Bij velen heeft het binnengaan van de Hema een directe uitwerking op de speekselklieren, bij mij wekt het andere fysiologische effecten op. Ivan Petrovitch Pavlov zou daar vast een sluitende verklaring voor hebben gegeven met behulp van zijn wetten van de geconditioneerde reflexen.
br />
Tijdens een college aan de Militaire Academie voor Medische Wetenschappen in Leningrad toonde hij een hongerige hond die bij het horen van een bel rijkelijk begon te kwijlen. De hond had geleerd het geluid van deze bel te identificeren met lekker eten. Dit effect wordt verklaard door wetten van de geconditioneerde reflex. Zij hebben Pavlov voor meer dan dertig jaar in de ban gehouden. Boze tongen beweren dat hij ook het hersenspoelen uitvond, maar daarvoor bestaat geen enkele aanwijzing. Hij was een uiterst eerlijke, ethische, punctuele en rechtlijnige wetenschapper met een uitgesproken gevoel voor rechtvaardigheid, dat zelfs leidde tot een uitstekende behandeling van zijn proefdieren.
Fredric Burrhus Skinner, een van de vaders van het behaviorisme, werd door Pavlov geïnspireerd om psychologie te gaan studeren. Vanaf zijn benoeming tot professor aan Harvard in 1948, heeft hij een grote invloed gehad op generaties van psychologen en technici. In ‘Beyond Freedom and Dignity’ verklaart hij dat vrijheid en waardigheid kunnen leiden tot zelfvernietiging. Hij propageert een technologie van gedrag dat vergelijkbaar zou moeten zijn met de technieken gebaseerd op de natuurkunde en de biologie. Het menselijk gedrag moet aan te sturen zijn door geprogrammeerde externe impulsen.
De theorieën van Skinner vonden misschien zo’n vruchtbare bodem omdat tegelijk de cybernetica – de stuurmanskunst – in de belangstelling kwam te staan. Deze theorie droeg bij tot grote verbeteringen in de procesbesturing in industrie en militaire vernietigingstechnieken.
Zowel het behaviorisme van Skinner als de cybernetica – willen zij effectief zijn – moeten gebaseerd zijn op een grondige kennis van het te besturen systeem. Men moet namelijk precies weten welke externe impuls welk specifiek gewenste gedrag tot gevolg heeft. Bovendien reageren verschillende systemen soms anders. De ene hond kwijlt als de bel gaat, terwijl de andere de eerste de beste voorbijganger de strot afbijt.
Bij de laatste universiteitsraadsvergadering over het allocatiemodel zag ik steeds het college van Pavlov voor mij. In een kerkachtige collegezaal, op een grenehouten toog met panelen houdt een geduldige assistent de hond liefdevol vast. De zaal is gevuld met eminente en uiterst serieuze geleerden. Enkele uitgekozen studenten hebben zich schijnbaar moeiteloos ingepast aan dit academisch milieu.
In ons geval was de zaal van een moderne karakterloosheid en betrof het een te besturen systeem, de faculteiten, dat veel moeilijker is te identificeren en te beschrijven dan het prototypische Russische Keeshondje Leika, dat bijna een halve eeuw later weer tevoorschijn zou komen in een Spoetnik. De faculteiten schenen mij even mak en gedwee als dat hondje. In ons experiment is er niet één bel, maar een hele kakofonie van toeters en bellen met voor ieder de meest fijnzinnige filtersen versterkers die ieder weer hun eigen knopjes en schuifjes hebben. De door de experts veronderstelde reactie is echter van hetzelfde kaliber als bij het hondje: kwijlen voor de juiste veronderstelde beloning. De faculteiten moeten met dit draaiorgel van besturingsimpulsen gemotiveerd worden tot de meest fijnzinnige onderling afgestemde onderwijs- en onderzoeksprestaties.
Ik realiseerde mij verbaasd dat de reactietijd van het bestuurde systeem tot zeven jaar kan oplopen terwijl de aanstuurfrequentie eens per jaar is, maar dat mag de pret niet drukken. Dat er in de nota een gebrek aan onderscheid is tussen termen, factoren en coëfficiënten, waar iedere student tijdens een tentamen op zou zakken, is ook van geen betekenis. Dat de afstemming van het instrument al plaats moet vinden voordat er nog een zuchtje wind doorheen is gegaan, nemen wij voor lief. Het experiment van het besturen van de universiteit vereist nou eenmaal een grote nauwkeurigheid en duldt geen fouten. Het instrument zal er komen, ook al hebben wij geen kennis en ervaring met deze wijze van beïnvloeden van zo’n complex sociaal systeem.
Volgens mij is deze behavioristische basis voor de besturing van faculteiten net zo ontoepasselijk als volgens Pavlov het internationaal marxisme was voor de besturing van de Russische maatschappij. In 1923 ontlokte dit aan Pavlov de opmerking met de voor hem kenmerkende bezorgdheid voor zijn proefdieren, die ik in 1994 graag aan de vergetelheid ontruk: ,,Voor het soort sociale experiment dat hier wordt uitgevoerd zou ik nog niet de achterpoten van een kikker ter beschikking stellen.”
