Customize Consent Preferences

We use cookies to help you navigate efficiently and perform certain functions. You will find detailed information about all cookies under each consent category below.

The cookies that are categorized as "Necessary" are stored on your browser as they are essential for enabling the basic functionalities of the site. ... 

Always Active

Necessary cookies are required to enable the basic features of this site, such as providing secure log-in or adjusting your consent preferences. These cookies do not store any personally identifiable data.

No cookies to display.

Functional cookies help perform certain functionalities like sharing the content of the website on social media platforms, collecting feedback, and other third-party features.

No cookies to display.

Analytical cookies are used to understand how visitors interact with the website. These cookies help provide information on metrics such as the number of visitors, bounce rate, traffic source, etc.

No cookies to display.

Performance cookies are used to understand and analyze the key performance indexes of the website which helps in delivering a better user experience for the visitors.

No cookies to display.

Advertisement cookies are used to provide visitors with customized advertisements based on the pages you visited previously and to analyze the effectiveness of the ad campaigns.

No cookies to display.

Opinie

Gods licht is beter dan Philips

Toonaangevend architect en voormalig bouwkundehoogleraar Cees Dam schreef een autobiografie ter ere van zijn vijfenzeventigste verjaardag.
Dat levert een prachtig geïllustreerd boek op met pakkende oneliners. Maar de spraakmakende controverses uit zijn carrière worden helaas amper besproken.

Samen met de Oostenrijkse architect Wilhelm Holzbauer ontwerpt Cees Dam een gecombineerd muziektheater en stadhuis aan het Amsterdamse Waterlooplein. Dat ontwerp zorgt voor een van de grootste ruzies in de Nederlandse architectuurwereld. Topcomponist Peter Schat keert zich in 1981 tegen dit in zijn ogen onmogelijke ontwerp. Een enorme discussie en ordinair moddergooien zijn het gevolg. Krakers roeren zich zelfs in discussie. Ook rechtszaken volgen en het regent bezwaarschriften. Toch wordt het gebouw, dat in de volksmond Stopera (samenvoeging van stadhuis en opera wordt genoemd) in 1986 voltooid.

Over deze controverse is helaas vrijwel niets te vinden in de autobiografie van de architect. Dam schrijft alleen dat zijn vrouw Josephine na dit debacle wilde verhuizen naar Zuid-Frankrijk, waar Dam een indrukwekkend huis ontwierp. Ook over het waarom van de ruzie tussen Pieter Zaanen en Dam, die vroeger samenwerkten, staat weinig in dit boek.
Natuurlijk zijn alle autobiografieën een vorm van zelfverheerlijking. Vaak zijn het ongewilde propagandawerken van de auteur. Het boek van Cees Dam is daarop geen uitzondering. In deze autobiografie heeft Dam zelf de onderwerpen uitgekozen, die variëren van commentaar op gebouwen (waaronder een goed geschreven commentaar over de bouw van musea) tot persoonlijke herinneringen. Het is zijn goed recht om geen oude koeien uit de sloot te halen. Maar de lezer die een totaaloverzicht van zijn leven en werk wil, komt daardoor wel bedrogen uit.
Dat is een van de weinige kritiekpunten op het vuistdikke boek. Dam verdient verder alle lof voor deze publicatie, die met schetsen, tekeningen en foto’s weergaloos is geïllustreerd.

Over zijn jeugd is Dam wel opvallend openhartig. Hij schrijft dat zijn moeder kort na zijn geboorte overleed, nadat ze zich met een veiligheidsspeld had geprikt en daardoor bloedvergiftiging opliep. Dam groeide op bij de kinderloze zus van zijn moeder en haar man. Daar werd hij vertroeteld en groeide op als een ‘petit prince’. ‘Mijn ouders hadden zelf geen kinderen, ik was het wonder.’
Van jongs af aan tekende Dam al graag gebouwen. Die fascinatie verloor hij niet. In zijn rijke carrière drukt Dam zijn stempel op Nederland met zijn ontwerpen van het stadhuis van Almere, de Wilhelminatoren en Galleria op de Kop van Zuid in Rotterdam en het hoofdkantoor van KPN Telecom in Den Haag. Daarnaast maakt hij televisieseries over architectuur voor Teleac en de AVRO.
In 1993 wordt Dam hoogleraar architectuur aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Daarover schrijf hij uitvoerig. ‘De omgang met studenten was heel inspirerend. De wederzijdse uitdaging tot avontuur heeft mij veel goed gedaan. In verhouding tot collega-docenten, zo heb ik achteraf wel gehoord, vond men mij direct, snel en analytisch. Ik nam mijn studenten niet zozeer bij de hand om samen een ontdekkingstocht te maken, ik stimuleerde ze juist om zelfstandig te werk te gaan.’
Dam gaf zo zijn rijke ervaring door aan de nieuwe lichting. Op dezelfde manier als hij zelf was geschoold door Gerrit Rietveld. Daarover vertelt hij een typerende anekdote:  ‘Als je een gang met te veel hoeken had verzonnen, merkte hij alleen maar op: leuk verstoppertje spelen. Een sympathieke manier om duidelijk te maken dat het plan onhelder was. Van die benadering houd ik, en ik houd van zijn architectuur.’

De architect doet in het boek een oproep aan jonge architecten. Neem toch vooral de potlood ter hand, is zijn devies. Ze moeten oppassen ‘dat ze zich niet verliezen op detailniveau en het conceptuele, het geheel, uit het oog verliezen’.
Dam blinkt uit in oneliners in dit boek. Zoals: ‘Gods licht is beter dan Philips’. En met ‘Op zoek naar nieuwe tradities’ typeert hij raak zijn eigen stijl. Deze eigenzinnige opmerkingen van Dam maken het boek goed leesbaar en vergoeden het enigszins dat hij lastige controverses grotendeels negeert.

’Cees Dam’, Cees Dam, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 384p., 45 euro.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.