Campus

‘Zonder draagvlak is clustering onuitvoerbaar’

Welke clusterindeling wordt het? De zeven opleidingsclusters voorgesteld door de commissie-Dirken of de vijf clusters die het college van bestuur op tafel heeft gelegd? Dr.

Nico de Voogd, voorzitter van het cvb: ,,Niets ligt nog vast. Pas na uitvoerig overleg wordt beslist welk voorstel de basis vormt voor de definitieve clustering.”


Figuur 1 De Voogd: ,,De clustergrootte zal meevallen omdat studentenaantallen dalen”

De huidige indeling van faculteiten dateert van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Niets is er de laatste vijf decennia veranderd, uitgezonderd de komst van de nieuwe faculteit Technische Bestuurskunde. Vergaande versnippering heeft erin geresulteerd dat de TU op dit moment bestaat uit 22 beheerseenheden – dertien faculteiten, twee instituten en zeven centrale diensten – met allemaal hun eigen ondersteunende dienst. Een dure en moeilijk bestuurbare indeling van een onderwijsinstelling.

Onlangs boog de commissie-Dirken zich over deze kwestie, en dit mondde uit in een voorstel om de dertien faculteiten terug te brengen tot zeven. Verder wil de commissie niet gaan, omdat de clusters dan te groot zouden worden en daardoor moeilijker te besturen. Het college van bestuur kwam echter met een alternatief voorstel, waarbij vijf clusters overblijven. Er ontstaan dan vijf technologiegebieden van faculteiten die op technologisch gebied met elkaar overeenkomsten vertonen of elkaar kunnen aanvullen.

Is het cvb niet bang dat grote clusters moeilijk bestuurbaar zijn?

,,Het college is van mening dat de clustergrootte zal meevallen. Bij het samenstellen van de clusters is de commissie-Dirken uitgegaan van de huidige studentenaantallen. Het cvb verwacht dat de inschrijvingen de komende jaren zullen dalen; daardoor vallen onze clusters uiteindelijk minder groot uit.

Bijvoorbeeld bij het cluster van IO, L&R en WbMT gaat de commissie-Dirken uit van vierduizend studenten. Wij rekenen er daarentegen op dat daar over een paar jaar niet meer dan 3250 studenten ingeschreven staan.”

Ligt bij deze superfaculteiten niet het gevaar op de loer dat er vijf kleine TU’s ontstaan?

,,Dit moet te allen tijde worden voorkomen. De TU moet méér een eenheid worden en niet minder. Bij vijf grote clusters moet men zonder meer waakzaam blijven dat zij niet allemaal hun eigen weg gaan. Een manier om dit te voorkomen is de vijf decanen te betrekken bij het bestuur van de universiteit. Bijvoorbeeld door samen met het cvb een soort managementteam te vormen. Ook kun je de eenheid binnen de TU bevorderen door de nadruk te leggen op onderzoeksgroepen en hun onderlinge dwarsverbanden, zoals bijvoorbeeld de DIOC’s (DelftsInterfacultair Onderzoekscentrum – red).

Maar het is nog niet zeker dat de vijf clusters er komen. Wij hebben een voorstel naast dat van de commissie-Dirken gelegd. Over alle twee zal uitvoerig worden gesproken. Pas daarna wordt een keuze gemaakt.

Overigens komen de decanen wellicht nog met een eigen aanpak voor clustering. Zij pleiten voor een strategie met meer lange-termijnvisie. Ook hun voorstel zal – als het bij ons wordt neergelegd – zorgvuldig worden bekeken.”

Op welke wijze verwacht u dat de clustering geld kan besparen? Door op te gaan in een cluster vermindert toch niet het werk van de studentenadministratie van bijvoorbeeld Elektrotechniek.

,,Nee, maar door automatisering verminderen wel hun werkzaamheden. Daarnaast bespaart het geld als administraties van meerdere faculteiten gebruik maken van eenzelfde informatiseringssysteem. Terugdringen van kosten van de ondersteunende diensten is een van de redenen voor de clustering. Van belang is dat een goede analyse wordt gemaakt waar en hoe er bespaard kan worden. De clusters krijgen een clusterbureau, waarin hun ondersteunende diensten worden ondergebracht. Welke vorm dit bureau moet krijgen en welke faciliteiten hierin worden opgenomen, onderzoekt op dit moment prof. Marcel de Bruin van het Universiteits Servicecentrum-in oprichting.

