Campus

‘Zigeuners zijn muzikaal de beste’

Zo goed als de zigeuners spelen ze naar eigen zeggen niet. Toch won het Delftsch Studenten Zigeunerorkest Pipacs vorige maand in Hongarije een zigeunermuziekconcours. De tegenstanders waren dan ook twee andere Nederlandse studentenorkesten.

Wat hebben een groepje Delftse studenten met een voorliefde voor zigeunermuziek en de integratie van zigeuners in Hongarije met elkaar te maken? Een heleboel, zo blijkt uit het verhaal van het Delftsch Studenten Zigeunerorkest Pipacs.

Net als ieder jaar reisden de muzikanten van dit orkest vorige maand af naar het walhalla van de zigeunermuziek Hongarije. Niet alleen om te leren van de muzikanten daar, maar ook om mee te doen aan een project dat zigeuners moet laten zien dat er ook andere mensen van hun muziek houden.

Want zigeuners hebben het in Hongarije niet gemakkelijk. Pipacs-manager Sven ten Haaf kan daar van dichtbij over vertellen. “Zigeuners worden in Hongarije gediscrimineerd. Muzikaal zijn ze vaak de allerbeste, maar Hongaren vinden zigeuners over het algemeen verschrikkelijk. En ze zijn ook best moeilijk om mee om te gaan. Als ze geen zin meer hebben in hun werk, komen ze bijvoorbeeld gewoon niet meer opdagen.”

Ten Haaf was vorig jaar bij zigeuners thuis. “Daar merk je niet veel van discriminatie, omdat ze gescheiden leven. Er zijn alleen zigeuners en mensen die van zigeuners houden.” Hun leefsituatie deed Ten Haaf denken aan de Nederlandse woonwagenkampen. “Met heel veel kitsch, wat zij echt prachtig vinden.”

Maar vooral de muziek van de zigeuners fascineert Ten Haaf. “Het is heel melancholisch en het heeft anders dan klassieke muziek, waar het heel veel op lijkt, wel swing. Je kunt met zigeunermuziek een onwijze feeststemming creëren.”

Ten Haaf heeft zelf een klassieke achtergrond. Voordat hij bij het zigeunerorkest van het corps ging, speelde bij klassiek cello. In Pipacs speelt hij bas. Was die omschakeling moeilijk? Ten Haaf vindt van niet. “We hebben zo’n veertig optredens per jaar en repeteren elke week twee uur samen. Dat is vrij intensief en zo leer je het dus snel.”

Pipacs had al een heel verleden achter zich toen Ten Haaf er drie jaar geleden met zijn bas begon. “We hebben het negende lustrum net achter de rug, maar eigenlijk bestaan we al een jaar of vijftig, in wisselende samenstellingen”, vertelt hij.

Toch hebben al die jaren ervaring er niet toe geleid dat Pipacs zich echt kan meten met de Hongaren. “We spelen niet vals, maar we weten vaak niet precies waar de tempowisselingen zitten.” Raar vindt Ten Haaf dat niet. “Wij beginnen pas op ons achttiende of twintigste met zigeunermuziek. In Hongarije heb je jongetjes die vanaf hun vierde alleen maar spelen, zoveel dat ze zelfs niet naar school gaan. En jong geleerd is oud gedaan.”

Bovendien ontbreekt bladmuziek. “We hebben wel wat in ons archief en dat is handig om mee te studeren, maar in principe spelen zigeuners nooit met bladmuziek. En wij dus ook niet. We moeten veel luisteren en aanvoelen om het te leren.”

Maar als de zigeunermuziek eenmaal in het bloed zit, gaat het er niet meer uit. “Bij ons laatste lustrum zag ik oud-Pipacsmuzikanten van tachtig die nu nog steeds met elkaar in een orkestje spelen”, vertelt Ten Haaf. Of dat ook voor hem is weggelegd, weet hij nog niet. “Ik moet nog kijken wat de toekomst brengt.”

“Je kunt met zigeunermuziek een onwijze feeststemming creëren.”

Wat hebben een groepje Delftse studenten met een voorliefde voor zigeunermuziek en de integratie van zigeuners in Hongarije met elkaar te maken? Een heleboel, zo blijkt uit het verhaal van het Delftsch Studenten Zigeunerorkest Pipacs.

Net als ieder jaar reisden de muzikanten van dit orkest vorige maand af naar het walhalla van de zigeunermuziek Hongarije. Niet alleen om te leren van de muzikanten daar, maar ook om mee te doen aan een project dat zigeuners moet laten zien dat er ook andere mensen van hun muziek houden.

Want zigeuners hebben het in Hongarije niet gemakkelijk. Pipacs-manager Sven ten Haaf kan daar van dichtbij over vertellen. “Zigeuners worden in Hongarije gediscrimineerd. Muzikaal zijn ze vaak de allerbeste, maar Hongaren vinden zigeuners over het algemeen verschrikkelijk. En ze zijn ook best moeilijk om mee om te gaan. Als ze geen zin meer hebben in hun werk, komen ze bijvoorbeeld gewoon niet meer opdagen.”

Ten Haaf was vorig jaar bij zigeuners thuis. “Daar merk je niet veel van discriminatie, omdat ze gescheiden leven. Er zijn alleen zigeuners en mensen die van zigeuners houden.” Hun leefsituatie deed Ten Haaf denken aan de Nederlandse woonwagenkampen. “Met heel veel kitsch, wat zij echt prachtig vinden.”

Maar vooral de muziek van de zigeuners fascineert Ten Haaf. “Het is heel melancholisch en het heeft anders dan klassieke muziek, waar het heel veel op lijkt, wel swing. Je kunt met zigeunermuziek een onwijze feeststemming creëren.”

Ten Haaf heeft zelf een klassieke achtergrond. Voordat hij bij het zigeunerorkest van het corps ging, speelde bij klassiek cello. In Pipacs speelt hij bas. Was die omschakeling moeilijk? Ten Haaf vindt van niet. “We hebben zo’n veertig optredens per jaar en repeteren elke week twee uur samen. Dat is vrij intensief en zo leer je het dus snel.”

Pipacs had al een heel verleden achter zich toen Ten Haaf er drie jaar geleden met zijn bas begon. “We hebben het negende lustrum net achter de rug, maar eigenlijk bestaan we al een jaar of vijftig, in wisselende samenstellingen”, vertelt hij.

Toch hebben al die jaren ervaring er niet toe geleid dat Pipacs zich echt kan meten met de Hongaren. “We spelen niet vals, maar we weten vaak niet precies waar de tempowisselingen zitten.” Raar vindt Ten Haaf dat niet. “Wij beginnen pas op ons achttiende of twintigste met zigeunermuziek. In Hongarije heb je jongetjes die vanaf hun vierde alleen maar spelen, zoveel dat ze zelfs niet naar school gaan. En jong geleerd is oud gedaan.”

Bovendien ontbreekt bladmuziek. “We hebben wel wat in ons archief en dat is handig om mee te studeren, maar in principe spelen zigeuners nooit met bladmuziek. En wij dus ook niet. We moeten veel luisteren en aanvoelen om het te leren.”

Maar als de zigeunermuziek eenmaal in het bloed zit, gaat het er niet meer uit. “Bij ons laatste lustrum zag ik oud-Pipacsmuzikanten van tachtig die nu nog steeds met elkaar in een orkestje spelen”, vertelt Ten Haaf. Of dat ook voor hem is weggelegd, weet hij nog niet. “Ik moet nog kijken wat de toekomst brengt.”

“Je kunt met zigeunermuziek een onwijze feeststemming creëren.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.