Campus

Muziek en Techniek

Voor de eenvoud stel ik dat er twee soorten bestuurlijke problemen zijn. De eerste soort ontstaat buiten de eigen organisatie, zoals teruglopende financiering door de centrale overheid van de universiteiten en teruglopende aanmeldingen van studenten.

De tweede soort ontstaat door eigen bestuurlijke beslissingen, zoals het weglaten van de inrichtingskosten in de begroting voor de bouw van het Muzisch Centrum, de verwaarlozing van de universitaire huisvesting, de bestuurlijke perikelen rondom het Techniekmuseum en de kwaliteit van ons onderwijs.

Een van de oorzaken van deze interne problemen is te vinden in een verschuiving in bestuurlijke rollen binnen de democratische besluitvorming. De gekozen vertegenwoordigers gaan steeds vaker op de stoel zitten van het uitvoerend bestuur, en het uitvoerend bestuur is steeds minder bereid vooraf verantwoording af te leggen over zijn besluiten. Deze verschuiving vindt niet alleen aan onze universiteit plaats, het is zo langzamerhand kenmerkend voor onze democratie.

De gemeente Tilburg heeft met haar bestuurlijke vernieuwing een voorbeeld gegeven van een andere manier van werken. De politiek besluit welke resultaten bereikt moeten worden met welke prioriteiten. De ambtelijke organisatie geeft aan tegen welke kosten de gewenste resultaten bereikt kunnen worden. Uiteindelijk wordt tussen beiden een contract gesloten dat de prioriteiten, resultaten en kosten vastlegt. De wijze waarop de gewenste resultaten bereikt worden behoort niet tot de verantwoordelijkheid van de politiek, maar van de ambtelijke diensten. Van de politici mag niet verwacht worden dat zij over de tijd en alle benodigde kennis en informatie beschikken om hierover een gefundeerd oordeel te vormen. Wel mag verwacht worden dat het ambtelijke apparaat zowel vooraf als achteraf verantwoording aflegt. Dat is onmogelijk wanneer de democratisch gekozen raadsleden zelf de operationele besluiten nemen.

In het geval van het Techniekmuseum waren alle kosten goed te begroten en de inkomsten redelijk in te schatten. Het heeft er alle schijn van dat het bestuur van de universiteit door middel van privatisering zowel zijn eigen verantwoordelijkheid wilde afwentelen, als op langere termijn wilde komen tot vermindering van de uitgaven. Waarlijk een combinatie die tot falen gedoemd is, zoals de privatiseringsoperaties van de centrale overheid ons al deden vermoeden.

In het geval van het Muzisch Centrum is er sprake van het vermijden van conflict tussen raad en bestuur door de problemen voor zich uit te schuiven. Beide gevallen noem ik misleiding met wederzijdse goedkeuring.

De verandering van democratische besluitvorming naar belangenbehartiging door middel van de tirannie van de meerderheid, maakt het uiterst moeilijk om prioriteiten te stellen voor het bereiken van gewenste resultaten. Voor onzeuniversiteit zouden die resultaten voornamelijk betrekking moeten hebben op de inhoud en kwaliteit van ons onderwijs en onderzoek. Deze onderwerpen komen nauwelijks meer aan de orde in de vele bestuurlijke gremia van onze gedemocratiseerde, maar steeds minder democratische universiteit. Wordt het niet de hoogste tijd dat wij ons voornamelijk hiermee serieus bezig gaan houden? Heeft dit niet de hoogste prioriteit?

Marcel van Dam zei vijftien jaar geleden al tot studenten:,,De overheid, dat zijn jullie.” Binnen de universiteit zou dat luiden: de studenten en de staf. Zij moeten de discussie over de kwaliteit van het onderwijs voeren en op de bestuurlijke agenda plaatsen.