Overigens lijkt het er soms op dat wetenschappers niet gemotiveerd worden door een financiële benadering. Voor hen is inhoudelijke clustering interessanter. Daarbij wil ik wel aantekenen dat door terugdringing van kosten meer geld kan overblijven voor onderzoek en onderwijs.”


Figuur 2 ,,Wetenschappers lijken soms niet gemotiveerd te worden door een financiële benadering. Voor hen is inhoudelijke clustering interessanter”

Clustering in het hbo resulteerde in nieuwbouw waarin de verschillende richtingen zijn ondergebracht. Wordt er voor de clusters ook grootschalig gebouwd?

,,Nee, om de eenvoudige reden dat wij daarvoor niet genoeg geld hebben. Bovendien is in de meeste gevallen de huisvesting in orde. Wel zullen we bij de huisvestingsbeslissingen rekening houden met de clustering. STM moet bijvoorbeeld naar een nieuw gebouw. We zullen zorgvuldig bekijken of de faculteit ondergebracht kan worden vlakbij of in het gebouw van een van de andere clusteronderdelen.”

Inhoudelijke overeenkomst was een belangrijke achtergrond bij de clusterindeling van de commissie-Dirken. En bij het cvb?

,,Net zo goed. Neem bijvoorbeeld het cluster van WbMT, L&R en IO. Wij hebben voorgesteld om hier WbMT aan toe te voegen omdat wij ervan overtuigd zijn dat zowel IO als L&R veel aan de kennis van deze faculteit heeft. En andersom. Dit technologiegebied wordt namelijk gedragen door onder meer mechanica en ontwerpen.

Clustering sluit overigens aan bij de tendens in de wetenschap om meer samen, veelal op projectbasis, te ontwerpen en te onderzoeken. Nogmaals, wij staan open voor suggesties – ook uit de wetenschappelijke hoek – met betrekking tot de vorm van de clustering. Dit houdt wel in dat wetenschappers zelf moeten analyseren en oriënteren welke kant hun vak in de toekomst zal opgaan. Bijvoorbeeld: wat is de plaats van natuurkunde in de21e eeuw?”

Clustering is een onderwerp dat veel commotie veroorzaakt aan de TU. De kans is aanwezig dat het door alle tegenstand geen doorgang kan vinden.

,,Bij iedereen bestaat het gevoel dat het tijd is voor een andere indeling en grotere verbanden. De vraag is alleen op welke manier. Mijns inziens lopen de indelingen van Dirken en het college van bestuur weinig uiteen.

Overigens maak ik mij geen illusies. Als er geen draagvlak is voor de clustering, is deze niet uitvoerbaar. Het gaat er immers om een nieuwe inrichting te vinden waarvoor draagvlak bestaat; daaraan moet hard gewerkt worden. In februari 1997 moet duidelijk zijn met hoeveel beheerseenheden wij verder gaan en welke samenstelling ze hebben.”

Angèle Steentjes

,

Welke clusterindeling wordt het? De zeven opleidingsclusters voorgesteld door de commissie-Dirken of de vijf clusters die het college van bestuur op tafel heeft gelegd? Dr. Nico de Voogd, voorzitter van het cvb: ,,Niets ligt nog vast. Pas na uitvoerig overleg wordt beslist welk voorstel de basis vormt voor de definitieve clustering.”


Figuur 1 De Voogd: ,,De clustergrootte zal meevallen omdat studentenaantallen dalen”

De huidige indeling van faculteiten dateert van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Niets is er de laatste vijf decennia veranderd, uitgezonderd de komst van de nieuwe faculteit Technische Bestuurskunde. Vergaande versnippering heeft erin geresulteerd dat de TU op dit moment bestaat uit 22 beheerseenheden – dertien faculteiten, twee instituten en zeven centrale diensten – met allemaal hun eigen ondersteunende dienst. Een dure en moeilijk bestuurbare indeling van een onderwijsinstelling.

Onlangs boog de commissie-Dirken zich over deze kwestie, en dit mondde uit in een voorstel om de dertien faculteiten terug te brengen tot zeven. Verder wil de commissie niet gaan, omdat de clusters dan te groot zouden worden en daardoor moeilijker te besturen. Het college van bestuur kwam echter met een alternatief voorstel, waarbij vijf clusters overblijven. Er ontstaan dan vijf technologiegebieden van faculteiten die op technologisch gebied met elkaar overeenkomsten vertonen of elkaar kunnen aanvullen.

