De dingen gebeuren in het park, tegenwoordig. Het park ligt tegenover ons huis. Het is een grasveldje, maar dan zonder gras.
Er staan wat bomen en er stroomt een beekje doorheen, maar dan zonder water. Als er water was geweest had het beekje eruitgezien als een middeleeuws riool. Nu ziet het eruit als een opgedroogd beekje.
Vorige week liep ik door het park. Ik kwam net terug van een speech van Ross Perot, die in een uurtje de problemen van Amerika opgelost, dus ik was in een opgewekte stemming. In een vrolijk overmoedig fluitend huppeldrafje rende ik de heuvel af, richting het bruggetje over de beek. Links van mij zag ik een paar zaklantaarns in het donker, en ik zei ‘goodnight‘ tegen ze, want ik dacht dat het zwervers waren op zoek naar een slaapplek. ‘United we stand America‘, had Ross gezegd.
‘Come over‘ zei een van de zaklantaarns. ‘Why don’t you come over here?’, antwoordde ik, en ik versnelde mijn pas. Zo united voelde ik me nu ook weer niet. ‘Come over!’ hoorde ik weer, nu snauwend, dus ik ging nog iets harder rennen. Hij begon ook te rennen. ‘Stop! Police!‘ schreeuwde hij. Dat was overtuigend, dus ik stopte en kwam over.
-‘Why don’t you come over when I tell you to?‘
-‘Well, since..‘
-‘Shut up!‘
Ik was niet de enige die ze gevangen hadden. Naast me stond een Mexicaansachtig type. Hij mompelde wat met een derde verdachte, die naast hem stond.
-‘Don’t fuckin’ talk!‘ zei de nazicop, terwijl hij met zijn zaklantaarn in onze gezichten scheen. Twee andere agenten waren intussen in portofoons aan het praten. Voor versterking? Ik ging na wat ik fout gedaan kon hebben en kon zo snel niets bedenken, dus ik besloot me maar op m’n gemak te voelen en stopte mijn handen in mijn zakken.
-‘Hands out of your pockets!‘, knauwde Mr. Crockett, die natuurlijk dacht dat ik er twee Magnums .45 uit tevoorschijn zou toveren. Het was kwart voor elf ’s avonds en compleet donker, maar voor de zekerheid had hij zijn zonnebril nog op. -‘Gimme ID.’
Ik had m’n paspoort bij me, want ik was na Perot nog naar het café geweest. Ik gaf het hem. Hij gaf het meteen terug.
-‘Open it.’ Hij zei het alsof het een koffer was met een ingewikkelde cijfercode. Ik sloeg het paspoort open en gaf het weer aan hem. Hij bekeek het aandachtig, iets te aandachtig, zoals analfabeten een boek bekijken om te doen alsof ze kunnen lezen. Hij liep naar zijn collega’s voor overleg. Ik keek opzij. Ik wisselde wat schouderophalende blikken met de twee andere verdachten en dacht aan die film ‘The Usual Suspects’, waarin een paar willekeurige mensen van straat geplukt worden voor ondervraging, en die daarna samenwerken en onder meer wraak nemen op de politie. Ik keek naar mijn lotgenoten en wist dat wij ook vrienden voor het leven geworden waren. Typische in-hetzelfde-schuitje-solidariteit.
Dirty Harry kwam weer op me af. ‘How long have you been inTexas?‘
-‘Twee maanden’, zei ik, en dat was blijkbaar zo’n kort antwoord dat hij er geen ‘shut up’ tussen kreeg.
-‘You should have a Texas ID then.’
Dat wist ik niet, maar volgens mij loog de bastaard. ‘I didn’t know that, but I think you’re lying, bastard‘, wilde ik dus zeggen, maar ik kwam niet verder dan ‘I didn’t know that‘, want toen werd ik onderbroken: ‘Shut up‘, en toen ging hij naar de Mexicaan, mijn lotgenoot en vriend.
Een andere cop kwam naar me toe, vriendelijker type, en legde uit dat ik niet in het park mocht na tien uur ’s avonds, voor mijn eigen safety, maar dat hij het dit keer door de vingers zag. Oké, zei ik, dat begrijp ik, hoewel ik het niet helemaal begreep, want ik had nog nooit problemen gehad met mijn safety in het park, behalve die avond dan. ‘You can go now.’
De Dirty Harry had mijn paspoort nog, maar ik had hem door en vroeg het terug. Ik keek nog sorry-achtig even naar de Mexicaan, die moest blijven. Maar ik was vrij, hij niet, dus de solidariteit was voorbij. Dus ik liep maar naar huis. Gewoon, door het park.
