De ontwikkeling in de wereld wijst erop dat we het ons niet langer kunnen permitteren niet mee te spelen in het mondiale spel.
In de Hoop-nota, deze week aangeboden aan de Tweede Kamer, verkondigt onze minister van onderwijs kwaliteitsverbetering en internationale pretenties. Zijn boodschap komt niet overtuigend over, omdat hij tegelijkertijd drastisch wenst te bezuinigingen.
Hij voert geen helder beleid om de interne kwaliteit en de externe reputatie van ons hoger onderwijs te verhogen, en is bijvoorbeeld niet selectief in bezuinigingen op die onderdelen die daartoe niet, of minder, bijdragen. Hij probeert op een politiek slimme manier de kool en de geit te sparen.
Reputatie is meestal gebaseerd op erkenning van geleverde kwaliteit over een langere periode. In de nota is weinig of niets terug te vinden van specifieke voorstellen die zullen bijdragen tot het verhogen of behouden van kwaliteit, noch van de middelen die daarvoor beschikbaar zullen komen. Wel wordt er een overdreven aandacht besteed aan vergelijking van titulatuur. Dit leidt tot het lachwekkende voorstel om het hbo te belonen met de titel Professional Masters. De huidige, onvertaalbare, doctorandustitel zal dan logischer wijze wel Amateur Masters worden.
Dit is slechts één voorbeeld uit zijn slimme, maar inconsistente plan om tegelijkertijd te bezuinigen èn geld te verdienen op de onderwijsmarkt. Zo hoopt hij ,,met name in Zuidoost-Azië een koopkrachtige vraag aan te boren…” Desondanks voert hij een ontmoedigingsbeleid voor nieuwe opleidingen, inclusief Engelstalige programma’s. Zijn voorstel blinkt uit door bestuurlijke slimheid die slecht samengaat met kwaliteit.
Op het gebied van internationale pretenties laat de advertentie van onze TU, afgelopen weekend, zien dat wij op een prijzenswaardige manier aan de weg timmeren. Zij vervult een belangrijke rol in het naar buiten brengen van onze erkende prestaties bij het ontwikkelen en toepassen van, voor onze universiteit onderscheidende, technisch kennis. Wanneer wij in het buitenland ook zo zouden adverteren, dan zou dit zeker indruk maken.
Om de gewekte verwachtingen waar te maken, moeten wij er wel voor zorgen dat onze universiteit en ons onderwijs ook daadwèrkelijk internationaal zijn. Onze afgestudeerden mogen niet provinciaals zijn in hun communicatie en culturele instelling. Onze Nederlandse studenten moeten dus op zijn minst één internationaal veel gebruikte taal beheersen. Engels ligt voor de hand. Ons onderwijs moet ook goed toegankelijk zijn voor niet-Nederlandstalige studenten.
Wij mogen niet denken dat met het afficheren van ons succes onze toekomst wordt zeker gesteld. Wij zullen de gewekte verwachtingensteeds opnieuw moeten waarmaken. Dat zal geen kwestie van slimheid zijn maar van interne kwaliteit. Dit vereist een bestuurlijke instelling waar kwaliteit steeds expliciet bovenaan de agenda staat. Wij moeten niet in dezelfde fout vervallen als de Hoop-nota, door in een verpolitiseerde omgeving ons, om redenen van haalbaarheid, te laten verleiden tot slimmigheden.
Een voorbeeld van een probleem dat ons bestuur hiertoe uitnodigt, is de bouw van de bibliotheek. Dè slimme oplossing zou zijn om de oude gebouwen van de bibliotheek, of het gebied van TU-Noord, tegen een zacht prijsje aan een projectontwikkelaar aanbieden. Die moet dan wel de nieuwe bibliotheek bouwen tegen de onmogelijke prijs waar internationaal geen aannemer voor te vinden was. Het verlies dat hij daarop maakt moet hij compenseren met de winst op zijn top-appartementen.
Het college van bestuur van de TU zal zich hier vast niet toe laten verleiden, want zij weet dat zij zo prachtlocaties kwijt raakt tegen een tè lage prijs, en dat zij een problematische bibliotheek overhoudt omdat de projectontwikkelaar de kantjes eraf loopt om zijn verlies te beperken. Dit past natuurlijk niet bij onze internationale pretenties. Wij zullen ons met onze huisvesting èn met een bibliotheek van wereldformaat moeten profileren als een universiteit met internationale allure.