Is het cvb niet bang dat grote clusters moeilijk bestuurbaar zijn?

,,Het college is van mening dat de clustergrootte zal meevallen. Bij het samenstellen van de clusters is de commissie-Dirken uitgegaan van de huidige studentenaantallen. Het cvb verwacht dat de inschrijvingen de komende jaren zullen dalen; daardoor vallen onze clusters uiteindelijk minder groot uit.

Bijvoorbeeld bij het cluster van IO, L&R en WbMT gaat de commissie-Dirken uit van vierduizend studenten. Wij rekenen er daarentegen op dat daar over een paar jaar niet meer dan 3250 studenten ingeschreven staan.”

Ligt bij deze superfaculteiten niet het gevaar op de loer dat er vijf kleine TU’s ontstaan?

,,Dit moet te allen tijde worden voorkomen. De TU moet méér een eenheid worden en niet minder. Bij vijf grote clusters moet men zonder meer waakzaam blijven dat zij niet allemaal hun eigen weg gaan. Een manier om dit te voorkomen is de vijf decanen te betrekken bij het bestuur van de universiteit. Bijvoorbeeld door samen met het cvb een soort managementteam te vormen. Ook kun je de eenheid binnen de TU bevorderen door de nadruk te leggen op onderzoeksgroepen en hun onderlinge dwarsverbanden, zoals bijvoorbeeld de DIOC’s (DelftsInterfacultair Onderzoekscentrum – red).

Maar het is nog niet zeker dat de vijf clusters er komen. Wij hebben een voorstel naast dat van de commissie-Dirken gelegd. Over alle twee zal uitvoerig worden gesproken. Pas daarna wordt een keuze gemaakt.

Overigens komen de decanen wellicht nog met een eigen aanpak voor clustering. Zij pleiten voor een strategie met meer lange-termijnvisie. Ook hun voorstel zal – als het bij ons wordt neergelegd – zorgvuldig worden bekeken.”

Op welke wijze verwacht u dat de clustering geld kan besparen? Door op te gaan in een cluster vermindert toch niet het werk van de studentenadministratie van bijvoorbeeld Elektrotechniek.

,,Nee, maar door automatisering verminderen wel hun werkzaamheden. Daarnaast bespaart het geld als administraties van meerdere faculteiten gebruik maken van eenzelfde informatiseringssysteem. Terugdringen van kosten van de ondersteunende diensten is een van de redenen voor de clustering. Van belang is dat een goede analyse wordt gemaakt waar en hoe er bespaard kan worden. De clusters krijgen een clusterbureau, waarin hun ondersteunende diensten worden ondergebracht. Welke vorm dit bureau moet krijgen en welke faciliteiten hierin worden opgenomen, onderzoekt op dit moment prof. Marcel de Bruin van het Universiteits Servicecentrum-in oprichting.

Overigens lijkt het er soms op dat wetenschappers niet gemotiveerd worden door een financiële benadering. Voor hen is inhoudelijke clustering interessanter. Daarbij wil ik wel aantekenen dat door terugdringing van kosten meer geld kan overblijven voor onderzoek en onderwijs.”


Figuur 2 ,,Wetenschappers lijken soms niet gemotiveerd te worden door een financiële benadering. Voor hen is inhoudelijke clustering interessanter”

Clustering in het hbo resulteerde in nieuwbouw waarin de verschillende richtingen zijn ondergebracht. Wordt er voor de clusters ook grootschalig gebouwd?

,,Nee, om de eenvoudige reden dat wij daarvoor niet genoeg geld hebben. Bovendien is in de meeste gevallen de huisvesting in orde. Wel zullen we bij de huisvestingsbeslissingen rekening houden met de clustering. STM moet bijvoorbeeld naar een nieuw gebouw. We zullen zorgvuldig bekijken of de faculteit ondergebracht kan worden vlakbij of in het gebouw van een van de andere clusteronderdelen.”

Inhoudelijke overeenkomst was een belangrijke achtergrond bij de clusterindeling van de commissie-Dirken. En bij het cvb?

,,Net zo goed. Neem bijvoorbeeld het cluster van WbMT, L&R en IO. Wij hebben voorgesteld om hier WbMT aan toe te voegen omdat wij ervan overtuigd zijn dat zowel IO als L&R veel aan de kennis van deze faculteit heeft. En andersom. Dit technologiegebied wordt namelijk gedragen door onder meer mechanica en ontwerpen.