De dingen gebeuren in het park, tegenwoordig. Het park ligt tegenover ons huis. Het is een grasveldje, maar dan zonder gras. Er staan wat bomen en er stroomt een beekje doorheen, maar dan zonder water. Als er water was geweest had het beekje eruitgezien als een middeleeuws riool. Nu ziet het eruit als een opgedroogd beekje.
Vorige week liep ik door het park. Ik kwam net terug van een speech van Ross Perot, die in een uurtje de problemen van Amerika opgelost, dus ik was in een opgewekte stemming. In een vrolijk overmoedig fluitend huppeldrafje rende ik de heuvel af, richting het bruggetje over de beek. Links van mij zag ik een paar zaklantaarns in het donker, en ik zei ‘goodnight‘ tegen ze, want ik dacht dat het zwervers waren op zoek naar een slaapplek. ‘United we stand America‘, had Ross gezegd.
‘Come over‘ zei een van de zaklantaarns. ‘Why don’t you come over here?’, antwoordde ik, en ik versnelde mijn pas. Zo united voelde ik me nu ook weer niet. ‘Come over!’ hoorde ik weer, nu snauwend, dus ik ging nog iets harder rennen. Hij begon ook te rennen. ‘Stop! Police!‘ schreeuwde hij. Dat was overtuigend, dus ik stopte en kwam over.
-‘Why don’t you come over when I tell you to?‘
-‘Well, since..‘
-‘Shut up!‘
Ik was niet de enige die ze gevangen hadden. Naast me stond een Mexicaansachtig type. Hij mompelde wat met een derde verdachte, die naast hem stond.
-‘Don’t fuckin’ talk!‘ zei de nazicop, terwijl hij met zijn zaklantaarn in onze gezichten scheen. Twee andere agenten waren intussen in portofoons aan het praten. Voor versterking? Ik ging na wat ik fout gedaan kon hebben en kon zo snel niets bedenken, dus ik besloot me maar op m’n gemak te voelen en stopte mijn handen in mijn zakken.
-‘Hands out of your pockets!‘, knauwde Mr. Crockett, die natuurlijk dacht dat ik er twee Magnums .45 uit tevoorschijn zou toveren. Het was kwart voor elf ’s avonds en compleet donker, maar voor de zekerheid had hij zijn zonnebril nog op. -‘Gimme ID.’
Ik had m’n paspoort bij me, want ik was na Perot nog naar het café geweest. Ik gaf het hem. Hij gaf het meteen terug.
-‘Open it.’ Hij zei het alsof het een koffer was met een ingewikkelde cijfercode. Ik sloeg het paspoort open en gaf het weer aan hem. Hij bekeek het aandachtig, iets te aandachtig, zoals analfabeten een boek bekijken om te doen alsof ze kunnen lezen. Hij liep naar zijn collega’s voor overleg. Ik keek opzij. Ik wisselde wat schouderophalende blikken met de twee andere verdachten en dacht aan die film ‘The Usual Suspects’, waarin een paar willekeurige mensen van straat geplukt worden voor ondervraging, en die daarna samenwerken en onder meer wraak nemen op de politie. Ik keek naar mijn lotgenoten en wist dat wij ook vrienden voor het leven geworden waren. Typische in-hetzelfde-schuitje-solidariteit.
Dirty Harry kwam weer op me af. ‘How long have you been inTexas?‘
-‘Twee maanden’, zei ik, en dat was blijkbaar zo’n kort antwoord dat hij er geen ‘shut up’ tussen kreeg.
-‘You should have a Texas ID then.’
Dat wist ik niet, maar volgens mij loog de bastaard. ‘I didn’t know that, but I think you’re lying, bastard‘, wilde ik dus zeggen, maar ik kwam niet verder dan ‘I didn’t know that‘, want toen werd ik onderbroken: ‘Shut up‘, en toen ging hij naar de Mexicaan, mijn lotgenoot en vriend.
Een andere cop kwam naar me toe, vriendelijker type, en legde uit dat ik niet in het park mocht na tien uur ’s avonds, voor mijn eigen safety, maar dat hij het dit keer door de vingers zag. Oké, zei ik, dat begrijp ik, hoewel ik het niet helemaal begreep, want ik had nog nooit problemen gehad met mijn safety in het park, behalve die avond dan. ‘You can go now.’
De Dirty Harry had mijn paspoort nog, maar ik had hem door en vroeg het terug. Ik keek nog sorry-achtig even naar de Mexicaan, die moest blijven. Maar ik was vrij, hij niet, dus de solidariteit was voorbij. Dus ik liep maar naar huis. Gewoon, door het park.
Comments are closed.