Onderwijs

Nederland aantrekkelijk voor kennismigranten

De originele ideeën en de goede reputatie van universiteiten maken Nederland aantrekkelijk voor buitenlandse studenten en onderzoekers.

Dat blijkt uit een analyse door SEO economisch onderzoek. Vergeleken met tien andere OESO-landen zijn alleen de Verenigde Staten en Zwitserland onder kennismigranten populairder dan Nederland. Aan het onderzoek deden 1240 kennismigranten mee.

Kansen
Kennismigranten – migranten met ten minste een hbo-diploma – komen om uiteenlopende redenen naar Nederland. Ondernemers omdat ze kansen ruiken, technici en ingenieurs omdat hun kwaliteiten hier beter beloond worden. Andere migranten werden door een buitenlandse werkgever uitgezonden.

Reputatie
Studenten komen vaak via uitwisselingsprogramma’s en beurzen naar Nederland. De kwaliteit van het onderwijs en de reputatie van universiteiten spelen een grote rol in hun beslissing. Buitenlandse wetenschappers prijzen vooral de vele originele ideeën in Nederland, uitgedrukt in het aantal patenten en citaties. Minder goed scoren de middelen voor het R&D-onderzoek en de aantallen onderzoekers en buitenlandse studenten.

We werken ons tegenwoordig drie slagen in de rondte om jonge mensen naar techniekstudies te trekken. Immers, zij vormen de basis voor innovatie en kenniseconomie. Hun idee over techniek wordt al gevormd in het basisonderwijs en versterkt in het voortgezet onderwijs. Jammer is dat velen in deze periode erachter komen dat ze techniek saai en vies vinden. Het gaat alleen maar over apparaten, bèta is moeilijk en heeft met de gewone werkelijkheid niets van doen. Geen wonder dat je als samenleving de grootste moeite moet doen om een beter beeld van bèta en techniek tussen de jonge oren te krijgen. Met recht dweilen met de kraan open. Beter is om de kraan van een leertje te voorzien. Krabben waar het jeukt dus. Vertaald naar onderwijs: in het basis- en voortgezet onderwijs jonge mensen leren wat kraantjes en andere technieken inhouden, hoe die ontworpen en gemaakt worden, wat voor impact ze op ons hebben, maar ook hoe wij als samenleving mede vorm geven aan techniek.

Van 24 tot 28 augustus kwamen ruim vijftig onderzoekers, lerarenopleiders en curriculumontwikkelaars uit vijftien landen in Delft bij elkaar om te discussiëren over de manier waarop dat zou kunnen. De 22ste PATT (‘Pupils’ Attitudes Towards Technology’)-conferentie werd georganiseerd vanuit de sectie science education and communication (SEC) van de faculteit TNW. Een opsteker voor een opstartende groep om een dergelijk congres in de achtertuin te hebben.

Attitude
Hoewel de conferentie-inhoud veel breder was dan attitudes viel dit woord wel heel regelmatig tijdens de conferentie. In veel landen lijdt het algemeen vormend onderwijs over techniek (zowel in basis- als in voortgezet onderwijs) onder een moeizaam imago. Het vak techniek wordt nog altijd vaak als een knutselvak beschouwd, vaak ten onrechte. De vakken natuurkunde en scheikunde gaan door voor moeilijk en abstract. Techniek en abstract bij elkaar brengen zou mooi zijn, want dan kan het praktische van techniek wat kleur geven op de bleke wangetjes van natuurkunde en scheikunde. Maar vaak mislukt die verbinding omdat er van de techniek niets meer terecht komt dan wat voorbeeldjes om bèta-kennis achteraf mee te illustreren. Het onderwijs blijft beperkt tot uitleggen hoe de wereld in elkaar zit. Met goed praktijkgericht onderwijskundig onderzoek zouden we erachter kunnen komen hoe het beste leraren opgeleid en ondersteund kunnen worden. Niet alleen om uit te leggen hoe de wereld in elkaar zit, maar juist om te laten zien langs welke boeiende weg wij aan die kennis komen en hoe we die benutten om de wereld tot een leefbaardere plaats te maken. De conferentie gaf daar mooie voorbeelden van. Onderwijsresearch dus als de noodzakelijke start van verbeteringen in de keten van scholier tot aan innovatieve entrepreneur.

Wie?
In Nederland, maar ook in ander landen, is in vergelijking met andere soorten onderzoek, weinig geld voor onderwijsresearch. We vinden het als samenleving kennelijk niet nodig dat de opleiding van leraren gebeurt op grond van degelijk wetenschappelijk onderzoek. We zouden er niet over piekeren om onze artsen te laten opleiden op grond van onderbuikgevoelens en meningen van goeroes, maar voor leraren ligt dat blijkbaar anders. Dat is meer dan jammer of zonde, dat is desastreus voor een kenniseconomie.
Als je een kraan repareert moet je het goed doen. Dat kost wat maar dan heb je ook wat. Ons college van bestuur heeft loyaal steun gegeven aan de wording van de sectie SEC, waarin nu onderwijsresearch gedaan kan worden. Het zou mooi zijn als een deel van het vele geld dat in Nederland besteed wordt, aan natuurwetenschappelijk en technisch-wetenschappelijk research aan onderzoek van basis- en voortgezet onderwijs in die vakgebieden zou worden besteed. Want wie gaat in 2020 het vervolgonderzoek doen van de experimenten die we vandaag hebben ingezet?

Marc de Vries en Maarten van der Sanden werken op de afdeling science education and communication van de faculteit Technische Natuurwetenschappen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.