De ingang in de passage van het Rijksmuseum gaat tot honderden meters lange wachtrijen leiden, schrijft dr.ir. Winnie Daamen (Civiele Techniek en Geowetenschappen) in haar onderzoeksrapport.
Rijksmuseum
In de plannen voor de renovatie van het Rijksmuseum wordt de entree verlegd naar de openbare passage in het hart van het museum waardoor de drukte daar fors toeneemt door wachtende bezoekers en doorgaande fietsers.
Winnie Daamen van de sectie Transport & Planning (CiTG) deed onderzoek naar de te verwachten drukte op verzoek van de stichting Rijksophetplein.
Eind januari publiceerde ze haar bevindingen. Daamen voorspelt daarin ondermeer honderden meters lange wachtrijen en sluiting van de passage voor fietsers gedurende 85 dagen per jaar. Het ontwerp van de passage voorziet in parallelle fietspaden en trottoirs.
Daamen gaat uit van twee miljoen bezoekers per jaar en van beperkte buffercapaciteit (vanwege brandweervoorschriften) van de binnenhoven van het vernieuwde museum. Op 85 piekdagen per jaar verwacht ze te hoge drukte (meer dan 0.71 bezoekers per vierkante meter).
De meest problemen zijn te verwachten rond opening en sluiting van het museum. Een half uur voor opening begint een wachtrij die in de loop van de dag tot 350 meter uit kan groeien richting Museumplein. Bezoekers vanuit het centrum wachten aan op het trottoir aan de overkant en moeten na een uur wachten eerst het fietspad oversteken.
Aan het einde van de bezoekdag stromen er 180 mensen per minuut het museum uit. Een deel van hen moet de fietspaden oversteken om naar het centrum te komen, een ander deel zal vanwege de drukte op het fietspad lopen.
Om ongelukken te voorkomen zal het fietspad tijdens piekdagen gesloten moeten worden, adviseert het rapport.
Vorige week zaterdag (13 februari) presenteerde Daamen de resultaten in de Amsterdamse Akademie voor Bouwkunst voor onder andere Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol en projectleider Rijksmuseum Peter Derks. Die hebben laten weten vervolgonderzoek te willen instellen.
Meer info en de rapporten op www.rijksophetplein.nl
De ruimtetelescoop Herschel moet als nooit tevoren inzicht verschaffen in de ontstaansgeschiedenis van het heelal. Met zijn spiegel van 3,5 meter in diameter is het de grootste ver infrarood telescoop tot nu toe.
“Herschel kijkt niet naar het licht van de sterren, maar naar de ver infrarode straling van het stof tussen de sterren”, zegt prof.dr.ir. Teun Klapwijk van het Kavli Institute of Nanoscience. “De telescoop kan daardoor zien welke stoffen in de ruimte voorkomen. Omdat sterrenstof de basis is voor de vorming van sterren en planeten, is dat belangrijk onderzoek.”
De onderzoeksgroep van Klapwijk heeft een grote bijdrage geleverd aan de missie: het Kavli Instituut ontwikkelde een van de sensoren van de telescoop. De sensor bestaat uit twee ‘muurtjes’ van slechts twee nanometer dik tussen twee supergeleidende materialen. Deze zogenaamde supergeleidende tunneljuncties detecteren stralingsdeeltjes door handig gebruik te maken van een fenomeen uit de kwantummechanica: ‘tunneling’.
“Normaal kunnen elektronen niet door dat muurtje heen”, legt Klapwijk uit. “Maar als een stralingsdeeltje uit de ruimte op de sensor valt, krijgt een elektron in de supergeleider spreekwoordelijk een schop onder de kont. Met behulp van die energie kan een elektron opeens wel door het muurtje heen. Uit wat wel en niet de tunneljuncties passeert, kunnen wetenschappers veel informatie halen over de ijle gaswolken in de ruimte.”
De Delftse sensor zit in de zogenaamde Hifi-hoge resolutie spectrometer. Dit instrument, dat is ontwikkeld onder leiding van het Nederlandse ruimteonderzoeksinstituut SRON, moet astronomen in staat stellen om dieper dan ooit in het heelal te kijken. Het instrument struint het heelal af op zoek naar stralingsdeeltjes die in frequentie variëren tussen de 480 gigahertz en 1,9 terahertz. De Delftse supergeleidende tunneljuncties nemen de detectie van deeltjes tussen de 800 gigahertz en 1,2 terahertz voor hun rekening.
