Dat mag zo zijn – waar hun studenten uiteindelijk terecht komen, weten de instellingen nauwelijks. Dronkers kon zijn uitspraken tenminste nog baseren op een onderzoek onder 58 afgestudeerden van de Universiteit van Amsterdam.

Zulke informatie is cruciaal in het politieke debat, waarschuwde Van den Eijnden in Utrecht. Harde cijfers over de levensloop van academici maken meer indruk op politici dan als clichés ervaren protesten.

Het best zou zijn dat de universiteiten, net als het hbo, al hun afgestudeerden op een systematische manier gaan ‘volgen’, vond Van den Eijnden. Welke banen hebben zij achtereenvolgens, hoe zijn ze daar terecht gekomen, en welk nut had hun opleiding daarbij? Met vergelijkbare landelijke gegevens in de hand kan een opleiding dan besluiten dat het programma anders moet. ,,Een 1 op 1 afstemming kan niet, maar je kunt wel trends aangeven”, dacht VNO-onderwijsmedewerker drs. A.J. Renique.

Blik in de keuken

Het ziet er echter niet naar uit dat de universiteiten zo’n landelijke ‘monitor’ gaan invoeren. Een monitor als in het hbo is hun te steriel en te oppervlakkig, bleek in Utrecht. De universiteiten willen zelf de onderzoeksvragen kunnen bepalen, en daaraan stelt de ene faculteit heel andere eisen dan de andere. Bovendien is men bang voor ongewenste blikken in de eigen keuken. In het VSNU-blad Opinie zegt prof.dr. G. van Veldhoven dat gezamenlijk onderzoek niet onverstandig is. Tegelijk heeft hij ‘enige aarzeling’. Kunnen de uitkomsten ertoe leiden dat zijn universiteit een opleiding moet sluiten, of ertoe wordt gedwongen een bepaalde opleiding te beginnen? ,,Dan heb ik er geen behoefte aan.”

Inmiddels wordt van zulk onderzoek door individuele faculteiten steeds meer werk gemaakt. Uit een overzicht van de VSNU blijkt dat de dertien instellingen zelf al op diverse manieren aan de slag zijn gegaan. In Groningen bijvoorbeeld wordt het programma van de vakgroep bedrijfskunde ingrijpend veranderd na een onderzoek onder driehonderd afgestudeerden. In plaats van losse vakken wordt de stof meer geïntegreerd. Verder worden de contacten met het bedrijfsleven meer gestructureerd.

Werkgevers blijken vaak een onduidelijk beeld te hebben van de opleiding. Verscheidene universiteiten melden dat zij veel meer aandacht willen besteden aan stages. Een tijdelijk verblijf binnen een bedrijf blijkt keer op keer een waardevolle springplank naar de eerste baan. Op een aantal plaatsen zijn net onderzoeken begonnen. Daar wordt debereidheid uitgesproken de programma’s eventueel te herzien.

Zo buigt de ene na de andere opleiding toch voor de buitenwereld. Zoals Dronkers in Utrecht zei: werkloosheidscijfers alléén zeggen weinig over een opleiding. Maar voor politici zijn ze een dankbaar handvat om te bezuinigen, als een opleiding ze negeert.

Peter Evelein

Leiden academische studies onvermijdelijk op voor een werkloosheidsuitkering, of is het wel degelijk mogelijk om de kans op werk te beïnvloeden? Nu de werkloosheid onder hoger opgeleiden schrikbarend stijgt, is het taboe op die discussie doorbroken. De band tussen studieprogramma en carrière wordt steeds intensiever bezien.

De cijfers spreken voor zich: één op de drie academici wordt werkloos. Binnenkort wordt de honderdduizendste academicus door een arbeidsbureau ingeschreven. En het ziet er niet naar uit dat die situatie snel ten goede zal keren. Het aantal jongeren neemt wel af, maar de belangstelling voor het hoger onderwijs groeit nog. De veronderstelling dat de hoogste opleiding de beste kansen biedt op de arbeidsmarkt, is onuitroeibaar.

De universiteiten negeren de cijfers niet. Het gevoel dat zij niets te maken hebben met de werkloosheid van hun afgestudeerden, maakt plaats voor een gevoel van zorg. Daarbij blijft de oplossing niet beperkt tot loopbaan- en sollicitatiecursussen. De aandacht verschuift naar een meer fundamentele aanpak. Bijvoorbeeld: kan een ander studieprogramma de kans op een baan vergroten? Lange tijd was er veel durf nodig om die vraag te stellen. ,,Die verdomde waan van de dag”, gromden sceptici dan. Het water stijgt echter tot aan de lippen. Staatssecretaris Nuis spreekt al de hoop uit dat ,,in het nieuwe stelsel van hoger onderwijs opleidingen met een hoog percentage werklozen als het ware vanzelf uit het systeem vallen”.