(Delta-columnist Jan Koolhaas is hoogleraar bedrijfsleer bij WTM)

Jan Koolhaas

Voor de eenvoud stel ik dat er twee soorten bestuurlijke problemen zijn. De eerste soort ontstaat buiten de eigen organisatie, zoals teruglopende financiering door de centrale overheid van de universiteiten en teruglopende aanmeldingen van studenten. De tweede soort ontstaat door eigen bestuurlijke beslissingen, zoals het weglaten van de inrichtingskosten in de begroting voor de bouw van het Muzisch Centrum, de verwaarlozing van de universitaire huisvesting, de bestuurlijke perikelen rondom het Techniekmuseum en de kwaliteit van ons onderwijs.

Een van de oorzaken van deze interne problemen is te vinden in een verschuiving in bestuurlijke rollen binnen de democratische besluitvorming. De gekozen vertegenwoordigers gaan steeds vaker op de stoel zitten van het uitvoerend bestuur, en het uitvoerend bestuur is steeds minder bereid vooraf verantwoording af te leggen over zijn besluiten. Deze verschuiving vindt niet alleen aan onze universiteit plaats, het is zo langzamerhand kenmerkend voor onze democratie.

De gemeente Tilburg heeft met haar bestuurlijke vernieuwing een voorbeeld gegeven van een andere manier van werken. De politiek besluit welke resultaten bereikt moeten worden met welke prioriteiten. De ambtelijke organisatie geeft aan tegen welke kosten de gewenste resultaten bereikt kunnen worden. Uiteindelijk wordt tussen beiden een contract gesloten dat de prioriteiten, resultaten en kosten vastlegt. De wijze waarop de gewenste resultaten bereikt worden behoort niet tot de verantwoordelijkheid van de politiek, maar van de ambtelijke diensten. Van de politici mag niet verwacht worden dat zij over de tijd en alle benodigde kennis en informatie beschikken om hierover een gefundeerd oordeel te vormen. Wel mag verwacht worden dat het ambtelijke apparaat zowel vooraf als achteraf verantwoording aflegt. Dat is onmogelijk wanneer de democratisch gekozen raadsleden zelf de operationele besluiten nemen.

In het geval van het Techniekmuseum waren alle kosten goed te begroten en de inkomsten redelijk in te schatten. Het heeft er alle schijn van dat het bestuur van de universiteit door middel van privatisering zowel zijn eigen verantwoordelijkheid wilde afwentelen, als op langere termijn wilde komen tot vermindering van de uitgaven. Waarlijk een combinatie die tot falen gedoemd is, zoals de privatiseringsoperaties van de centrale overheid ons al deden vermoeden.

In het geval van het Muzisch Centrum is er sprake van het vermijden van conflict tussen raad en bestuur door de problemen voor zich uit te schuiven. Beide gevallen noem ik misleiding met wederzijdse goedkeuring.

De verandering van democratische besluitvorming naar belangenbehartiging door middel van de tirannie van de meerderheid, maakt het uiterst moeilijk om prioriteiten te stellen voor het bereiken van gewenste resultaten. Voor onzeuniversiteit zouden die resultaten voornamelijk betrekking moeten hebben op de inhoud en kwaliteit van ons onderwijs en onderzoek. Deze onderwerpen komen nauwelijks meer aan de orde in de vele bestuurlijke gremia van onze gedemocratiseerde, maar steeds minder democratische universiteit. Wordt het niet de hoogste tijd dat wij ons voornamelijk hiermee serieus bezig gaan houden? Heeft dit niet de hoogste prioriteit?

Marcel van Dam zei vijftien jaar geleden al tot studenten:,,De overheid, dat zijn jullie.” Binnen de universiteit zou dat luiden: de studenten en de staf. Zij moeten de discussie over de kwaliteit van het onderwijs voeren en op de bestuurlijke agenda plaatsen.

(Delta-columnist Jan Koolhaas is hoogleraar bedrijfsleer bij WTM)

Jan Koolhaas

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.