“Het is geweldig om mijn kindje de ruimte in te zien gaan”, vertelt Klapwijk. “Sinds 1992 werk ik al aan dergelijke sensoren. Zes onderzoekers zijn bij mij gepromoveerd op dit onderwerp, waarvan een aantal toen ik nog aan de Rijksuniversiteit Groningen werkte. De lancering is de bekroning op mijn loopbaan.”
Met bekroning bedoelt Klapwijk overigens niet dat het werk er nu op zit. Ook de astronomen die vanaf 2012 aan de knoppen draaien van de in aanbouw zijnde supertelescoop Alma in Chili krijgen als het goed is een nauwkeuriger beeld van het heelal dankzij de Delftse supergeleidende tunneljuncties. Maar daarvoor moet er nog aardig wat werk aan de sensoren worden verricht.
Atacama Large Millimeter Array, zoals de naam voluit luidt, zal zich uitsluitend op de wat lagere frequenties richten omdat de hogere frequenties geabsorbeerd worden door de atmosfeer, ook al bevindt het observatorium zich op maar liefst vijf kilometer hoogte in de Chileense Atacama-woestijn.
“Het observatorium zal bestaan uit zestig à zeventig geavanceerde telescopen die kilometers uit elkaar staan”, vertelt Klapwijk. “Elke telescoop krijgt twee supergeleidende tunneljuncties. Wat de fabricage van deze sensoren tot zo’n grote uitdaging maakt, is dat ze nog gevoeliger moeten worden dan die in Herschel. Bovendien moeten ze heel betrouwbaar zijn want de supertelescoop werkt alleen als alle tunneljuncties functioneren en liefst zo identiek mogelijk.”
Het is de bedoeling dat Herschel en Alma elkaar aanvullen. Met Herschel krijgen astronomen een grof beeld van het hele heelal. Met Alma kunnen ze vervolgens inzoomen op hetgeen interessant lijkt. Alma moet namelijk een veel grotere resolutie leveren dan Herschel. Zij het dan wel binnen een beperktere range aan golflengtes, aangezien de hogere frequenties geabsorbeerd worden door de atmosfeer.
Een Ariane-5 draagraket schiet Herschel vanuit Frans-Guyana de ruimte in. Op dezelfde raket gaat ook ruimtetelescoop Planck mee. De twee telescopen ontkoppelen al snel na lancering van elkaar en begeven zich ieder apart naar een punt in het heelal, het Lagrangepunt L2, op anderhalf miljoen kilometer van de aarde. Planck gaat daar kijken naar kosmische achtergrondstraling, het overblijfsel van de energie die vrijkwam vlak na de Big Bang.
In de plannen voor de renovatie van het Rijksmuseum wordt de entree verlegd naar de openbare passage in het hart van het museum waardoor de drukte daar fors toeneemt door wachtende bezoekers en doorgaande voetgangers en fietsers.
Winnie Daamen van de sectie transport & planning (CiTG) deed onderzoek naar de te verwachten drukte op verzoek van de stichting Rijksophetplein. Eind januari publiceerde ze haar bevindingen. Daamen voorspelt daarin ondermeer honderden meters lange wachtrijen en sluiting van de passage voor fietsers gedurende 85 dagen per jaar. Het ontwerp van de passage voorziet in parallelle fietspaden en trottoirs.
Daamen gaat uit van twee miljoen bezoekers per jaar en van beperkte buffercapaciteit (vanwege brandweervoorschriften) van de binnenhoven van het vernieuwde museum. Op 85 piekdagen per jaar verwacht ze te hoge drukte (meer dan 0.71 bezoekers per vierkante meter). De meeste problemen zijn te verwachten rond opening en sluiting van het museum.
Een half uur voor opening begint een wachtrij die in de loop van de dag tot 350 meter uit kan groeien richting Museumplein. Bezoekers vanuit het centrum wachten op het trottoir aan de overkant en moeten na een uur wachten eerst het fietspad oversteken.
Aan het einde van de bezoekdag stromen er 180 mensen per minuut het museum uit. Een deel van hen moet de fietspaden oversteken om naar het centrum te komen, een ander deel zal vanwege de drukte op het fietspad lopen. Om ongelukken te voorkomen zal het fietspad tijdens piekdagen gesloten moeten worden, adviseert het rapport.
Zaterdag 13 februari presenteerde Daamen de resultaten in de Amsterdamse Akademie voor Bouwkunst voor onder andere Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol en projectleider Rijksmuseum Peter Derks. Die hebben laten weten vervolgonderzoek te willen instellen.
Meer informatie en het onderzoeksrapport op www.rijksophetplein.nl
Comments are closed.