Clustering sluit overigens aan bij de tendens in de wetenschap om meer samen, veelal op projectbasis, te ontwerpen en te onderzoeken. Nogmaals, wij staan open voor suggesties – ook uit de wetenschappelijke hoek – met betrekking tot de vorm van de clustering. Dit houdt wel in dat wetenschappers zelf moeten analyseren en oriënteren welke kant hun vak in de toekomst zal opgaan. Bijvoorbeeld: wat is de plaats van natuurkunde in de21e eeuw?”

Clustering is een onderwerp dat veel commotie veroorzaakt aan de TU. De kans is aanwezig dat het door alle tegenstand geen doorgang kan vinden.

,,Bij iedereen bestaat het gevoel dat het tijd is voor een andere indeling en grotere verbanden. De vraag is alleen op welke manier. Mijns inziens lopen de indelingen van Dirken en het college van bestuur weinig uiteen.

Overigens maak ik mij geen illusies. Als er geen draagvlak is voor de clustering, is deze niet uitvoerbaar. Het gaat er immers om een nieuwe inrichting te vinden waarvoor draagvlak bestaat; daaraan moet hard gewerkt worden. In februari 1997 moet duidelijk zijn met hoeveel beheerseenheden wij verder gaan en welke samenstelling ze hebben.”

Angèle Steentjes

Welke clusterindeling wordt het? De zeven opleidingsclusters voorgesteld door de commissie-Dirken of de vijf clusters die het college van bestuur op tafel heeft gelegd? Dr. Nico de Voogd, voorzitter van het cvb: ,,Niets ligt nog vast. Pas na uitvoerig overleg wordt beslist welk voorstel de basis vormt voor de definitieve clustering.”


Figuur 1 De Voogd: ,,De clustergrootte zal meevallen omdat studentenaantallen dalen”

De huidige indeling van faculteiten dateert van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Niets is er de laatste vijf decennia veranderd, uitgezonderd de komst van de nieuwe faculteit Technische Bestuurskunde. Vergaande versnippering heeft erin geresulteerd dat de TU op dit moment bestaat uit 22 beheerseenheden – dertien faculteiten, twee instituten en zeven centrale diensten – met allemaal hun eigen ondersteunende dienst. Een dure en moeilijk bestuurbare indeling van een onderwijsinstelling.

Onlangs boog de commissie-Dirken zich over deze kwestie, en dit mondde uit in een voorstel om de dertien faculteiten terug te brengen tot zeven. Verder wil de commissie niet gaan, omdat de clusters dan te groot zouden worden en daardoor moeilijker te besturen. Het college van bestuur kwam echter met een alternatief voorstel, waarbij vijf clusters overblijven. Er ontstaan dan vijf technologiegebieden van faculteiten die op technologisch gebied met elkaar overeenkomsten vertonen of elkaar kunnen aanvullen.

Is het cvb niet bang dat grote clusters moeilijk bestuurbaar zijn?

,,Het college is van mening dat de clustergrootte zal meevallen. Bij het samenstellen van de clusters is de commissie-Dirken uitgegaan van de huidige studentenaantallen. Het cvb verwacht dat de inschrijvingen de komende jaren zullen dalen; daardoor vallen onze clusters uiteindelijk minder groot uit.

Bijvoorbeeld bij het cluster van IO, L&R en WbMT gaat de commissie-Dirken uit van vierduizend studenten. Wij rekenen er daarentegen op dat daar over een paar jaar niet meer dan 3250 studenten ingeschreven staan.”

Ligt bij deze superfaculteiten niet het gevaar op de loer dat er vijf kleine TU’s ontstaan?

,,Dit moet te allen tijde worden voorkomen. De TU moet méér een eenheid worden en niet minder. Bij vijf grote clusters moet men zonder meer waakzaam blijven dat zij niet allemaal hun eigen weg gaan. Een manier om dit te voorkomen is de vijf decanen te betrekken bij het bestuur van de universiteit. Bijvoorbeeld door samen met het cvb een soort managementteam te vormen. Ook kun je de eenheid binnen de TU bevorderen door de nadruk te leggen op onderzoeksgroepen en hun onderlinge dwarsverbanden, zoals bijvoorbeeld de DIOC’s (DelftsInterfacultair Onderzoekscentrum – red).