De ontwikkeling in de wereld wijst erop dat we het ons niet langer kunnen permitteren niet mee te spelen in het mondiale spel. In de Hoop-nota, deze week aangeboden aan de Tweede Kamer, verkondigt onze minister van onderwijs kwaliteitsverbetering en internationale pretenties. Zijn boodschap komt niet overtuigend over, omdat hij tegelijkertijd drastisch wenst te bezuinigingen.
Hij voert geen helder beleid om de interne kwaliteit en de externe reputatie van ons hoger onderwijs te verhogen, en is bijvoorbeeld niet selectief in bezuinigingen op die onderdelen die daartoe niet, of minder, bijdragen. Hij probeert op een politiek slimme manier de kool en de geit te sparen.
Reputatie is meestal gebaseerd op erkenning van geleverde kwaliteit over een langere periode. In de nota is weinig of niets terug te vinden van specifieke voorstellen die zullen bijdragen tot het verhogen of behouden van kwaliteit, noch van de middelen die daarvoor beschikbaar zullen komen. Wel wordt er een overdreven aandacht besteed aan vergelijking van titulatuur. Dit leidt tot het lachwekkende voorstel om het hbo te belonen met de titel Professional Masters. De huidige, onvertaalbare, doctorandustitel zal dan logischer wijze wel Amateur Masters worden.
Dit is slechts één voorbeeld uit zijn slimme, maar inconsistente plan om tegelijkertijd te bezuinigen èn geld te verdienen op de onderwijsmarkt. Zo hoopt hij ,,met name in Zuidoost-Azië een koopkrachtige vraag aan te boren…” Desondanks voert hij een ontmoedigingsbeleid voor nieuwe opleidingen, inclusief Engelstalige programma’s. Zijn voorstel blinkt uit door bestuurlijke slimheid die slecht samengaat met kwaliteit.
Op het gebied van internationale pretenties laat de advertentie van onze TU, afgelopen weekend, zien dat wij op een prijzenswaardige manier aan de weg timmeren. Zij vervult een belangrijke rol in het naar buiten brengen van onze erkende prestaties bij het ontwikkelen en toepassen van, voor onze universiteit onderscheidende, technisch kennis. Wanneer wij in het buitenland ook zo zouden adverteren, dan zou dit zeker indruk maken.
Om de gewekte verwachtingen waar te maken, moeten wij er wel voor zorgen dat onze universiteit en ons onderwijs ook daadwèrkelijk internationaal zijn. Onze afgestudeerden mogen niet provinciaals zijn in hun communicatie en culturele instelling. Onze Nederlandse studenten moeten dus op zijn minst één internationaal veel gebruikte taal beheersen. Engels ligt voor de hand. Ons onderwijs moet ook goed toegankelijk zijn voor niet-Nederlandstalige studenten.
Wij mogen niet denken dat met het afficheren van ons succes onze toekomst wordt zeker gesteld. Wij zullen de gewekte verwachtingensteeds opnieuw moeten waarmaken. Dat zal geen kwestie van slimheid zijn maar van interne kwaliteit. Dit vereist een bestuurlijke instelling waar kwaliteit steeds expliciet bovenaan de agenda staat. Wij moeten niet in dezelfde fout vervallen als de Hoop-nota, door in een verpolitiseerde omgeving ons, om redenen van haalbaarheid, te laten verleiden tot slimmigheden.
Een voorbeeld van een probleem dat ons bestuur hiertoe uitnodigt, is de bouw van de bibliotheek. Dè slimme oplossing zou zijn om de oude gebouwen van de bibliotheek, of het gebied van TU-Noord, tegen een zacht prijsje aan een projectontwikkelaar aanbieden. Die moet dan wel de nieuwe bibliotheek bouwen tegen de onmogelijke prijs waar internationaal geen aannemer voor te vinden was. Het verlies dat hij daarop maakt moet hij compenseren met de winst op zijn top-appartementen.
Het college van bestuur van de TU zal zich hier vast niet toe laten verleiden, want zij weet dat zij zo prachtlocaties kwijt raakt tegen een tè lage prijs, en dat zij een problematische bibliotheek overhoudt omdat de projectontwikkelaar de kantjes eraf loopt om zijn verlies te beperken. Dit past natuurlijk niet bij onze internationale pretenties. Wij zullen ons met onze huisvesting èn met een bibliotheek van wereldformaat moeten profileren als een universiteit met internationale allure.
Comments are closed.