Bij velen heeft het binnengaan van de Hema een directe uitwerking op de speekselklieren, bij mij wekt het andere fysiologische effecten op. Ivan Petrovitch Pavlov zou daar vast een sluitende verklaring voor hebben gegeven met behulp van zijn wetten van de geconditioneerde reflexen.
Tijdens een college aan de Militaire Academie voor Medische Wetenschappen in Leningrad toonde hij een hongerige hond die bij het horen van een bel rijkelijk begon te kwijlen. De hond had geleerd het geluid van deze bel te identificeren met lekker eten. Dit effect wordt verklaard door wetten van de geconditioneerde reflex. Zij hebben Pavlov voor meer dan dertig jaar in de ban gehouden. Boze tongen beweren dat hij ook het hersenspoelen uitvond, maar daarvoor bestaat geen enkele aanwijzing. Hij was een uiterst eerlijke, ethische, punctuele en rechtlijnige wetenschapper met een uitgesproken gevoel voor rechtvaardigheid, dat zelfs leidde tot een uitstekende behandeling van zijn proefdieren.
Fredric Burrhus Skinner, een van de vaders van het behaviorisme, werd door Pavlov geïnspireerd om psychologie te gaan studeren. Vanaf zijn benoeming tot professor aan Harvard in 1948, heeft hij een grote invloed gehad op generaties van psychologen en technici. In ‘Beyond Freedom and Dignity’ verklaart hij dat vrijheid en waardigheid kunnen leiden tot zelfvernietiging. Hij propageert een technologie van gedrag dat vergelijkbaar zou moeten zijn met de technieken gebaseerd op de natuurkunde en de biologie. Het menselijk gedrag moet aan te sturen zijn door geprogrammeerde externe impulsen.
De theorieën van Skinner vonden misschien zo’n vruchtbare bodem omdat tegelijk de cybernetica – de stuurmanskunst – in de belangstelling kwam te staan. Deze theorie droeg bij tot grote verbeteringen in de procesbesturing in industrie en militaire vernietigingstechnieken.
Zowel het behaviorisme van Skinner als de cybernetica – willen zij effectief zijn – moeten gebaseerd zijn op een grondige kennis van het te besturen systeem. Men moet namelijk precies weten welke externe impuls welk specifiek gewenste gedrag tot gevolg heeft. Bovendien reageren verschillende systemen soms anders. De ene hond kwijlt als de bel gaat, terwijl de andere de eerste de beste voorbijganger de strot afbijt.
Bij de laatste universiteitsraadsvergadering over het allocatiemodel zag ik steeds het college van Pavlov voor mij. In een kerkachtige collegezaal, op een grenehouten toog met panelen houdt een geduldige assistent de hond liefdevol vast. De zaal is gevuld met eminente en uiterst serieuze geleerden. Enkele uitgekozen studenten hebben zich schijnbaar moeiteloos ingepast aan dit academisch milieu.
In ons geval was de zaal van een moderne karakterloosheid en betrof het een te besturen systeem, de faculteiten, dat veel moeilijker is te identificeren en te beschrijven dan het prototypische Russische Keeshondje Leika, dat bijna een halve eeuw later weer tevoorschijn zou komen in een Spoetnik. De faculteiten schenen mij even mak en gedwee als dat hondje. In ons experiment is er niet één bel, maar een hele kakofonie van toeters en bellen met voor ieder de meest fijnzinnige filtersen versterkers die ieder weer hun eigen knopjes en schuifjes hebben. De door de experts veronderstelde reactie is echter van hetzelfde kaliber als bij het hondje: kwijlen voor de juiste veronderstelde beloning. De faculteiten moeten met dit draaiorgel van besturingsimpulsen gemotiveerd worden tot de meest fijnzinnige onderling afgestemde onderwijs- en onderzoeksprestaties.
Ik realiseerde mij verbaasd dat de reactietijd van het bestuurde systeem tot zeven jaar kan oplopen terwijl de aanstuurfrequentie eens per jaar is, maar dat mag de pret niet drukken. Dat er in de nota een gebrek aan onderscheid is tussen termen, factoren en coëfficiënten, waar iedere student tijdens een tentamen op zou zakken, is ook van geen betekenis. Dat de afstemming van het instrument al plaats moet vinden voordat er nog een zuchtje wind doorheen is gegaan, nemen wij voor lief. Het experiment van het besturen van de universiteit vereist nou eenmaal een grote nauwkeurigheid en duldt geen fouten. Het instrument zal er komen, ook al hebben wij geen kennis en ervaring met deze wijze van beïnvloeden van zo’n complex sociaal systeem.
Volgens mij is deze behavioristische basis voor de besturing van faculteiten net zo ontoepasselijk als volgens Pavlov het internationaal marxisme was voor de besturing van de Russische maatschappij. In 1923 ontlokte dit aan Pavlov de opmerking met de voor hem kenmerkende bezorgdheid voor zijn proefdieren, die ik in 1994 graag aan de vergetelheid ontruk: ,,Voor het soort sociale experiment dat hier wordt uitgevoerd zou ik nog niet de achterpoten van een kikker ter beschikking stellen.”
Comments are closed.