Dwang is daarbij zeker niet uitgesloten, bleek vorige week woensdag tijdens een discussie georganiseerd door de vereniging van universiteiten (VSNU) in Utrecht. Plaatsvervangend directeur wetenschappelijk onderwijs S. van den Eijnden van het ministerie van onderwijs zei daar: ,,Ik kan me heel goed voorstellen dat de overheid in de toekomst anders omgaat met de bekostiging van ondoelmatige studies.” Met andere woorden: wie bij de samenstelling van zijn programma’s niet naar de arbeidsmarkt kijkt, kan een subsidieverlaging van de overheid tegemoet zien.

Een dreigement dat de universiteiten niet naast zich neer kunnen leggen. De belastingbetaler wil waar voor zijn geld. De vraag daarbij is natuurlijk òf een ander programma de kans op werk kan vergroten, en òf een hoog aantal percentage werklozen iets zegt over de ‘doelmatigheid’ van de opleiding.
Cruciaal

Volgens de Amsterdamse onderwijssocioloog prof.dr. J. Dronkers kan op deze stellingen worden afgedongen. Een nauwe aansluiting tussen opleiding en werk stelt volgens hem een aantal ‘onwaarschijnlijke’ voorwaarden. De praktijk wijst uit dat daar niet aan wordt voldaan. Zo neemt een werkgever liever een slimme afgestudeerde aan met een minder goed aansluitende opleiding, dan een domme die wel een passende studie heeftgevolgd. Verder kiezen studenten meestal een studie die zij ‘leuk’ vinden. De kans op werk speelt nauwelijks een rol. En is dat wel zo, dan hebben jongeren vaak een volkomen misplaatst beeld van de inhoud van een beroep.

Eenmaal afgestudeerd, komen academici in een waaier van beroepen terecht, aldus Dronkers. Vooral studenten die een alfa- of een gammastudie hebben gevolgd, ,,maar zelfs de voorzitter van Elsevier, Vinken. Dat is een chirurg”. Universiteiten leiden studenten nu eenmaal niet op voor een beroep zoals het hbo, luidt een veelgehoord bezwaar tegen de theorieën van staatssecretaris Nuis. Dat mag zo zijn – waar hun studenten uiteindelijk terecht komen, weten de instellingen nauwelijks. Dronkers kon zijn uitspraken tenminste nog baseren op een onderzoek onder 58 afgestudeerden van de Universiteit van Amsterdam.

Zulke informatie is cruciaal in het politieke debat, waarschuwde Van den Eijnden in Utrecht. Harde cijfers over de levensloop van academici maken meer indruk op politici dan als clichés ervaren protesten.

Het best zou zijn dat de universiteiten, net als het hbo, al hun afgestudeerden op een systematische manier gaan ‘volgen’, vond Van den Eijnden. Welke banen hebben zij achtereenvolgens, hoe zijn ze daar terecht gekomen, en welk nut had hun opleiding daarbij? Met vergelijkbare landelijke gegevens in de hand kan een opleiding dan besluiten dat het programma anders moet. ,,Een 1 op 1 afstemming kan niet, maar je kunt wel trends aangeven”, dacht VNO-onderwijsmedewerker drs. A.J. Renique.

Blik in de keuken

Het ziet er echter niet naar uit dat de universiteiten zo’n landelijke ‘monitor’ gaan invoeren. Een monitor als in het hbo is hun te steriel en te oppervlakkig, bleek in Utrecht. De universiteiten willen zelf de onderzoeksvragen kunnen bepalen, en daaraan stelt de ene faculteit heel andere eisen dan de andere. Bovendien is men bang voor ongewenste blikken in de eigen keuken. In het VSNU-blad Opinie zegt prof.dr. G. van Veldhoven dat gezamenlijk onderzoek niet onverstandig is. Tegelijk heeft hij ‘enige aarzeling’. Kunnen de uitkomsten ertoe leiden dat zijn universiteit een opleiding moet sluiten, of ertoe wordt gedwongen een bepaalde opleiding te beginnen? ,,Dan heb ik er geen behoefte aan.”

Inmiddels wordt van zulk onderzoek door individuele faculteiten steeds meer werk gemaakt. Uit een overzicht van de VSNU blijkt dat de dertien instellingen zelf al op diverse manieren aan de slag zijn gegaan. In Groningen bijvoorbeeld wordt het programma van de vakgroep bedrijfskunde ingrijpend veranderd na een onderzoek onder driehonderd afgestudeerden. In plaats van losse vakken wordt de stof meer geïntegreerd. Verder worden de contacten met het bedrijfsleven meer gestructureerd.

Werkgevers blijken vaak een onduidelijk beeld te hebben van de opleiding. Verscheidene universiteiten melden dat zij veel meer aandacht willen besteden aan stages. Een tijdelijk verblijf binnen een bedrijf blijkt keer op keer een waardevolle springplank naar de eerste baan. Op een aantal plaatsen zijn net onderzoeken begonnen. Daar wordt debereidheid uitgesproken de programma’s eventueel te herzien.

Zo buigt de ene na de andere opleiding toch voor de buitenwereld. Zoals Dronkers in Utrecht zei: werkloosheidscijfers alléén zeggen weinig over een opleiding. Maar voor politici zijn ze een dankbaar handvat om te bezuinigen, als een opleiding ze negeert.

Peter Evelein

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.