Maar het is nog niet zeker dat de vijf clusters er komen. Wij hebben een voorstel naast dat van de commissie-Dirken gelegd. Over alle twee zal uitvoerig worden gesproken. Pas daarna wordt een keuze gemaakt.

Overigens komen de decanen wellicht nog met een eigen aanpak voor clustering. Zij pleiten voor een strategie met meer lange-termijnvisie. Ook hun voorstel zal – als het bij ons wordt neergelegd – zorgvuldig worden bekeken.”

Op welke wijze verwacht u dat de clustering geld kan besparen? Door op te gaan in een cluster vermindert toch niet het werk van de studentenadministratie van bijvoorbeeld Elektrotechniek.

,,Nee, maar door automatisering verminderen wel hun werkzaamheden. Daarnaast bespaart het geld als administraties van meerdere faculteiten gebruik maken van eenzelfde informatiseringssysteem. Terugdringen van kosten van de ondersteunende diensten is een van de redenen voor de clustering. Van belang is dat een goede analyse wordt gemaakt waar en hoe er bespaard kan worden. De clusters krijgen een clusterbureau, waarin hun ondersteunende diensten worden ondergebracht. Welke vorm dit bureau moet krijgen en welke faciliteiten hierin worden opgenomen, onderzoekt op dit moment prof. Marcel de Bruin van het Universiteits Servicecentrum-in oprichting.

Overigens lijkt het er soms op dat wetenschappers niet gemotiveerd worden door een financiële benadering. Voor hen is inhoudelijke clustering interessanter. Daarbij wil ik wel aantekenen dat door terugdringing van kosten meer geld kan overblijven voor onderzoek en onderwijs.”


Figuur 2 ,,Wetenschappers lijken soms niet gemotiveerd te worden door een financiële benadering. Voor hen is inhoudelijke clustering interessanter”

Clustering in het hbo resulteerde in nieuwbouw waarin de verschillende richtingen zijn ondergebracht. Wordt er voor de clusters ook grootschalig gebouwd?

,,Nee, om de eenvoudige reden dat wij daarvoor niet genoeg geld hebben. Bovendien is in de meeste gevallen de huisvesting in orde. Wel zullen we bij de huisvestingsbeslissingen rekening houden met de clustering. STM moet bijvoorbeeld naar een nieuw gebouw. We zullen zorgvuldig bekijken of de faculteit ondergebracht kan worden vlakbij of in het gebouw van een van de andere clusteronderdelen.”

Inhoudelijke overeenkomst was een belangrijke achtergrond bij de clusterindeling van de commissie-Dirken. En bij het cvb?

,,Net zo goed. Neem bijvoorbeeld het cluster van WbMT, L&R en IO. Wij hebben voorgesteld om hier WbMT aan toe te voegen omdat wij ervan overtuigd zijn dat zowel IO als L&R veel aan de kennis van deze faculteit heeft. En andersom. Dit technologiegebied wordt namelijk gedragen door onder meer mechanica en ontwerpen.

Clustering sluit overigens aan bij de tendens in de wetenschap om meer samen, veelal op projectbasis, te ontwerpen en te onderzoeken. Nogmaals, wij staan open voor suggesties – ook uit de wetenschappelijke hoek – met betrekking tot de vorm van de clustering. Dit houdt wel in dat wetenschappers zelf moeten analyseren en oriënteren welke kant hun vak in de toekomst zal opgaan. Bijvoorbeeld: wat is de plaats van natuurkunde in de21e eeuw?”

Clustering is een onderwerp dat veel commotie veroorzaakt aan de TU. De kans is aanwezig dat het door alle tegenstand geen doorgang kan vinden.

,,Bij iedereen bestaat het gevoel dat het tijd is voor een andere indeling en grotere verbanden. De vraag is alleen op welke manier. Mijns inziens lopen de indelingen van Dirken en het college van bestuur weinig uiteen.

Overigens maak ik mij geen illusies. Als er geen draagvlak is voor de clustering, is deze niet uitvoerbaar. Het gaat er immers om een nieuwe inrichting te vinden waarvoor draagvlak bestaat; daaraan moet hard gewerkt worden. In februari 1997 moet duidelijk zijn met hoeveel beheerseenheden wij verder gaan en welke samenstelling ze hebben.”

Angèle Steentjes

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.